Huwelijk in twee generaties drastisch gedevalueerd
Het huwelijk heeft in de moderne maatschappij veel van zijn betekenis verloren. In plaats van een fundamentele ordening van het menselijk leven is het een van de mogelijke opties geworden. Dat heeft ingrijpende consequenties. Het huwelijk is immers een scheppingsordening.
Tegenwoordig wordt bijna de helft van de kinderen in Nederland buiten het huwelijk geboren. Vorig jaar was dat 42 procent. Rond 1960, dus twee generaties terug, lag dat rond de 3 procent. Een formidabele stijging. Werd destijds het ongehuwd moederschap in brede kring als een schande beschouwd, nu is het taboe daarop in onze maatschappij vrijwel verdwenen. Ging het destijds vooral om alleenstaande moeders die onbedoeld zwanger geworden waren, nu vindt het overgrote deel van de buitenechtelijke geboorten plaats binnen een relatie. Men heeft er zelf voor gekozen.
Culturele revolutie
We hebben hier te maken met een ingrijpende verschuiving in opvattingen en gedragingen die helaas door de overheid zonder meer is geaccepteerd. Onderdeel van een culturele revolutie, die duidelijk samenhangt met de secularisatie van onze maatschappij.
Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw gold het huwelijk als een belangrijke levenskeuze die ook grote maatschappelijke betekenis had. Op allerlei manier benadrukte de overheid de waarde van het huwelijk.
Tot je dertigste jaar moest je toestemming hebben van je ouders om te trouwen. Een kerkelijke huwelijks- inzegening mocht pas plaatshebben nadat het huwelijk voor de overheid was gesloten. Aan het al of niet gehuwd zijn werden allerlei maatschappelijke gevolgen verbonden. Echtscheiding was moeilijk en uiteraard was het huwelijk een verbintenis tussen een man en een vrouw.
Zowel binnen als buiten de kerken was er een brede consensus over het fundamentele karakter van het huwelijk. Voor de katholieken was het huwelijk zelfs een sacrament en was de kerkelijke huwelijkssluiting het meest wezenlijke. Voor echtscheiding was eigenlijk geen ruimte. Protestanten, ook orthodoxe protestanten, stonden daar wat anders in.
In de aanloop naar de Algemene Kinderbijslagwet van 1963 werd in de Katholieke Volkspartij zelfs de vraag opgeworpen of het wel passend was dat in die wet de kinderbijslag aan ongehuwde moeders op één lijn gesteld werd met die aan gezinnen. Weliswaar zouden ook ongehuwde moeders geld moeten ontvangen voor het levensonderhoud van hun kinderen, maar eigenlijk was daarvoor een aparte regeling nodig.
Norm en praktijk
Nu was er in het maatschappelijk leven ook ten aanzien van het huwelijk wel verschil tussen norm en praktijk. De ”grote leugen”, waarbij de een de ander van overspel beschuldigde terwijl dat niet had plaatsgevonden, maakte echtscheiding makkelijker dan de wetgever bedoeld had.
Ten tijde van de naoorlogse woningnood trouwden katholieke paren voor de wet om alvast op de wachtlijst voor een huurwoning te komen. Het kerkelijk huwelijk vond pas later plaats en in de tussentijd leefden ze als ongehuwden.
Ongehuwd samenwonen kwam ook vroeger voor. Voor de Franse Revolutie was het in Nederland verboden, maar in de praktijk was er niet zo veel tegen te doen. Schijnhuwelijken kwamen eveneens voor. Toen burgemeester Oud van Rotterdam (1886-1968) een kind verwekt had bij een andere vrouw dan de zijne, vreesde hij voor zijn positie. De oplossing werd gevonden door zijn vader met de betreffende vrouw te laten trouwen!
Toen Irene Vorrink, de latere minister van Volksgezondheid in het kabinet-den Uyl, in 1946 ongehuwd zwanger was, werd voor haar een huwelijk gearrangeerd. De vrees bestond dat haar ongehuwd moederschap negatief zou afstralen op de positie van haar vader, die voorzitter was van de PvdA. Die partij probeerde juist ingang te vinden bij rooms-katholieken en orthodox-protestanten.
Op al dit soort verschijnselen had de overheid ook vroeger weliswaar beperkt grip, maar het stond buiten discussie dat het huwelijk een hoeksteen van de maatschappij was. Dat is nu volstrekt voorbij. Dat nu ook twee mannen met elkaar kunnen trouwen of twee vrouwen, maakt duidelijk dat men geen besef meer heeft van wat het huwelijk inhoudt. Met de invoering van het geregistreerd partnerschap is een surrogaathuwelijk geïntroduceerd.
Bij allerlei regelingen maakt het niets meer uit of je nu getrouwd bent, een geregistreerd partnerschap bent aangegaan of samenwoont. Dat het huwelijk een verbintenis voor het leven is, is evenzeer weggezakt. Reclame voor overspel wordt als aanvaardbaar beschouwd. Elkaar trouw zijn in een relatie geldt voor velen nog wel als de norm. Maar dan wel zo lang als het duurt. De norm van de huwelijkstrouw gold daarentegen je leven lang.
Groeiende kloof
Er groeit dus een kloof tussen de wijze waarop onze overheid het huwelijk beziet en de betekenis die het huwelijk heeft voor orthodoxe christenen. Anders dan rooms-katholieken hebben protestanten het huwelijk altijd gezien als een zaak die de overheid moest regelen. Maar dan ging het wel om een christelijke overheid. Tenminste om een overheid die voor haar beleid, althans in grote lijnen, de Bijbelse normen inzake het huwelijk als uitgangspunt nam.
Nu dat steeds minder het geval is, kan dat allerlei problemen oproepen. Een aantal jaren geleden is de minimumhuwelijksleeftijd voor vrouwen verhoogd van 16 naar 18 jaar en daarmee gelijkgetrokken met die voor mannen. Dat is nog tot daaraantoe, maar wat wanneer de minimumhuwelijksleeftijd bepaald zou worden op 25 jaar, uitgaande van de gedachte dat het wel goed is dat jonge mensen eerst wat levenservaring opdoen in verschillende samenwoningsrelaties voordat ze een officieel huwelijk aangaan?
Uiteraard is de devaluatie van het huwelijk het gevolg van een vrije seksuele moraal die tegenwoordig de toon aangeeft. Overigens is dat ook bij veel christenen het geval. De meeste kerken doen niet moeilijk meer over ongehuwd samenwonen en een geregistreerd partnerschap zou je ook kerkelijk kunnen inzegenen.
Een andere visie op het huwelijk heeft uiteraard consequenties voor het gezin. De devaluatie van het huwelijk heeft geleid tot talloze echtscheidingen, ook in gezinnen met jonge kinderen. Dat dit ingrijpende gevolgen heeft, wordt inmiddels in brede kring erkend. Maar tot dusver heeft dat niet geleid tot een grotere waardering voor het klassieke huwelijk. Daarvoor dragen de achterliggende maatschappelijke en ethische verschuivingen een te fundamenteel karakter. De fundamenten zijn omgestoten (Psalm 11:3).
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.