Volledig in shock waren de slachtoffers die net onder het puin vandaan kwamen. Ambulanceverpleegkundigen Dick Hollaar (31) uit Oud-Beijerland en Lennart Visser (36) uit Puttershoek vingen hen op in een Turks ziekenhuis.
Wie wil er naar Turkije om medische hulp te bieden? Die vraag krijgen de twee medewerkers van de ambulancedienst Rotterdam, beiden christen, vorige week onder ogen via WhatsApp. Hollaar geeft zich meteen op. „Zorg verlenen zit in mijn bloed. Als je een oproep krijgt om iets te betekenen, dan doe je dat”, vindt hij. Het aantal aanmeldingen was volgens hem zo groot, dat er nog wel tien vliegtuigen gevuld hadden kunnen worden. Uiteindelijk mogen 7 artsen en 23 ambulanceverpleegkundigen uit Nederland mee naar de zwaargetroffen stad Kahramanmaras, onder wie Dick, zijn tweelingbroer Martien en collega Lennart Visser.
„Mijn vrouw en kinderen vonden het wel spannend”, zegt Visser. Toch weet hij het thuisfront te overtuigen. Hoewel gebouwen in het rampgebied instabiel zijn, heeft hij zich de achterliggende dagen „geen moment” onveilig gevoeld. „Ik wilde dit doen uit naastenliefde en ik weet dat God altijd met me is. Het ziekenhuisgebouw was veilig verklaard door de autoriteiten, maar de scheuren zitten wel in de muur en het pleisterwerk is van de wanden af.”
Vrijdag vloog de groep naar Turkije; dinsdagmiddag keerden de dertig hulpverleners terug. Vanaf het vliegveld, vlak voor het opstijgen, doen de twee dertigers hun verhaal.
Schrikbarend
„Overal chaos”, zo omschrijft Hollaar de situatie in het rampgebied. Hij trof een volledig verwoeste binnenstad aan. Gebouwen die met de grond gelijk zijn gemaakt. Mensen die ontredderd bij de puinhopen wachten, in de hoop dat hun familieleden er nog levend onder vandaan komen. En angst, heel veel angst. „Mensen van wie de woning overeind was blijven staan, durfden niet meer naar binnen. Bang dat de boel alsnog zou instorten.” Op straat zien ze kinderen in skipakjes bij kampvuurtjes.
In de nacht van zondag op maandag maakt de groep een naschok mee. „Dan schrik je wel”, vertelt Visser. „Een collega rolde uit bed en spullen vielen uit de kasten. Het meest schrikbarend vond ik de blik in de ogen van de mensen bij wie we te gast waren.”
Uitgedroogd
In het ziekenhuis pakte de groep Nederlanders op de spoedeisende hulp (SEH) de reguliere zorg op. Visser herinnert zich een man met een gebroken onderarm. „De breuk was zo gecompliceerd dat hij geopereerd moest worden. Toen hij over de operatie hoorde, gilde hij het uit. Omdat hij niet meer verder kon zoeken naar vermiste familieleden.”
De verpleegkundigen ontmoeten mensen die hun volledige familie kwijt zijn. „Zelfs na een week hoopten ze nog dat hun geliefden de aardbeving hadden overleefd”, zegt Hollaar. En dat is mogelijk, weet het duo. Zondag werden nog vier slachtoffers het ziekenhuis binnengebracht die levend onder het puin vandaan gehaald waren. Zes dagen hadden ze daar gelegen. „Ze waren helemaal uitgedroogd, zaten onder het stof, hadden breuken van het beton. Hartverscheurend.” Het medisch team diende hun zo snel mogelijk heel veel vocht toe.
Het verbaast de verpleegkundige dat mensen zo lang kunnen overleven onder de brokstukken. „De aardbeving overviel de mensen ’s nachts. Ze lagen dus in bed en konden zich warm houden onder hun dekens”, probeert hij dat te verklaren. „Anderen konden drinken krijgen omdat ze wel voor een deel zichtbaar waren tussen de brokstukken. Verder hadden reddingswerkers kleine hondjes die getraind zijn om met water en voedsel naar slachtoffers toe te gaan als mensen nog niet bij hen kunnen komen. De dieren likken hen ook, wat adrenaline geeft om vol te houden. Dan zit je wel klem tussen het puin, maar het geeft moed als er steeds zo’n hondje bij je komt.”
Stil
Het ziekenhuis waar de Nederlands bijsprongen, werd vorige week verlaten aangetroffen door het Israëlische leger. Al het personeel was weggevlucht, op zoek naar hun familie. „Als ik op mijn werk hoor dat m’n huis instort, ga ik ook naar m’n vrouw en kinderen”, zegt Hollaar begripvol. De Israëli’s wisten de boel in korte tijd weer op de rit te krijgen. „Er lagen dode patiënten in bed”, weet Visser.
Wat al het leed met de mannen gedaan heeft? „Het maakt je stil”, zegt Hollaar. „Ik ga nu naar huis, er staat een gezin en een woning op me te wachten. Bizar dat dit 5000 kilometer verderop voor miljoenen mensen niet het geval is. Zij hebben niks meer. Zo’n ervaring geeft waardering voor alles wat je in Nederland hebt. Ik ga niet meer zeuren over een krasje op m’n auto.”
Hij zwijgt even. „Weet je, in een noodkamp van het Rode Kruis, waar mensen in tentjes verbleven, stond een kind te huilen omdat het geen speelgoed had. Ik heb twee kinderen en een schuur vol speelgoed, maar kon het kind niet eens een knuffel geven.”
De reis bracht Visser „terug naar de realiteit: hoeveel rijkdom wij in Nederland hebben. Dat ik in een huis kan slapen en me veilig voel, dat mijn vrouw en kinderen er nog zijn. Je staat weer met beide benen op de grond.”