Gemeenten zouden gebruik moeten maken van de ruimte die ze hebben om de zogenoemde derdelanders in elk geval nog tot 2 oktober te blijven opvangen, als ze niet zeker zijn over de regels. Dat adviseert de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
Bij de derdelanders gaat het om mensen uit andere landen die in Oekraïne werkten of studeerden toen Rusland dat land binnenviel. Toen ze naar Nederland vluchtten, kregen ze dezelfde rechten als Oekraïense vluchtelingen. Het kabinet wil dat dit komende maandag stopt. Ze moeten dan uit de opvang, mogen niet meer werken en krijgen geen leefgeld meer. Daarna hebben de derdelanders 28 dagen de tijd, dus tot begin oktober, om Nederland te verlaten. Dat kunnen ze voorkomen door asiel of een studievisum aan te vragen. Ook mogen ze nog even in de opvang blijven wanneer ze meewerken met vertrek uit Nederland.
Enkele rechters hebben geoordeeld dat Nederland helemaal niet mag besluiten om de bescherming van de derdelanders in te trekken, omdat het om Europese afspraken gaat. Andere rechters vinden in vergelijkbare zaken dat de overheid die vrijheid wel heeft. De Raad van State moet uiteindelijk een oordeel geven, maar dat lukt niet voor maandag, omdat de papieren nog niet zijn ingediend.
De VNG wil dat gemeenten en derdelanders duidelijkheid krijgen en wil dat het Rijk voorkomt „dat gemeenten onomkeerbare besluiten nemen en daarvoor verantwoordelijk worden gehouden”. Volgens de organisatie blijven gemeenten „betrokken bij deze mensen die nu al meer dan een jaar inwoner van onze gemeenten zijn”.
In een rondgang van het ANP vrijdag hebben meerdere gemeenten laten weten dat de derdelanders voorlopig in de opvanglocaties mogen blijven, in elk geval totdat er duidelijkheid is over de regels.