Schrijvers als Maarten ’t Hart en Jan Wolkers rekenden in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw luidruchtig af met hun gereformeerde opvoeding. Intussen is het stof neergedwarreld en diende zich een nieuwe generatie auteurs aan die de kerk verliet.
Voor de Willem de Zwijgerstichting analyseerde neerlandicus Hidde Slotboom uit Kampen vier ”millennialromans” waarin het gereformeerde protestantisme een belangrijke rol speelt. In de brochure ”Na de uittocht” behandelt hij ”Dorsvloer vol confetti” (2009) en ”Hoor nu mijn stem” (2017) van Franca Treur, ”Wormen en engelen” (2017) van Maarten van der Graaff en ”De avond is ongemak” (2018) van Lucas Rijneveld. „In de afgelopen twintig jaar werden in Nederland opvallend vaak romans waarin het christelijk geloof een belangrijke rol speelt met prijzen bekroond of goed verkocht”, signaleert Slotboom, die docent is aan de Universiteit Utrecht. „Deze successen laten zien dat het christendom nog lang niet is verdwenen uit de Nederlandse literatuur.”
Hoe verklaart u de populariteit van romans waarin het orthodox-christelijke geloof een rol speelt?
„Ik vergelijk het met het succes van de streekroman. Die was aan het begin van de twintigste eeuw populair omdat de wereld die erin werd beschreven aan het verdwijnen was. Nu denk ik niet dat het christendom in Nederland gaat verdwijnen, maar niemand kan ontkennen dat het onder druk staat. Daardoor is een fascinatie gegroeid voor de bevindelijk gereformeerden, die dankzij de secularisatie juist zichtbaarder zijn geworden. Veel andere vormen van protestantisme zijn immers gemarginaliseerd. Bovendien worden ze sterker dan voorheen geassocieerd met de verdwijnende cultuur van het platteland. Net als de teloorgang van het boerenleven zorgt de secularisatie voor een gevoel van gemis, of in elk geval voor nostalgie.”
Wat viel u op aan deze romans?
„Franca Treur en Maarten van der Graaff vertellen echt een ander verhaal dan Jan Wolkers en Maarten ’t Hart. In de romans van Treur en Van der Graaff gaat het niet om ontworsteling aan het gereformeerde milieu, maar om het onderzoeken van een vorm van religie die op veel plaatsen al is verdwenen. Ze schrijven veel meer van binnenuit en zonder expliciete veroordeling. Dat sluit aan bij een nieuwe visie op religie die in de samenleving is ontstaan. Omdat veel mensen niet meer zelf met het geloof zijn opgevoed zijn ze er weer ontvankelijker voor geworden.”
Wat betekent dit voor de houding van bevindelijk gereformeerden ten aanzien van deze literatuur?
„Orthodoxe protestanten hebben kritiek van buitenstaanders in het verleden vaak gemakkelijk en snel naast zich neergelegd. Wie de groep verliet, verloor daarmee ook het recht van spreken. Bij schrijvers als Wolkers en ’t Hart was die reactie ergens nog wel te begrijpen, omdat die zich scherp afzetten tegen alles wat met het christendom te maken had. Omdat ik zelf afkomstig ben uit bevindelijk gereformeerde kring kan ik me goed voorstellen dat het pijnlijk is wanneer een romanschrijver bekritiseert wat voor jou dierbaar is. Toch denk ik dat het vruchtbaarder is om in elk geval bij de recentere auteurs wat langer te luisteren naar wat ze te zeggen hebben voor je je een oordeel vormt. Neem ze serieus. Hun blik op het protestantisme is scherp, maar niet veroordelend. Ze helpen om te begrijpen hoe het debat over het christelijke geloof in Nederland in de afgelopen decennia vorm kreeg. En ze houden de lezer een spiegel voor: wat zegt hun verhaal over mezelf, over mijn manier van geloven? Ben ik alleen maar bezig met de vorm en met uiterlijke zaken? Als je zo leest kun je dieper peilen wat er op het spel staat en ben je beter in staat het gesprek met kerkverlaters te blijven voeren. Op lange termijn is zowel de schrijver als de gemeenschap die achterbleef hiermee gediend.”
De tijd van de antithese is wat u betreft voorbij?
„De religieuze kaart van Nederland ziet er anders uit dan vijftig jaar geleden toen secularisatiegolven over ons land gingen en er meer dan nu sprake was van vijandige reacties jegens gelovigen. Literaire schrijvers zijn milder en vriendelijker geworden als het over religie gaat. Het is daarom belangrijk om bij de duiding van literatuur niet te snel met morele oordelen te komen, of romans vanwege het ontbreken van een christelijke geloofsovertuiging als existentieel of nihilistisch weg te zetten. Want dat doet geen recht aan de werkelijkheid en kan ook een averechts effect hebben. Tien jaar geleden werd ik op de middelbare school nog voorzien van een wapenrusting voor een seculiere aanval die er in die vorm nooit kwam. Als we mensen waarschuwen voor iets wat gevaarlijk zou zijn en ze merken vervolgens dat het eigenlijk wel meevalt, dan staat onze geloofwaardigheid op het spel. We kunnen maar beter het eerlijke verhaal vertellen.”
Moet het literatuuronderwijs op reformatorische scholen worden aangepast?
„We worden omringd door allerlei verhalen, literatuur is maar een van de vele vormen. Deze wereld houdt ons voortdurend verhalen voor over succes, authenticiteit en betekenis. Dat geldt ook voor de bevindelijk gereformeerde wereld. De Mercedessen op het kerkplein, de grootte van de pastorie en gestileerde bekeringsverhalen in kinderboeken beïnvloeden ons evengoed. De gedachte dat we worden gevormd door de verhalen die ons omringen zou kunnen leiden tot cultuuronderwijs dat radicaler is dan het huidige literatuuronderwijs op reformatorische scholen. Het gaat dan niet langer over de vraag of specifieke romans, zoals die van Franca Treur of Jan Wolkers, leerlingen kunnen beïnvloeden. Alle literatuur kan dat, en die beïnvloeding blijft ook niet beperkt tot de wereld van het boek. Bij de vorming van leerlingen tot weerbare burgers hoort dat ze leren begrijpen hoe al die verhalen in de media en in reclames hen kunnen beïnvloeden.”
De brochure ”Na de uittocht” van Hidde Slotboom is een uitgave van de Willem de Zwijgerstichting.