Buitenlandzeven vragen

De landbelofte aan Israël laat zich niet zomaar ‘claimen’

Theologische discussies over Israël spitsen zich nogal eens toe op Bijbelse beloften voor de Joden. Zijn die nog van kracht?

2 January 2024 15:41Gewijzigd op 2 January 2024 21:47
Een Palestijnse vrouw oogst vruchten van een olijfboom nabij Jeruzalem. Paulus gebruikt in Romeinen 11 het beeld van een olijfboom om de verhouding tussen Israël en de heidenen mee weer te geven. beeld EPA, Atef Safadi
Een Palestijnse vrouw oogst vruchten van een olijfboom nabij Jeruzalem. Paulus gebruikt in Romeinen 11 het beeld van een olijfboom om de verhouding tussen Israël en de heidenen mee weer te geven. beeld EPA, Atef Safadi

Wat wordt er bedoeld met de landbelofte?

Dat is de belofte door God aan Abram gedaan in Genesis 12:7: „Aan uw zaad zal ik dit land geven.” Later is deze belofte op verschillende manieren herhaald. Vandaar de term Beloofde Land.

Zegt deze belofte dat Israël áltijd recht had op het land?

De belofte zelf geldt „in eeuwigheid”, volgens Genesis 13:15. Tegelijk kent de Bijbel –zoals vaker– een spanning rond het spreken over de belofte. In Deuteronomium 28 verbindt Mozes beloften van zegen aan gehoorzaamheid van het verbondsvolk. Maar daarnaast wijst hij op de verbondsvloek en verstrooiing vanuit het Beloofde Land als gevolg van ongehoorzaamheid. In een bepaald opzicht is de belofte dus voorwaardelijk. Tegelijk wijzen andere Bijbelgedeelten op de blijvende trouw van God, Die ondanks zonden van Israël door het oordeel van ballingschap heen Zijn volk zál terugbrengen naar hun land.

Deze Bijbelse gelaagdheid heeft geleid tot verschillende visies op de landbelofte. Met name in het verleden is wel de conclusie getrokken dat het Joodse volk in de ongehoorzame verwerping van Christus als Messias het recht op het land zou hebben ‘verspeeld’. Anderen wijzen op het „onberouwelijke” karakter van Gods beloften, zoals dat verwoord wordt in Romeinen 11:29. Zij zien daarom –op verschillende manieren– nog wel een vervulling van de landbelofte voor zich.

Is de landbelofte nu van toepassing op de staat Israël?

De stichting van de staat Israël in 1948 heeft veel kerken aan het denken gezet. Het is moeilijk om in deze gebeurtenissen níet Gods hand te zien, zo klonk het. Vaak is een lijn getrokken naar Ezechiël 37. De profetie van beenderen die bij elkaar komen zou wijzen op de terugkeer van Joden uit de diaspora. Een ander deel van de profetie zou nog wachten op vervulling: de geest moet nog in de beenderen komen, wat staat voor de toekomstige bekering van Israël.

Naast de theologische visie heeft de huidige situatie in Israël echter ook een politieke kant. Die beide aspecten kunnen niet zomaar probleemloos aan elkaar worden verbonden, bijvoorbeeld door met een beroep op de landbelofte de inzet van het Israëlische leger te legitimeren. De Bijbelse gegevens wijzen er duidelijk op dat de landbelofte zich niet zomaar laat ‘claimen’.

Overigens verschillen ook Joden zelf hierover van mening. Sommige groepen in Israël beroepen zich op de landbelofte voor politiek handelen. Terwijl anderzijds bepaalde orthodoxe Joden juist kritisch zijn op de staat Israël, omdat volgens hen de landbelofte alleen vervuld kan worden door de beloofde Messias, die nog komen moet.

In gesprekken over Israël valt nogal eens de term vervangingstheologie. Wat is dat?

Hiermee wordt de gedachte bedoeld dat Israël niet langer een bijzondere plaats inneemt als volk van God. Sinds de komst van Christus heeft de kerk die plaats ingenomen. Israël zou dus ‘vervangen’ zijn door de kerk. Dat wil zeggen dat oudtestamentische beloften die op Israël betrekking hebben nu gelezen moeten worden als aan de christelijke gemeente gedaan.

In de vorige eeuw namen veel kerken afstand van deze theologie, omdat deze de blijvende betekenis van beloften aan Israël ontkent.

Anderen spreken over vervullingstheologie; wat houdt dat dan in?

Het gaat hier om de overtuiging dat in Christus álle beloften van God zijn vervuld. Ook de beloften aan Israël. Hoewel deze opvatting op zich breed wordt gedragen, komen bij de uitwerking van wat ”vervuld” betekent grote verschillen openbaar. Er zijn theologen die vanuit deze theologie afstand nemen van een aardse betekenis van beloften aan Israël, zoals de landbelofte. Zo schrijft dr. A. van de Beek: „Christus is de vervulling van heel de Torah en dus ook van het land. (…) Dat betekent dat Israël moet afzien van het land.”

Anderen verwijten deze visie „vervangingstheologie in een nieuwe jas” te zijn. Zij stellen dat vervulling van de beloften in Christus niet in tegenspraak is met een tweede, concrete vervulling van de beloften voor Israël in deze tijd.

De Bijbel schrijft dat ”geheel Israël zalig zal worden” (Romeinen 11:26). Hoe wordt dat uitgelegd?

Op verschillende manieren. Een stroming in de kerkgeschiedenis heeft deze tekst alleen willen betrekken op het „geestelijke Israël”: op uitverkorenen uit Joden en heidenen. Anderen verwachtten op grond van deze woorden een toekomstige bekering van het Joodse volk. Daarbij verschillen de opvattingen over de reikwijdte van het woord „geheel”. Zijn dat alle Joden, hoofd voor hoofd, op een bepaald moment in de geschiedenis? Of staat het in deze tekst meer voor een substantieel deel uit het volk, zoals de Bijbel op andere plaatsen spreekt over een „rest” of „overblijfsel”? Ook lopen de visies uiteen als het gaat om de tijd van deze belofte. Regelmatig is die verbonden aan eindtijdverwachtingen over bijvoorbeeld een duizendjarig rijk.

Hoe keken reformatoren en nadere reformatoren tegen het Joodse volk aan?

In de Reformatie leefde over het algemeen geen sterke verwachting voor Israël. Luther hoopte aanvankelijk op een bekering onder Joden, maar keerde zich later in huiveringwekkende bewoordingen tegen hen. Calvijn was zo scherp niet, maar spreekt evenmin van een Bijbelse verwachting voor het Joodse volk. ”Israël” in Romeinen 9-11 las hij als „het gehele volk van God” uit Joden en heidenen.

Deze positie van Calvijn is lang leidend geweest in de gereformeerde theologie, maar al vroeg waren er ook andere geluiden. Zo verwachtte Martin Bucer, reformator in Straatsburg, een nog komende bekering van Israël. Deze gedachte leefde ook bij meerdere puriteinen en nadere reformatoren. Bekend zijn de woorden van Samuel Rutherford: „O, dat schouwspel te zien dat, op de komst van Christus op de wolken na, het meest vreugdevolle is! Onze oudste broeders, de Joden, en Christus vallen elkaar om de hals en kussen elkaar! Ze zijn lange tijd gescheiden geweest; ze zullen vriendelijk voor elkaar zijn wanneer ze elkaar ontmoeten.”

19970971.JPG
beeld RD

Geerten Moerkerken, theoloog en onderzoeksjournalist

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer