Retraite GZB: Leren van gebedspraktijk van Augustinus en Ambrosius
„Hoe meer je bidt, hoe meer je God leert kennen, niet intellectueel, maar van hart tot hart.” Dat houdt pastor Nestor Tsala predikanten en kerkelijk werkers voor tijdens een retraite in Zeist, georganiseerd door de Gereformeerde Zendingsbond (GZB).
In de kapel van christelijke leefgemeenschap De Wittenberg in Zeist steekt ds. J. Haasnoot, werkzaam bij de GZB, woensdagmiddag een kaars aan, „als symbool van Christus Die het Licht van de wereld is”. Tijdens het ”middaggebed” klinken vervolgens psalmen en liederen, in het Nederlands en Engels.
Als ”psalmgebed” wordt Psalm 63:2-8 gelezen. Ook spreekt de voorganger een gebed van Calvijn uit: „Almachtige God, uit genade hebt Gij ons de weg gewezen, waarop wij niet verkeerd kunnen uitkomen, als wij U volgen.” Gezamenlijk bidden de aanwezigen hardop het Onze Vader.
Op het programma van de retraite staat een morgen-, middag- en avondgebed. Tussendoor luisteren zo’n dertig predikanten en kerkelijk werkers naar twee inleidingen en maken ze in tweetallen een zogeheten Emmaüswandeling. Onderweg delen ze met elkaar wat hen raakt in Psalm 63, maar ook wat hen op dit moment bezighoudt.
De GZB heeft dit jaar gekozen voor een nieuwe vorm voor de jaarlijkse bijeenkomst. „We hopen dat het een persoonlijke bemoediging is bij de start van het kerkelijk seizoen”, zegt directeur Martijn van den Boogaart bij de opening.
Leerlinggebed
Onder de titel ”Bidden met de kerk mee” belicht emeritus predikant dr. A.J. Plaisier gebedspraktijken uit de tijd voor de Reformatie. Hij zegt dat het Onze Vader destijds een „sleutelpositie” innam. De predikant spreekt van een „leerlinggebed”, dat volgens de Didachè, een van de oudste vroegchristelijke geschriften, drie keer per dag werd gebeden. „Kennelijk is dat nodig om leerling te blijven.”
De predikant memoreert dat het Onze Vader begint met Gods Naam, Gods Koninkrijk en Gods wil. „Zo begin ik mijn eigen, spontane gebed niet vaak.” Hij leert ervan dat het in het gebed „in de eerste plaats om God gaat”.
Dr. Plaisier noemt het „fascinerend” dat het Onze Vader christenen over de hele wereld verbindt. „Als je in Indonesië komt en daar wordt dit gebed gebeden, dan geeft dat een wonderlijke verbondenheid”, aldus de predikant, die in van 1986 tot 1993 voor de GZB in Indonesië werkte.
Hij wijst ook op de plaats die de Psalmen innamen in de gebeden in de tijd voor de Reformatie. „De Psalmen werden gelezen, maar ook gebeden. Daaruit is het getijdengebed ontstaan.” De predikant laat een gebedenboek zien dat in de Rooms-Katholieke Kerk is ontwikkeld voor leken. In elk gebed zijn minimaal twee psalmen verwerkt. „Het helpt je om bij de oorspronkelijke gebedstaal terecht te komen die dieper en breder is dan je eigen gebed.”
Biddende bisschop
Ook het ochtend- en avondgebed hadden in de kerk een belangrijke plaats, zegt dr. Plaisier. Deze gebeden markeren de overgang tussen dag en nacht, wat vergeleken werd met de dood ingaan en weer opstaan. „Deze gebeden helpen je om christelijk de nacht in te gaan en christelijk weer op te staan.”
Over het gebed in de eredienst in de oude kerk is minder bekend, aldus dr. Plaisier. Wel staat vast dat het eucharistiegebed daarin een belangrijke plaats innam. Dat maakt volgens predikant duidelijk dat bidden alles te maken heeft met „dankbaarheid voor de gave van Christus”.
Voorbeelden van het vrije gebed ziet dr. Plaisier bij Augustinus, een „biddende bisschop”. Hij wijst erop dat zijn Confessiones „één groot gebed is”. „Theologiseren en bidden is twee in één bij de grote theologen van de oude kerk.” Van Augustinus leert de predikant onder meer „dat het persoonlijke gebed steeds weer gevoed wordt vanuit de Schriften”.
Dr. Plaisier geeft de aanwezigen enkele gebeden uit vroeger eeuwen mee. Ze spreken er in groepjes over door om vervolgens samen zo’n gebed te bidden. „Het is mooi dat je uit de schat van de kerk gebeden krijgt aangereikt die je op een ander spoor zetten”, zegt een predikant na afloop. Hij las in zijn groepje een morgengebed van Ambrosius, dat eindigt met de woorden: „Ons eerste lied zij U gewijd, en onze trouw en dankbaarheid.” „Wat komt er als eerste uit míjn mond als ik wakker word?” vraagt de predikant zich af.
Liefhebben
Tweede spreker is de uit het West-Afrikaanse Togo afkomstige pastor Tsala, die verbonden is aan Grace Church, een internationale kerk in Amersfoort. Hij noemt het opvallend dat de discipelen niet aan de Heere Jezus vroegen: „Leer ons zieken te genezen of doden op te wekken”, maar: „Leer ons bidden.”
Intussen signaleert hij dat mensen in de kerk „minder en minder bidden” en dat er weinigen naar gebedssamenkomsten komen. Daarbij kan meespelen dat ze geen grote problemen hebben om in gebed te brengen of dat ze teleurgesteld zijn omdat ze God iets hebben gevraagd wat ze niet hebben gekregen.
De pastor wijst erop dat bidden meer is dan om hulp vragen bij problemen. Het gebed is een „conversatie met God” en „intieme omgang” met Hem hebben. „Bidden is God liefhebben. Als je niet bidt, vraag ik me af of je God echt liefhebt.”
„Hoe meer je bidt, hoe meer je God leert kennen, niet intellectueel, maar van hart tot hart. Je leert Zijn wil kennen, Zijn wegen en Zijn woord”, vervolgt de pastor. Hij merkt op dat gebed verandering brengt, maar niet altijd in de omstandigheden van de bidder. „Misschien krijg je niet wat je gevraagd hebt, maar wordt je hart een plaats van vrede en blijdschap.”
Pastor Tsala zegt zelf voortdurend te bidden, „in de auto, als ik wandel, als ik opsta”. De predikanten en kerkelijk werkers wil hij „bemoedigen” om te blijven bidden. Hij zegt „sterk te geloven” dat een ”revival” in Europa kan plaatshebben, „als we bidden zonder ophouden”.