Ömer Sert (20) verloor verloofde tijdens aardbeving in Turkije: „Ik wilde het niet geloven”
Ömer Sert (20) doet zijn verhaal haast emotieloos; Turkse mannen huilen immers niet in het openbaar. Bij het graf van zijn verloofde Hatice verliest hij echter het gevecht met de tranen. Dat Sert door de aardbeving in februari 2023 zijn arm kwijtraakt, kan hij nog een plek geven. Maar zijn grote liefde te moeten missen, verscheurt hem.
Zodra hij in de buurt van zijn vroegere appartement komt, leunt Sert vanaf de achterbank van de auto naar voren. Hij speurt de omgeving af, op zoek naar iets wat hij herkent. Dat valt niet mee in een wijk waar zeker 80 procent van de woningen tegen de vlakte ligt. Hetzij door de aardbeving, hetzij door slopers die de zwaar beschadigde appartementen vanwege instortingsgevaar met de grond gelijk maakten. „Het is moeilijk om de straten te herkennen”, zegt Sert.
Dan begint hij plots te wijzen. „Hier stond mijn basisschool.” Zodra hij het eerste herkenningspunt heeft, vallen de dingen op hun plek. „Dit is de plaats waar ik ben opgegroeid. Kijk, en hier was de kapper. Daar heb ik als jongen nog gewerkt. Er is niets meer van over”, moet hij constateren. „En hier zat de slager.” In het half ingestorte gebouw is een zwartgeblakerde oven te zien. Een poster prijst diverse soorten vlees aan. Sert schudt zachtjes zijn hoofd en maakt een klikkend geluid met zijn tong.
De auto stopt voor een puinvlakte ter grootte van een voetbalveld – zoals er zo veel zijn in Antakya. Lopend probeert Sert zijn appartement te lokaliseren. Tussen de brokstukken liggen allerlei spullen, variërend van een Koran tot een zwart kinderschoentje. Dan een eerste aanwijzing. De Turk wijst naar twee kleedjes, het ene paars, het ander geel. „Die lagen op tafel in de woonkamer.” Een vloertegel en een verfrommelde rood-blauw geblokte trui van Sert vormen een extra bevestiging. „Hier moet het geweest zijn.”
„Het is nauwelijks te bevatten om je buurt zo te zien”, zegt Sert, die al eens eerder terugging naar de wijk. Toen waren slopers nog druk in de weer. Nu staat hij voor het eerst daadwerkelijk op de puinhopen van het appartement. „Het voelt ontzettend vreemd. Het is verschrikkelijk.” Ondertussen balt hij zijn hand telkens tot een vuist. „Het is moeilijk onder woorden te brengen wat dit met me doet.”
Bruidspaar
Van de tachtig personen die in het acht verdiepingen tellende appartement woonden, hebben slechts enkelen de aardbeving overleefd. Onder hen zijn de moeder van Sert en zijn twee broertjes. Sert, woonachtig op Cyprus, was juist op bezoek, hier in Antakya. Deze eeuwenoude stad in het zuiden van Turkije –het Bijbelse Antiochië– wordt zwaar getroffen. Duizenden gebouwen storten op 6 februari als kaartenhuizen in elkaar, met een veelvoud aan doden als gevolg. In heel Turkije kost het natuurgeweld aan zeker 50.000 mensen het leven.
Op het puin komen de herinneringen bij Sert als vanzelf naar boven. Dan wordt het hem even te veel. Hij loopt een tiental meters weg en rookt een sigaretje. Even later komt hij, na alleen wat over het puin gespeurd te hebben, met een pasfoto in zijn hand aangelopen. Gevonden. „Deze is van een oude vriend van mij. Hij is ook omgekomen. Het trappenhuis viel boven op hem.” Wat verderop ligt een recente foto van een lachend bruidspaar tussen de brokstukken. „Van een stelletje dat vlak naast ons woonde.”
In een eettent in de buurt vertelt de 20-jarige Turk zijn verhaal. Buiten klinkt het geratel en geschraap van machines – tien maanden na de aardbeving is de stad de fase van puinruimen nog altijd niet voorbij. Jerry Mattix, een goede vriend van Sert die met hem meegekomen is uit Cyprus, vertaalt het gesprek naar het Engels. De mannen leren elkaar na de aardbeving kennen. Er bloeit een unieke vriendschap op tussen de christen en de moslim.
Voor de aardbeving woont en werkt Sert samen met zijn vader en een aantal ooms op Cyprus. Hij moet echter terug naar Turkije om zijn militaire dienstplicht te vervullen. „Ik had mijn familie al lange tijd niet gezien, dus ik besloot om voor langere tijd in Antakya te verblijven, totdat ik mij moest melden in het leger”, zegt Sert, die intrekt bij zijn moeder.
Secondewerk
Om toch inkomen te hebben, werkt Sert als bezorger. Omdat hij last van zijn buik heeft, stopt Sert daags voor de aardbeving wat eerder dan gebruikelijk. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om thee te drinken met zijn vriendin Hatice, met wie hij sinds 2019 een relatie heeft. Enkele dagen daarvoor hebben beide families hun goedkeuring voor de verloving gegeven en zijn er ringen uitgewisseld. Het dolgelukkige stelletje hoopt twee weken daarna een feestje te geven. Sert neemt die middag afscheid, niet wetend dat het de laatste keer is dat hij haar ziet.
Terug in het appartement van zijn moeder brengt hij nog wat tijd door met zijn familie, om in de loop van de nacht naar bed te gaan. „Ik was net in slaap gevallen, toen de aardbeving plaatsvond”, vertelt Sert. „Het hele gebouw begon te schudden. Wij woonden op de onderste verdieping van het appartement. De muur van onze kamer viel naar buiten, zo op de stoep.”
Sert behoudt de tegenwoordigheid van geest. „Het eerste waar ik aan dacht was mijn familie; hoe ik hen zo snel mogelijk naar buiten kon krijgen. Ik hoorde gebouwen om ons heen al instorten. Mijn invalide broertje kon niet zelfstandig het gebouw uitkomen, dus ik wist dat ik hem als eerste moest helpen. Ik duwde hem met zijn medische bed en al door het gat dat in de muur was ontstaan.”
Vervolgens bekommert hij zich samen met zijn moeder over zijn jongste broertje. Het is secondewerk, het puin valt al naar beneden. Op het laatste nippertje duwt Sert zijn moeder het gebouw uit. „Een deel van het appartement viel al boven op haar. Gelukkig wist zij met hulp van anderen daaronder vandaan te komen.”
Sert kan zich niet meer op tijd in veiligheid brengen. „Ik werd geraakt door de betonkolom achter me. Door de klap viel ik plat voorover op mijn buik. En toen voelde ik de rest van het gebouw boven op me neervallen.” Dat hij niet geplet werd, kwam doordat het gebouw scheef instortte, legt Sert uit. „Daardoor ontstond wat ruimte in de vorm van een driehoek. Ik zie daar de hand van God in, dat Hij me echt heeft beschermd”, zegt de jonge moslim.
Rioolwater
Omdat Sert moeite heeft met ademen, probeert hij zich te draaien. Dan merkt hij dat zijn linkerarm achter zich vastgeklemd zit tussen het beton. „Ik dacht zo om te rollen, maar ik merkte toen pas dat mijn arm vastzat. Het gevoel in mijn arm was verdwenen. Door de draaiende beweging brak ik mijn arm ook nog. Die was overigens hoe dan ook al verloren.”
Ook dreigt de Turk te stikken. „Er stroomde water in de ruimte waar ik lag. Het regende hard, en er kwam water van onder het gebouw, zoals rioolwater. Op een gegeven moment stond het water tot aan mijn nek zodat ik mijn hoofd moest optillen om te kunnen blijven ademhalen. Ik legde een steen onder mijn hoofd. Gelukkig steeg het water niet verder.”
Hoewel het aardedonker is, maakt Sert uit de geluiden op dat er mensen in zijn nabijheid liggen. „Ik hoorde gemompel en gekreun. Met sommigen van hen sprak ik een tijdje. Een van hen was een buurjongen, zijn naam was Juma. We probeerden elkaar moed in te praten door te zeggen dat we gered zouden worden. Maar al snel reageerde hij niet meer. Een voor een werden de mensen om mij heen stil.”
Toch verliest Sert de moed niet. „Ik probeerde hoopvol te blijven. Dus toen het eenmaal wat rustiger werd, probeerde ik mijn stem te laten horen. Ik wist niet hoe diep ik zat en of ze mij wel konden horen.” Met zijn vrije hand probeert hij geluid te maken. Vier dagen ligt Sert onder het puin, in de vrieskou, met niet meer aan dan zijn ondergoed.
Amputeren
Het is de moeder die de stem van haar zoon hoort. De toegesnelde familie van Sert probeert uit alle macht hem van onder het puin vandaan te halen. „Mijn neven probeerden dingen open te breken en een manier te vinden om mij te bereiken. Ze konden me niet zien; ik lag te diep onder het puin. Op een gegeven moment leek het alsof ze een raam openden. Er viel een klein straaltje licht naar binnen.”
De redding laat dan nog uren op zich wachten, tot groot ongeduld van de familie. „Het hoofd van het reddingsteam nam de nodige voorzorgsmaatregelen en zocht naar een veilige manier om mij eruit te krijgen. Maar voor mijn familieleden duurde het allemaal veel te lang. „Ga uit de weg, laat ons hem eruit halen”, zeiden ze. Ze begrepen niet dat de reddingswerkers de tijd moesten nemen. Er kon van alles vallen of instorten.”
Na 28 uur ploeteren weten de reddingswerkers de jongeman te bereiken. „Ze vonden een smalle doorgang, maar toen moesten ze door nog een laag heen breken om bij me te komen. Het lukte ze om mijn arm te bevrijden. Vervolgens legden ze mij in een deken en werd ik door de tunnel getild die ze hadden geopend om me naar buiten brengen.”
In het ziekenhuis ondergaat hij meerdere operaties. Artsen zien zich genoodzaakt om zijn arm deels te amputeren. „Ik begreep dat volkomen, daar had ik mij al bij neergelegd. Onder het puin had ik al door dat mijn arm niet meer te redden viel.”
Uiteindelijk wordt zijn volledige arm tot aan de schouder geamputeerd. Deels door eigen schuld. „De artsen gaven mij zware medicijnen, maar ik nam ze niet in omdat ik bang was dat ik er verslaafd aan zou raken. Daardoor tastte een infectie steeds meer weefsel aan en moesten de artsen steeds meer wegsnijden. Ze wilden zelfs mijn hele schouderblad erafhalen. Toen ben ik toch mijn medicijnen gaan innemen.”
Rouwen
Sert vertelt het verhaal kalm en feitelijk, zonder zijn emoties prijs te geven. Maar dat is slechts aan de oppervlakte. „Ik probeer mijzelf sterk te houden”, zegt hij. „Maar van binnen doet het me veel. Als dit gesprek voorbij is zal ik waarschijnlijk stilletjes in een hoekje gaan zitten en zal alles weer bovenkomen. Dan zal ik zeker moeten huilen. Maar dat doe ik privé. Dit is niet de tijd en de plaats om te huilen.”
Bij het graf van zijn verloofde Hatice verliest hij alsnog het gevecht met de tranen. Naar Turks gebruik is zijn geliefde begraven in de streek waar de familie vandaan komt. Na een autorit van een halfuur in de richting van de Syrische grens komen we aan bij een begraafplaats in de bergen bij Altınözü. Het terrein telt een tiental graven. Het merendeel is in februari gedolven, blijkt uit de witte grafstenen met daarop een klein rood Turks vlaggetje.
De graven van zijn verloofde en haar familie zijn de meest eenvoudige van de begraafplaats. Drie hoopjes aarde met slechts wat hout en steen en een gekleurde doek. Namen ontbreken. In het midden ligt zijn vriendin, links daarvan haar zusje en rechts de moeder, wijst Sert aan. Het is zijn tweede bezoek aan het graf sinds de aardbeving tien maanden geleden. De eerste keer ging hij met een familielid, maar toen kreeg hij nauwelijks tijd om te rouwen. Hij moest onverstoorbaar en sterk zijn.
Deze keer krijgt hij die mogelijkheid wel. Mattix doet een kort gebed in het Turks, voordat Sert alleen achterblijft. Hij knielt neer bij het graf. Het is voor het eerst dat de emoties de overhand krijgen. Hij wrijft in zijn ogen en probeert zijn tranen te bedwingen. Er heerst een serene stilte. Op de achtergrond liggen de groene heuvels van Syrië, in de mist gehuld.
Het is kort na de aardbeving als Sert hoort van het overlijden van zijn vriendin. Hij kan dat maar moeilijk geloven. „Hoewel ik haar niet kon bereiken, ging ik ervan uit dat ze nog leefde. Maar op Valentijnsdag, toen we ons verlovingsfeest zouden geven, vertelde mijn moeder dat ze was overleden. Ik wilde haar niet geloven. Dus belde ze Hatices vader en hij bevestigde dat. Toen moest ik het wel erkennen.”
Sert zoekt naar woorden om de pijn die hij ervaart te beschrijven. „Ik mis alles aan haar. We hadden al jaren een relatie en we zouden gaan trouwen. Inmiddels is er al flink wat tijd verstreken, maar ik blijf haar ontzettend missen. Mijn arm kwijtraken was traumatisch. Maar haar verliezen valt me nog veel zwaarder.”
Prothese
Toch probeert de Turk de draad weer op te pakken. Na enkele maanden keerde hij terug naar Cyprus, waar zijn baas hem ondanks zijn ene arm de mogelijkheid geeft om te blijven werken in de montagefabriek. Sert is ervan overtuigd dat hij een weg vooruit zal vinden. „Ik heb nog niet echt nagedacht over de toekomst, maar ik geloof wel dat er nieuwe deuren zullen opengaan. Dat er ook weer goede dingen zullen gebeuren.”
Hij heeft inmiddels een prothese gekregen, al is hij daar nog niet heel gelukkig mee. Sert hoopte op een robotarm, maar die bleek te duur. De gewone prothese die hij kreeg, is voor zijn gevoel nutteloos. „Die hangt daar maar. Ik kan er niets mee.” Hij geeft er daarom de voorkeur aan om de kunstarm helemaal niet te dragen. Hij redt zichzelf wel zonder dat hulpmiddel. Als Mattix hem wil helpen met bij het uittrekken van zijn bodywarmer, weert hij dat af.
Steun
De volgende dag hoopt Sert weer terug te keren naar Cyprus. Alles beter dan te moeten wonen in de stad waar hij met zo veel lijden geconfronteerd werd. „Het is voor mij niet mogelijk om hier te blijven. Het beste is om verder te gaan. Door de dingen die ik heb meegemaakt –het verlies van mijn arm, het trauma en andere complicaties– voel ik me hier niet veilig.”
Waarom hij nu toch terugkomen is naar Antakya? „Een van de belangrijkste redenen dat ik hier ben, is Jerry. Je bent een grote steun voor me geweest”, richt hij zich tot zijn vriend. „Ik heb psychologen bezocht, ik ben bij veel mensen geweest die me geprobeerd hebben te helpen. Maar de meeste steun krijg ik van mensen zoals jij, die bereid zijn om met me mee te gaan en dit verdriet en trauma onder ogen te zien. In de hoop dat ik het zo wat kan afsluiten.”
Ook wilde Sert graag nog eens de stad zien waar hij is geboren en opgegroeid. „Mijn hart ligt hier. Ik spreek voortdurend met mijn familie hier. Ik wil dat mensen zich bewust zijn van de situatie. Er zijn mensen in Antakya voor wie het puur overleven is en die de trauma’s nog niet hebben verwerkt. Ik kan ze helpen door de aandacht te vestigen op deze schreeuwende nood.”