Op weg naar kunstmatige intelligentie met een ziel
Kunstmatige intelligentie (AI) raakt steeds meer verknoopt met het dagelijks leven. Zo zelfs dat het onderscheid tussen AI en een mens van vlees en bloed vervaagt. Kan deze ontwikkeling onbeperkt doorgaan?
Steeds vaker vullen kunstmatig intelligente systemen menselijke vaardigheden aan. Bijvoorbeeld door rechters te ondersteunen bij de inschatting hoe groot de kans is dat een veroordeelde moordenaar in herhaling zal vallen. AI kan artsen helpen een diagnose te stellen. Kunstmatig intelligente chatbots vervangen al geregeld een mens aan de telefoon, en AI handelt succesvoller op de beurs dan menig beurshandelaar.
Kunstmatige intelligentie heeft als kenmerk dat ze zelflerend is. Doordat het systeem dat gebruikmaakt van AI steeds meer gegevens verzamelt, kan het putten uit een steeds grotere bak met data. En zo steeds slimmer worden.
Deze techniek is geen hersenschim meer, maar realiteit. Kunstmatig intelligente netwerken zijn steeds beter in staat tot machinaal leren en het leggen van verbanden, maakten onderzoekers van de New York University en de Spaanse Pompeu Fabra Universiteit deze week wereldkundig in tijdschrift Nature. De zogeheten ”meta-learning for compositionality” (MLC) levert volgens hen soms al betere prestaties dan een mens. Nadeel is wel dat elke combinatie van begrippen eerst moet worden geoefend.
Sommige futurologen verwachten dat deze ontwikkeling vrijwel onbegrensd door zal gaan. Doordat AI zichzelf voortdurend verbetert, zal er op een dag een „explosie” plaatshebben van niet-menselijke „superintelligentie”, verwacht Nick Bostrom, filosoof aan de universiteit van Oxford. Er zal een moment aanbreken dat de mens zijn zelfstandig evoluerende technologie niet meer begrijpt, stelt de filosoof. Dan ontstaat een zogeheten technologische singulariteit. Vanaf dat tijdstip zal de mensheid drastisch veranderen. Als zo’n superintelligentie wordt gecombineerd met humane robots zou er een „almachtige” entiteit kunnen ontstaan die de mens overvleugelt.
Dat levert beslist geen „happy end” op, vreest Bostrom. Niemand weet wat die superintelligente entiteit gaat doen. Ontwikkelt deze empathie met de mens, of niet? Is de mens gedoemd om als slaaf zijn eigen creatie te dienen? Wellicht ontstaat er ook een nieuwe religie, waarbij data het voorwerp van menselijke aanbidding zijn, en algoritmes de grond van geloof en vertrouwen, meent de Israëlische futuroloog Yuval Harari. Dergelijke vrij extreme visies worden gewoonlijk geschaard onder de noemer ”sterke AI”.
De meeste AI-onderzoekers verwerpen sterke AI en het akelige scenario van Bostrom en Harari. Zij zien kunstmatig intelligente robots vooral als hulp of teamgenoot, schrijft de Belgische filosoof Mark Coeckelbergh in zijn boek ”AI Ethics” (2020). Ter ondersteuning van de genoemde arts en rechter, als chatbot of beurshandelaar. Deze visie op kunstmatige intelligentie heet ”zwakke AI”; deze vorm, waarbij AI één kunstje beheerst, is breed geaccepteerd.
Sterke AI roept echter grote vragen op: „Kunnen computers wel superintelligent, zelfbewust, creatief en empatisch worden?” Coeckelbergh vraagt zich dat sterk af. Mensen ontwikkelen „know-how”, inzicht in hun doen en laten; AI komt niet verder dan „know-that”: het loopt een serie algoritmes af. „Alleen mensen kunnen weten wat relevant is, een computer niet.”
Machine met bewustzijn
Toch heeft sterke AI tal van aanhangers, onder wie de Amerikaanse naturalistische filosoof Daniel Dennett. Hij meent dat AI zelf een geest kan ontwikkelen. Hoe dan? Als de menselijke geest niet meer is dan het resultaat van stroompiekjes in de zenuwbanen en de communicerende zenuwuiteinden, is die kunstmatig na te maken. Als het menselijk brein niet meer is dan een computer van grijze massa, en de mens niet meer dan een „machine met bewustzijn”, is die kunstmatig na te bouwen. Bostrom ziet mogelijkheden om het menselijke brein te scannen, te vatten in computeralgoritmes en vervolgens te reproduceren in intelligente software.
Zo’n zelfbewuste robot roept nieuwe vragen op. Moet zo’n kunstmatig intelligente robotkopie van de mens dan ook rechten krijgen? Sociale, humane, mensachtige AI-robots met een lichaam hebben immers net als de mens een morele waarde in zichzelf, stelt Amy DeBaets, ethica van de Hackensack Meridian School of Medicine (VS), in haar proefschrift ”Robot as person” (2012).
Saoedi-Arabië kende de kunstmatig intelligente mensachtige robot Sophia al in 2017 dezelfde rechten toe als elke andere staatsburger van het land. Terwijl de robot niet slimmer is dan de eerste de beste chatbot, zei robotonderzoeker Koen Hindriks van TU Delft destijds tegen de NOS. „Sophia begrijpt helemaal niks.”
Coeckelbergh oppert nog een aantal morele kwesties. Heeft zo’n AI-robot gevoel en bewustzijn? Mag je hem slaan of schoppen? Mag je de knop uitzetten, of maak je de robot dan dood?
Incompleet
Robert Larmer, hoogleraar filosofie aan de universiteit van New Brunswick (VS), noemt de materiële visie van Dennett en andere aanhangers van sterke AI op de menselijke geest „armelijk”. Die doet geen recht aan de realiteit, maar streeft slechts de beste naturalistische verklaring van de werkelijkheid na. Het standpunt van dergelijke wetenschappers is dat een geest of ziel niet bestaat. „Maar wanneer een immateriële, handelende geest wel bestaat, is de naturalistische wetenschap op zijn best incompleet”, stelt Larmer in het boek ”Minding the brain” (2023).
Mensen bestaan niet enkel uit materie; ze zijn tegelijk een zelfbewuste geest, een geestelijke ziel die onmogelijk via evolutionaire processen kan zijn ontstaan, beargumenteert J.P. Moreland, hoogleraar filosofie aan de Biola University in La Mirada (VS), in hetzelfde boek. Met zes argumenten onderbouwt hij zijn stelling. Een daarvan luidt: „Als ik een fysiek object ben, lichaam of brein, heb ik geen vrije wil. Ik heb echter wel een vrije wil, dus ik ben geen fysiek object. Ik ben een fysiek object of een ziel, daarom ben ik een ziel.”
Geest en lichaam staan met elkaar in verband via betekenisvolle informatie, legt Angus Menuge, hoogleraar filosofie van de Concordia University Wisconsin (VS), ook in hetzelfde boek, uit. „Informatie kan bestaan uit abstracties en uit fysieke handelingen. Mensen hebben de capaciteit om de vertaalslag te maken tussen beide vormen van informatie. Ze kunnen gedachten omzetten in bewegingscommando’s, en zenuwsignalen in bewuste ervaringen.”
De relatie tussen geest en lichaam maakt mensen tot wezens met een bewustzijn. Bewustzijn overstijgt het materiële. „Dat laat zich niet vangen in een formule of algoritme”, betoogt Winston Ewert, computerwetenschapper van Baylor University (VS), in ”Minding the brain”. „De menselijke geest omvat zowel een niet-rekenkundig zelfbewustzijn als kennis die in algoritmes kan worden beschreven.”
Niet-rekenkundig
Vanwege dat niet-rekenkundige aspect kan kunstmatige intelligentie nooit de menselijke cognitieve vaardigheden bereiken, stelt Ewert. Kunstmatige intelligentie is immers afhankelijk van de kennis die mensen erin stoppen.
De computerexpert heeft nog een argument om te onderbouwen dat het schrikbeeld van sterke AI niet realistisch is. „We kunnen verwachten dat mensen steeds beter worden in het bouwen van kunstmatig intelligente systemen.” Maar een kunstmatig intelligent systeem kan nooit intelligenter zijn dan zijn makers; ze zullen nooit in staat zijn iets te maken dat henzelf qua intelligentie evenaart, laat staan overtreft. Het stadium van technologische singulariteit zal dus nooit worden bereikt, meent Ewert.
De Belgische filosoof Mark Coeckelbergh waardeert de sterke kanten van AI, maar erkent de beperkingen ook. „Menselijke intuïtie en know-how laten zich niet vangen in algoritmes.” Hij wijst erop dat AI heel goed is in het herkennen van patronen, „maar wijsheid kunnen we nooit delegeren aan machines.” Wat mensen maken, gaat niet verder dan oorzaak-gevolgpatronen, stelt ook de Nederlandse ethicus Bert-Jan Heusinkveld, predikant van de gereformeerde kerk (binnen de Protestantse Kerk in Nederland) te Daarle, in zijn proefschrift ”De betere mens” (2021).
Zondeval
Het verwachtingspatroon van sterke AI is zo extreem omdat het uitgangspunt van sterke AI al verkeerd is, constateert Paul Golata, wetenschapper aan de Southwestern Baptist Theological Seminary. „Superintelligentie zal een menselijke creatie zijn naar het beeld van de gevallen mens”, betoogt hij in zijn boek ”The Ethics of superintelligent design” (2018). „Het gevolg van de zondeval was verwoesting, verwarring en schade aan het verstand, het gevoelsleven en de neigingen. Het is een grove misvatting als een mens denkt dat hij met zijn eigen beperkte intelligentie ten slotte Gods alwetendheid zal kunnen evenaren.”
Hoever kan en mag een mens gaan in de ontwikkeling van AI? Er is naar Coeckelberghs mening een ethiek nodig die grenzen stelt, „die zegt dat iets niet acceptabel is”.
Welke ethiek dat moet worden, is echter niet om het even. Seculiere ethische standpunten kunnen schuiven naarmate de wetenschap vordert en de publieke opinie meebeweegt. Golata wijst er daarom op dat de ethiek van kunstmatige intelligentie wel een solide basis moet hebben. „Ze zal falen, wanneer ze niet onderkent dat de harten en geesten van de mensheid zijn vervreemd van God. Mensen zijn moreel verantwoording schuldig aan God. Daarom moeten technologische verbeteringen onderworpen zijn aan de wetten, voorschriften en principes die God heeft geopenbaard in Zijn Woord. Wanneer de waardigheid en verantwoordelijkheid van de mens niet worden erkend en gerespecteerd, zal onbegrensde kunstmatige intelligentie grote schade kunnen aanrichten aan de mensheid.”