Cultuur & boeken
Het kinderboek, een venster en een spiegel. Of allebei

Te dik, te wit, te weinig divers. Of te stereotiep. Er is tegenwoordig veel te doen rond kinderboeken en de personages die erin voorkomen. „Te weinig aandacht voor mensen met een andere kleur of geaardheid!” klinkt het. Of juist: „Kinderen worden zomaar blootgesteld aan allerlei ideologieën!” Welke invloed heeft een kinderboek op een kind?

beeld iStock
beeld iStock

1. De wijde wereld

„Hoe is het bij jou thuis? Wat maakt jouw huis een thuis? Bij iedereen is het thuis anders. We kunnen zo veel van elkaar leren, lees mee!” Met die woorden moedigt de organisatie achter de Kinderboekenweek, boekenkoepel CPNB, lezers dit najaar aan om op verkenningstocht te gaan. Via boeken. Het thema van dit jaar, ”Bij mij thuis”, nodigt extra uit om een deurtje verder te kijken. Want wie een boek pakt, duikt een andere wereld in – het is een bekende uitspraak.

Maar als je luistert naar de stemmen in de media lijkt dat helemaal niet zo te zijn. Er is volop kritiek op de inhoud van kinderboeken. Het kan allemaal veel diverser, veel kleurrijker, veel minder stereotiep ook. Waarom zijn gemene juffen eigenlijk bijna altijd dik, oud en lelijk en lieve juffen mooi en blond? vroeg toenmalig kinderboekenambassadeur Manon Sikkel zich in 2019 al af.

Diversiteit omvat een veel breder scala onderwerpen dan je in eerste instantie zou kunnen denken. Naast seksuele geaardheid of gender ook bijvoorbeeld uiterlijk. Maar evengoed de gezondheidstoestand van personages of hun financiële situatie.

In kinderboeken wordt altijd al rekening gehouden met de samenstelling van de maatschappij en de opvattingen die er leven. Toch blijkt uit onderzoek dat veel Nederlandse jeugdboeken een vrij monotoon en soms clichématig beeld van de maatschappij neerzetten: een die bijvoorbeeld overwegend wit is en waar mannen de belangrijke taken uitvoeren. Het kinderboek loopt dus achter op de echte wereld. Pas als iets is geaccepteerd door de meerderheid komt het terug in kinderboeken.

Daarbij gaat het natuurlijk over de mainstream, de hoofdmoot. Er is altijd een voorhoede, die gevoelige thema’s eerder aankaart. In dit geval is dat bijvoorbeeld uitgeverij Rose stories die zich sinds 2014 sterk maakt voor een divers kinderboekenaanbod. De laatste jaren houden ook gevestigde uitgevers zich daar nadrukkelijker mee bezig. Het thema van de Kinderboekenweek ”Bij mij thuis” past in deze ontwikkeling. Het schept kansen om allerlei leefsituaties en gezinsvormen onder de aandacht te brengen, zonder het –toch wel gevoelige– thema diversiteit exclusief in de schijnwerpers te zetten.

2. Spiegels en vensters

Wat is de bedoeling van een kinderboek? Is het vooral een middel om de wereld te ontdekken? Of is het bedoeld om het eigen leefmilieu er veilig in af te bakenen, zoals bij sommige boeken vanuit reformatorische hoek weleens lijkt?

Rudine Sims Bishop, vooraanstaand jeugdliteratuurwetenschapper uit de Verenigde Staten, schreef in 1990 dat boeken soms een venster zijn „die een zicht op de wereld bieden”. Zulke vensters kunnen spiegels worden, stelt ze, als je als lezer je eigen leven en je eigen ervaringen in die vensters gereflecteerd ziet. Juist naar die spiegeling gaan lezers vaak op zoek.

Lezen is zo eigenlijk een middel tot zelfbevestiging. Dat is iets wat lezers nodig hebben: herkenning en meteen de erkenning dat ze een plek in de maatschappij hebben. Er zijn voorbeelden te over van mensen van kleur die opgroeiden met Nederlandse kinderboeken en bijvoorbeeld dachten dat ze met hun zwarte kroezende krullen geen prinsesje konden spelen. Omdat verhalen en illustraties hun vertelden: een prinses heeft lang, blond haar. Goed om hierbij in het achterhoofd te houden: wat voor de één een raam naar een nieuwe wereld is, is voor de ander een spiegel. Het is maar net wie kijkt.

Vanuit deze gedachte is de roep om meer verscheidenheid in het kinderboek begrijpelijk. Zijn de lezers veelkleurig qua afkomst en achtergrond? Dan zijn er veelkleurige vensters nodig. Alleen al om iedereen het gevoel te geven: je telt mee in de maatschappij.

Tegelijk weten we dat boeken het vermogen hebben om onbekende dingen vertrouwd te laten lijken, om het vreemde gewoon te laten zijn, aldus de Vlaamse literatuurwetenschapper Katrien Vloeberghs. (De meeste onderzoeken die in dit artikel aan bod komen, worden geciteerd in een publicatie van Stichting Lezen, ”Jeugdliteratuur door de bril van etnisch-culturele diversiteit”). Ofwel: zo’n blik in een andersgekleurd venster kan ervoor zorgen dat je vertrouwd raakt met andere opvattingen. Dat heeft een mooie kant, maar ook een spannende.

3. De kracht van het boek

Hoe zorg je dat kinderen in kinderboeken kennismaken met andere ideeën en opvattingen dan die ze zelf kennen? Deze vraag werd onlangs aan Steven Pont gesteld, een van Nederlands bekendste ontwikkelingspsychologen. „Als je andere ideeën en opvattingen introduceert, moet er wel altijd iets van herkenning in het verhaal zitten”, zei hij. „Er moet altijd een haakje zijn met de werkelijkheid. Of anders gezegd: de werkelijkheid van het kind.”

Herkenning, hoe subtiel ook, daarin zit de kracht van een boek. Pas als een kind een bekend haakje vindt, kan het zich verplaatsen in een personage. Als dat lukt –en bij kinderboeken is dat vrijwel altijd het geval– sta je veel sneller positief tegenover de misschien wel heel afwijkende opvattingen van zo’n boekfiguur, blijkt uit onderzoek.

Jeugdliteratuurwetenschapper Joke Linders-Nouwens stelde al in de jaren zeventig dat literatuur het gezichtsveld van de lezers kan oprekken. Inmiddels is daar ook bewijs voor vanuit de cognitieve literatuurwetenschap. Hersenen zien geen verschil tussen het echte leven en het leven waarover we lezen in een boek. Ze nemen beide in feite even serieus. Je hoofd maakt geen onderscheid tussen ”belevend denken” –wanneer je iets zelf meemaakt– en ”lezend denken” –wanneer je enkel over een ervaring leest– aldus hoogleraar neuropsychologie Erik Scherder. Hoe dat komt? Er bestaat geen apart hersengebied voor lezen en dus reageren onze hersenen er hetzelfde op als op de echte wereld. Dat verklaart waarom verhalen ons kunnen beïnvloeden.

Daarnaast blijkt uit ander onderzoek (van de Zweedse Maria Nikolajeva, 2014) dat iets onbekends hersenen in actie zet. Als een lezer in een boek geconfronteerd wordt met een nieuw uitgangspunt, dan reageren hersenen daar sterker op en heeft dat meer impact dan lezen over iets vertrouwds, iets veiligs. Dat zou dus betekenen dat elementen uit een boek die afwijken van je eigen leefwereld je beter bijblijven dan dat wat overeenkomt met je situatie of opvattingen.

4. Lezen en leren

Moraliserend mag een kinderboek niet zijn, is tegenwoordig de gangbare mening. Maar kinderboeken brengen wel altijd een bepaald wereldbeeld naar voren, zeggen ook jeugdliteratuurwetenschappers van nu, en hebben dus ook een ideologische lading. Ergens fungeren ze op deze manier toch als opvoeder, net zoals lang geleden.

Hóé een auteur een personage neerzet kan zomaar een beeld in het hoofd van de lezer bijstellen, laat onderzoek van de Australische jeugdliteratuurwetenschapper John Stephens (2011) zien. Stel: een lezer heeft het stereotype van een hulpbehoevende vluchteling in zijn hoofd. Als dat personage dan een doortastend, behulpzaam kind blijkt te zijn kan dat veel effect hebben op een lezer. Uiteindelijk wordt het stereotypische beeld dat jarenlang in het brein van zo’n lezer zit misschien zelfs aangepast.

Je zou in eerste instantie verwachten dat een tekst waarin de boodschap er dik bovenop ligt –zoals een lesboek– de meeste impact heeft op een lezer. Maar juist via een personage in een verhalende tekst neem je makkelijker dingen aan dan via een informatieve tekst. En juist een boek dat meer aan de verbeelding overlaat heeft meer invloed dan een boek waarin alles wordt voorgekauwd. Als een lezer zelf aan het werk moet en als het ware in de gedachten van de hoofdpersoon kruipt en diens gedachtegang gaat invullen, dán kan hij zich beter identificeren en heeft het gelezene meer impact.

5. Kwetsbaar of flexibel

„Wat ouders kinderen voorleven, is veel belangrijker dan wat ze voorlezen”, zei orthopedagoog Mariëlle Beckers begin dit jaar in een reactie op de kwestie rond de kinderboeken van Roald Dahl en het gebruik van stereotypen zoals ”dik” en ”lelijk”. Kinderpsycholoog Tischa Neve pleitte er in dat verband voor om vooral met je kinderen te práten over wat er voorbijkomt in kinderboeken.

De uitlatingen van deze deskundigen zetten de kwestie rond kinderboeken en hun –in dit geval mogelijk negatieve– invloed op je wereldbeeld in een breder perspectief. Want al toont onderzoek aan dat hersenen geen onderscheid maken tussen informatie uit boeken en uit het echte leven, het doorsnee kind krijgt natuurlijk veel meer input uit de wereld om hem heen dan uit de jeugdliteratuur.

Tegelijk is bekend dat kinderen tussen de 7 en 12 jaar hun gedrag en opvattingen het makkelijkst aanpassen en zowel pedagogen als deskundigen op het gebied van gender beschouwen het als de gunstigste leeftijd om kinderen in aanraking te brengen met ideeën die je hun wilt bijbrengen. Ofwel: kinderboeken kunnen, zeker op deze leeftijd, de ogen openen voor heel verschillende levensvisies. Dat kun je als bedreiging ervaren, maar de vaardigheid om verder te kijken dan je neus lang is –zoals een onderzoeker het ooit verwoordde– is ook een heel waardevolle.

Bovendien is de kans dat iemand een kant-en-klaar setje normen en waarden overneemt uit een kinderboek vrijwel nihil. Dat vind je daar ook helemaal niet, stelt de Utrechtse literatuurwetenschapper Frank Hakemulder (2007). Volgens hem kan jeugdliteratuur een kind wel moreel vormen, omdat ze een manier van denken traint.

Kinderboeken hebben pas écht invloed als er een dialoog op gang komt, benadrukken wetenschappers. Dat kan een –denkbeeldig– gesprek zijn tussen de lezer en de tekst, waarbij oude en nieuwe inzichten als het ware vergeleken worden. Maar zeker ook gesprekken tussen twee lezers –bij kinderboeken bijvoorbeeld tussen ouder en kind– zijn belangrijk. Hoe verhoudt het verhaal zich tot je eigen leven en de wereld om je heen?

Want ook al heeft een boek het technisch gezien in zich om overtuigingen aan het wankelen te brengen, geen enkele lezer kopieert zomaar alle ideeën uit een boek, ook een kind niet. Pas als er over het gelezene doorgedacht en doorgesproken wordt, kunnen er nieuwe inzichten ontstaan. Pas dan heeft het boek echt impact. En het mooie is dat de volwassene er op die manier bij kan zijn en het kind niet op eigen houtje de wijde wereld in hoeft.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Beste van RD

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer