De 'C' in CDA blijft binnen de partij een discussiepunt
In aanloop naar de verkiezingen herleeft in het CDA het debat over de ‘C’ in de partijnaam. Vier vragen.
Om welke discussie gaat het deze keer?
De redactie van het CDA-blad Christen Democratische Verkenningen (CDV) bracht woensdag een themanummer uit, gewijd aan de vragen: Welke accenten moet de christendemocratie leggen, en is de term christendemocratie nog altijd de geëigende benaming om de waarden en principes van de partij uit te dragen? Over die vragen verschillen de CDA’er vanouds van mening. Ook dit keer, zo laat het themanummer zien.
Waar komt het verschil in standpunten op neer?
Zoals zo vaak bij dergelijke discussies zijn eigenlijk alleen insiders in staat om dat te doorgronden en uit te leggen, maar het kan verhelderend werken om even stil te staan bij de laatste keer dat het debat opleefde. Dat was in 2017. Toen werd in het CDA volop gediscussieerd over de vraag hoe de partij zich moest verhouden tot het conservatisme/ populisme. Sommigen pleitten er toen voor het CDA nadrukkelijker in de markt te zetten als sociaal-conservatief in plaats van als christelijk-sociaal.
Eén van hen was oud-fractievoorzitter Pieter Heerma. Hij schreef: „conservatieven hebben net als christendemocraten waardering voor (de lessen van de) traditie, geschiedenis en cultuur. Vandaar ook de gedeelde waardering voor het maatschappelijk weefsel, zoals dat wordt gesponnen vanuit de samenleving zelf. Naast deze houding van prudentie, stabiliteit en voorzichtigheid delen conservatieven en christendemocraten in grote lijnen een aantal fundamentele bezwaren tegen de geest van het moderne mens- en maatschappijbeeld.”
Zijn tegenhanger in de discussie, oud-Kamerlid Jan Schinkelshoek, betoogde daarentegen dat de politieke voorouders van het CDA juist welbewust met het conservatisme braken toen ze de strijd aanbonden voor de vrijheid van onderwijs. De strijd was volgens hem onderdeel van een breed politiek programma van politici die in de eerste plaats een emancipatiebeweging van ‘de kleine luyden’ wilde vormen. Geen conservatieve beweging dus.
Heerma bracht daar weer tegenin dat het conservatisme, anders dan het liberalisme of het socialisme, niet de hoeder is van een almachtige overheid of een ongebreidelde markt. Als de stabiliteit van de samenleving in het geding is, zijn rechtgeaarde conservatieven volgens zeker bereid in de benen te komen, bijvoorbeeld wanneer blijkt dat werken als gevolg van een te hoge lastendruk voor de middenklasse onvoldoende lonend is.
Al met al was de discussie of die ‘c’ nu stond voor conservatief of voor christelijk-sociaal toen dus behoorlijk complex.
En nu? Is ook deze discussie net zo verwarrend als destijds?
Ja, eigenlijk wel. Eén van de CDA’ers die een brede, oecumenische invulling wil geven aan de ‘c’ blijkt oud-justitieminister Ferd Grapperhaus te zijn. De CDV-redactie heeft hem aangetrokken als columnist en meteen in zijn eerste column poneert hij de stelling dat lijsttrekker Bontenbal niet vol „op het christelijke orgel” moet gaan. Maar dat lijkt de nieuwe voorman ook allerminst van plan te zijn. Zie de eerste speech die hij twee weken geleden gaf op een CDA-ledencongres. Daarin citeerde hij met instemming oud-CDA-senator Alfons Dölle (een sociaal-conservatief) en voerde hij tegelijkertijd een heel inspirerend christelijk-sociaal pleidooi over onder andere bestaanszekerheid. Grapperhaus’ vermaning lijkt dus volstrekt overbodig te zijn.
Doet de uitkomst van de discussie eigenlijk wel ter zake?
Het is niet zo dat het CDA nu een christelijke of confessionele partij is à la SGP en ChristenUnie. Het streven van de partij is er ook nooit op gericht geweest „dat Gods Woord als norm aanvaard wordt voor het politieke en maatschappelijke leven”, of dat haar leden „zich verenigen vanuit het christelijk geloof, zoals kernachtig verwoord in de Geloofsbelijdenis van Nicea.” Het bestaande beginselprogramma van de partij is daar ook helder over; dat stelt dat de partij het Evangelie in de eerste plaats ziet als „een perspectief.”
In het deze week verschenen CDV-nummer geeft directeur Pieter-Jan Dijkman van het wetenschappelijk instituut aan wat als het aan hem ligt de uitkomst van de discussie over de christelijke grondslag van het CDA zou kunnen zijn. Namelijk: dat de partij nog beter onder woorden gaat brengen dat christelijke politiek volgens het CDA niet neerkomt op het poneren van idealen of een set aan ethische beginselen of principes waar de samenleving zich naar dient te voegen. Volgens Dijkman is het een kwestie van voorstellen doen „waarvan op goede gronden kan worden beweerd dat ze in lijn liggen met het christelijke mensbeeld en de christelijke denktraditie van goed en vreedzaam samenleven met elkaar.”
Het zou zomaar kunnen dat de interne partijdiscussie daarop uitkomt. Mocht dat zo zijn, dan heeft dat hier en daar wellicht consequenties voor het profiel en de koers van het CDA, maar van een radicale ommezwaai zal geen sprake zijn.