„Wie heeft u geschapen? God.” Zo begint het ”Klein vragenboekje voor kinderen” van ds. L.G.C. Ledeboer. Ds. D. de Wit schreef er een uitleg bij. „Ik hoop dat die helpt om over de Heere te spreken.”
Het vragenboekje van ds. Ledeboer (1808-1863), een bekende afgescheiden predikant uit Benthuizen, verscheen voor het eerst in 1860. Ds. De Wit (59), predikant van de gereformeerde gemeente in Kesteren, kent het boekje „al heel lang” en waardeert het „om de eenvoud”. Hij schreef een uitleg bij de 97 vragen. Als titel koos hij een regel uit een bekend gedichtje van Ledeboer: ”Zoek Jezus vroeg” (uitg. Gebr. Koster).
Wordt het vragenboekje van ds. Ledeboer nog veel gebruikt?
„Er zijn gemeenten waar het vragenboekje gebruikt wordt op catechisatie voor jonge kinderen. In mijn vorige gemeente Borssele was er een ouderling die het altijd bij zich had. Maar verder weet ik niet of het veel gebruikt wordt.”
Hoe kwam u op het idee om een uitleg te schrijven bij het vragenboekje?
„Dat komt door een vraag op een huisbezoek, in oktober 2018, om iets te doen voor kinderen van 10 tot 12 jaar. Die vraag bespraken we op de kerkenraadsvergadering. Dat heeft ertoe geleid om in ons kerkblad, het Kerkelijk Nieuws, elke twee weken een stukje uitleg te schrijven bij het vragenboekje van ds. Ledeboer.
Achter de vraag op huisbezoek lag ook het verlangen om iets te schrijven zodat er in de gezinnen iets aan huisgodsdienst kan gebeuren. Ik hoop dat het boekje in de gezinnen een plekje mag krijgen en dat het ouders helpt om met kinderen te spreken over de Heere en Zijn dienst. Dat vinden ze niet altijd eenvoudig. Het is zo belangrijk dat de kinderen, in de storm van deze tijd, in het gezin in alle rust over de Heere en Zijn Woord horen.
Ik heb ook altijd een stille hoop gehad dat de Heere in kinderharten Zijn genadewerk wil verheerlijken. Ik schreef dit boekje met verwachting.”
Voor welke leeftijd is uw boekje bedoeld?
„De vraag op huisbezoek ging over kinderen van 10 tot 12 jaar. Maar het kan ook voor jongere kinderen gebruikt worden. Bij het schrijven heb ik kinderen van 5 tot 12 jaar voor ogen gehad.”
Onlangs schreef oud-docent Nederlands Cor Bregman in De Saambinder dat de belangstelling voor ds. Ledeboer in de Gereformeerde Gemeenten nooit heel sterk is geweest. Hoe komt dat, denkt u?
„Ik zag in het archief in Digibron dat er regelmatig wel een artikel over ds. Ledeboer in De Saambinder gestaan heeft. In 1989 bijvoorbeeld zelfs een hele serie. Maar het is zeker goed dat Bregman –mijn vroegere leermeester– hierop wijst. Het is nodig dat we aandacht blijven geven aan het gedachtegoed van ds. Ledeboer. We moeten terug naar onze wortels.
Ook over bijvoorbeeld Hendrik de Cock (die eveneens aan de wieg stond van de Afscheiding in de negentiende eeuw, KvdB) weten mensen heel weinig. Veel discussies zouden een wending kunnen krijgen als we teruggaan naar waar we vandaan komen. Zowel als het gaat over de inhoud van de geloofsleer, als ook rondom bijvoorbeeld het zingen van gezangen in de kerk. Ds. Ledeboer en ds. De Cock hebben daarvan gezegd: Niet doen; terug naar het zingen van de Schrift, de psalmen.”
Een bekende vraag, die u in de inleiding van uw boekje aanhaalt, is: „Hebben wij grond om te bidden om de Geest? Ja, in onze doop.” Wat betekent dit volgens u?
„Het is opvallend dat Ledeboer die vraag stelt nádat hij de wedergeboorte heeft behandeld. Dan zegt hij: „Wie kan dat werken? God, door Zijn Woord en Geest. Moeten wij Hem ook om die Geest bidden? Ja, beslist.” En dán komt de vraag over de doop. Ledeboer legt dus veel nadruk op de Persoon en het werk van de Heilige Geest.
Het is wel heel mooi dat dit hier zo staat. Als de Heere niemand meer zou bekeren, dan hoefden die kinderen ook niet meer te vragen om het werk van de Heilige Geest. Maar juist bij de heilige doop zien we dat de Heere voortgaat met Zijn werk, ook onder de kinderen. Daarom dopen we ook kinderen.
Zo mogen de kinderen een grond hebben om te vragen om de wedergeboorte door de Heilige Geest. Want daarvoor zijn ze afgezonderd op het gebied van het genadeverbond. Als je dat zet tegenover kinderen die nooit van de Heere horen, wat zijn onze kinderen dan op een tere plek.
Het gaat me om de kinderen. Wat me onder meer aan Ledeboer verbindt, is dat hij altijd veel aandacht en liefde voor hen had.”