Ds. A. Verschuure: Ik ben een rusteloos mens, dat zit er gewoon in
De levensweg van ds. A. Verschuure is met doornen betuind. Maar ondanks een geknakte psyche en veel zorgen om gezinsleden staat hij vaak op de kansel – ’s zomers staan er per week wel twee of drie weekdiensten in de agenda. Het Woord verkondigen is z’n lust en z’n leven. Al van kinds af aan.
„Vind je ’t spannend?” vraagt de predikant van de gereformeerde gemeente in Genemuiden terwijl hij een kopje koffie neerzet. Het is de eerste van vele vragen die hij belangstellend en meelevend aan zijn gast stelt. Na twintig minuten klinkt het: „Goed. Steek van wal. Tien punten. Zo lang heb ik een preek nog nooit gemaakt.”
1 Wie ziet u als u in de spiegel kijkt?
„Toen ik door het curatorium was aangenomen, belde ik m’n vrouw. Ze zei: „Ik vind het vreselijk, maar ik zal volgen en kom nu maar naar huis.” Thuis spraken we af: we blijven een normaal gezin. Kijk, ik vind het heerlijk om gewoon lekker op m’n klompen te lopen. Ds. Moerkerken zei altijd: „Voeg bij de leer deftigheid.” Om die reden houd ik er wel van om als predikant een hoed te dragen. Maar verder probeer ik maar een beetje normaal te doen, gewoon dat Zeeuwse ventje te blijven.
Wat het innerlijk betreft: de laatste vijf à tien jaar moet ik steeds meer ontdekken wat voor goddeloos beest daar huist. Ik begrijp steeds beter dat die oude dominees zeiden: „Het zal een wonder zijn als je niet tot schande van je naasten en tot oneer van de Heere hoeft te leven, en je nog als een uitwendig eerbaar mens begraven mag worden.” Als kind heb ik altijd een teer leven gehad, als jongeling was ik heel vroom, en ik geloof dat ik nu als een goddeloos mens overblijf. Soms, vaak onderaan de kansel, borrelen er vragen op als: Zou het allemaal wel waar wezen? Zou God er wel zijn? Of sta ik maar gewoon iets te preken wat niet klopt? Dat zijn aanvechtingen die ik vroeger niet zo had. En dat is smartelijk.
Tegelijk onthoudt de Heere de blijken van Zijn gunst niet, hoor. Er zijn ook momenten dat je mag proeven dat Hij als Verwinnaar in de strijd Zijn volk de zegen geeft. Dat je het leven buiten je, in de Ander mag zien liggen. Maar dan kan het even later weer stil zijn. Zo wisselt dat.”
2 Waar en hoe komt u tot rust?
„Op de preekstoel. In het aanprijzen van de Heere en Zijn dienst ligt de vreugde van m’n hart. Dat geeft te midden van alle zorgen en moeiten ook een stukje afleiding en rust. Als ik stil ga zitten en over mezelf ga piekeren en peinzen, dan raak ik in de put. Dus dan kun je maar beter gaan preken hè?
In de winter doe ik een of twee weekdiensten per week, ’s zomers twee of drie. Mijn vrouw klaagt er weleens over dat ik zo vaak weg ben. Anderen zeggen ook: „Doe eens rustig aan.” Soms denk ik: ze hebben gelijk. Maar ja, ik ben nu eenmaal een rusteloos mens. Dat zit er gewoon in. Ik kan niet stilzitten.
De rust om lekker door de natuur te dwalen heb ik ook niet. Kijk, ik vind het wel heerlijk om een rondje te fietsen en ik probeer ook eens in de week hier in de buurt wat te lopen, maar dat is vooral omdat ik denk: het is belangrijk voor m’n beweging, en ik ben te dik en zo. Eigenlijk is m’n geest er te onrustig voor.”
3 Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?
„We gaan in de grote vakantie altijd één week weg. Dit jaar naar Middelburg, vorig jaar waren we in Nieuwdorp en we hebben ook jaren in Hoge Hexel gezeten. Even een weekje helemaal niets. Dan lees ik een ontspannend boek. En we gaan altijd een keer het water op, met een bootje. Heerlijk. Het weidse, de geluiden van het water; daarin ervaar ik ook iets van rust.
Verder vind ik het fijn om doordeweeks een keer naar de kerk te kunnen, om onder een medebroeder te zitten. Zelf preek ik dan niet.” Haast ondeugend: „Of, nou ja, misschien één keer. Maar dat is dan ook echt het maximale.”
4 Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?
„Dat zijn er vier. Twee dagboeken die ik heel trouw lees: ”De laatste bazuin” van ds. J. Fraanje en ”De witte keursteen” van ds. J. Pannekoek. Verder een levensbeschrijving van ds. A.F. Honkoop en de door Evert Barten vereenvoudigde versie van ”Het kromme in het levenslot”. Daar lees ik af en toe iets uit. En verder nu eens een preek van die, en dan eentje van die. Niet heel gestructureerd.
Als ik iets in één adem van a tot z uitlees, is het meestal een jeugdboek. Heel af en toe doe ik dat, ter ontspanning. ”De Joodse slaaf”, bijvoorbeeld. Dat staat in het RD als feuilleton. Dat vond ik zo spannend. Ik heb het gauw ergens gehaald en uitgelezen. Ik kon gewoon niet wachten. En in een bevlieging lees ik ook weleens de boekjes over inspecteur Maritz die Gebr. Koster uitgeeft.
In m’n vrome tijd deed ik dat niet, hoor. Ik heb ds. G.M. de Leeuw vroeger eens horen zeggen: „Er komt een tijd dat je liever het RD pakt dan Gods Woord.” Toen dacht ik: dat kan niet. Nu denk ik weleens: hij had gelijk, ik ben net zo.
Toen de Heere het kaartenhuis van m’n vroomheid deed instorten, verloor ik ook iets van de kramp om met niets anders dan het geestelijke bezig te zijn. En als predikant zit je voortdurend met je neus in de theologie; dan heb je soms iets ter ontspanning nodig.”
5 Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?
„Onlangs heb ik gesproken met iemand die ik altijd nog eens wilde spreken: ds. N.W. Schreuder, die in 1996 uit het ambt is gezet. Hij is de predikant van mijn jeugd, in Goes. Tijdens een dienst waarin hij voorging, opende de Heere mijn ogen voor mijn onbekeerde staat. Dat was op een zondagavond in 1985 – tot voor kort wist ik nooit of het de tweede of derde zondag van dat jaar was. Ik zat naast m’n oma in de kerk. Jesaja 59 werd gelezen. De woorden van het tweede vers gingen naar binnen: „Het zijn uw ongerechtigheden die scheiding maken.” Ik geloof dat dat het begin is geweest. Al had ik vanaf mijn vijfde jaar al wel indrukken van zonde, dood en eeuwigheid.
Daarna heeft de Heere ook meerdere keren de prediking van ds. Schreuder voor mij willen gebruiken. Ik wilde altijd nog eens met hem praten, maar ik durfde niet. Toen hij laatst 90 werd, ben ik toch eens naar hem toe gegaan. Hij heeft z’n oude schetskaartjes voor me opgezocht. Daarop zagen we dat hij in 1985 bij de behandeling van zondag 3 Jesaja 59 had laten lezen. We hebben een open gesprek gehad. Dat was heel mooi.
Verder zou ik graag eens met andere predikanten uit m’n jeugd hebben gepraat: ds. A. Hoogerland, ds. W. Hage, ds. J. Koster. Hun prediking is me erg dierbaar.
Vanwege mijn betrokkenheid bij de Gereformeerde Bijbelstichting zou ik ook weleens aan ds. Johannes Bogerman, voorzitter van de Dordtse synode van 1618-1619, willen vragen: Wat vindt u van het besluit om in onbruik geraakte woorden uit de Statenvertaling te vervangen? Wat vindt u van de situatie waar we ons als GBS nu in bevinden? Welk advies zou u ons geven?”
6 Waar luistert u naar?
„Tijdens lange autoritten luister ik weleens een preek van medebroeders, ook uit andere kerkverbanden. Ik voel me verbonden aan Gods kinderen en knechten, zeker ook over kerkmuren heen. Of ik luister iets van predikanten van vroeger. Laatst kreeg ik via WhatsApp een aantal audiopreken van ds. W.C. Lamain doorgestuurd. Die luister ik dan in de auto. Een voorrecht dat dat kan. De smartphone is soms een gevaarlijk apparaat, maar er zitten ook mooie dingen op.
Opnames van psalmzangavonden beluister ik ook graag. Liefst met bovenstem erbij, en een tikkeltje gedragen gezongen. Trompet met orgel en eventueel gezang daarbij kan me ook zeer bekoren. En ik kan weleens heerlijk een poosje genieten van het piano- en harpspel van m’n dochters.”
7 Wat is de missie van uw leven?
„Al op mijn tiende legde de Heere de roeping tot het ambt in mijn hart. Tijdens een kerkdienst. Ik zat op de vijfde rij van achteren, op de galerij. Ouderling Moerdijk las het Bijbelgedeelte, uit Handelingen 9. Ik las niet eens mee, maar de Heere drukte deze woorden uit vers 15 toch in mijn hart af: „Ga heen, want deze is Mij een uitverkoren vat, om Mijn Naam te dragen voor de heidenen en de koningen en de kinderen Israëls.”
Dat heeft de Heere verder willen uitwerken. Hij heeft me niet alleen een begeerte tot het predikambt gegeven, maar me ook geroepen tot dat werk en uitgestoten in Zijn wijngaard. Als tiener was het al mijn grote begeerte om, net als ds. Koster en ds. Lamain, tot onderwijs van Gods kinderen het Woord te bedienen. Ik kan het niet, ik weet niet hoe het moet, en toch is dát mijn grootste verlangen.
In 2020 belandde ik met corona in het ziekenhuis. Het ging zo bergafwaarts dat ze zeiden: „We gaan u wegmaken en we weten niet of u nog weer wakker wordt.” Uiteindelijk is dat niet gebeurd, omdat de daling van het zuurstofgehalte in m’n bloed op dat moment stopte. Maar toen ze dat zeiden, kwam die roeping weer heel sterk naar me toe. „Heere, is m’n werk nu zomaar klaar?” vroeg ik. „U hebt dat nog nooit tegen me gezegd.” Toen was het alsof de Heere de last van het ambt weer opnieuw op me legde. Het werd op dat ziekenhuisbed mijn gebed om nog een poosje te mogen blijven leven om anderen al de rechten van Gods mond met lust te vertellen. En er kwam een sterke begeerte om als vriend van de Bruidegom vele verloren zondaren voor Hem en Zijn dienst te winnen – al durf ik me haast geen vriend te noemen, dat vind ik voor mezelf een te groot woord.”
8 Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?
„Er zijn van die tere teksten waardoor de Heere heeft gesproken. Jesaja 59:2 heb ik al genoemd. „U dan die gelooft is Hij dierbaar”, 1 Petrus 2:7a, is ook zo’n vers. Daarmee werd me in 1990 voor het eerst iets van de Middelaar aangewezen.
De tekst die daar aan de muur hangt, Zacharia 4:6b, daar heb ik 23 jaar geleden mijn eerste preek als student over gehouden. En dat was ook de tekst van de intrededienst in Krabbendijke, m’n eerste gemeente. „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden.” Het zijn woorden die weleens heilige rust en ontspanning geven, maar dat heb ik echt moeten leren.
Jesaja 42:16 is ook een tekst die steeds terugkomt. „En Ik zal de blinden leiden door de weg dien zij niet geweten hebben, Ik zal hen doen treden door de paden die zij niet geweten hebben.” Daarmee heeft de Heere me losgemaakt uit Krabbendijke. En sindsdien moet ik steeds opnieuw ervaren dat ik een blinde ben die de weg niet weet.
Ik heb veel strijd gehad om meerdere geloofsoefeningen van de Heere te mogen ontvangen. Maar door mijn ziekte in 2003 heb ik moeten leren om niet altijd bezig te zijn met de vraag of ik zekerheid heb over dit of over dat. De Heere zei: „Ik wil dat je Mij leert volgen en Mijn voetstappen leert drukken, dat je Mijn beeld gelijkvormig wordt.”
Dat ziek zijn kwam kort na biddag 2003. Toen preekte ik in Krabbendijke over „Opdat gij u niet zou verheffen, heb ik u gegeven een scherpe doorn in het vlees”. Helemaal geen biddagtekst, vond ik, maar ik moest erover preken. En ik voelde: er komt iets. Op 11 april was ik opgebrand, of zoals ik het zelf zie: toen brak de Heere mijn benen. Men dacht dat het door het vele werk kwam, en daar had het ook wel mee te maken. Maar de eerste oorzaak waren onverwerkte en moeilijke dingen uit mijn jeugd, waar ik verder weinig over wil zeggen. Toen heeft mijn psyche een deuk gekregen, in Krabbendijke werd dat een knak. Daar ben ik nooit helemaal van hersteld. De Heere houdt me aan een kort touwtje, en daar ben ik het niet altijd mee eens hoor. Dat niet, maar ik heb het nodig, en mag ook zien dat dit de tere zorg van de Heere over mij is, opdat ik me niet zou verheffen.”
9 Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?
„Mijn vrouw heeft onlangs te horen gekregen dat ze borstkanker heeft. Toen we die boodschap kregen, was ik helemaal van slag en opstandig, als Asaf. Maar, toen bleek dat het niet uitgezaaid en goed te behandelen is, dacht ik: de Heere slaat toch nog mild. En ik mag m’n lieve vrouw nog hebben. ’t Is een groot voorrecht dat de Heere haar aan mijn zijde heeft gegeven. Ze staat me altijd met liefde en trouw bij en wil me veel afstaan voor de Heere en Zijn dienst. Onlangs waren we dertig jaar getrouwd. En we hebben vier kinderen gekregen. Dat zijn allemaal hoogtepunten. Al hebben we ook zorgen om verschillende kinderen die vanwege psychische zorgen regelmatig hulpverlening nodig hebben. Tegelijk is het een hoogtepunt dat onze tweede dochter, die bijna zes jaar lang was opgenomen, sinds een jaar weer thuis woont.
Verder liggen mijn hoogtepunten vooral op de preekstoel. En mijn hart springt ook op als ik weleens mensen, vooral jongeren, mag ontmoeten van wie je proeft dat de Heere ze in hun ongeluk heeft gezet. En als je hoort dat iemand in een rechte weg iets van de Middelaar heeft mogen zien. Dat hoor ik hier en daar gelukkig nog.”
10 Hoe kijkt u naar de toekomst?
„Het zal alleen maar duidelijker gaan blijken dat de duivel nog een kleine tijd heeft. De mens der zonde, de antichrist, zal zich nog gaan openbaren. Dan wordt het echt benauwd. Aan de andere kant: met Pinksteren heb ik gepreekt over de Heilige Geest Die is gaan wonen in de Kerk en daar nooit meer weg zal gaan. Hij blijft werken. Of dat ook in Nederland zal zijn? Als je kijkt naar andere Europese landen waar in vorige eeuwen het licht van het Evangelie zo helder heeft geschenen, kun je je weleens bezorgd afvragen: zou de Heere ook uit Nederland vertrekken? Maar als je dan weer eens een missend mens tegenkomt, dan denk je verheugd: Hij is er nog!
Sinds corona denk ik veel meer over mijn eigen einde dan voorheen. Ik heb weleens tegen mijn vrouw en kinderen gezegd: „Als ik ga sterven, mag je ”in de hope des eeuwigen levens” op de rouwkaart zetten, maar ik geloof dat er geen tekst op hoeft.” Het zou zo’n wonder zijn als het dan blijkt allemaal waar te zijn.
Weet je wat me weleens geraakt heeft? Dat er op de rouwkaart van ds. A.D. Muilwijk stond: ”uit de drek verhoogd”. Kijk, dat is echt. Verder kom je niet. Dat zou ik niet gezegd hebben toen ik 25 was, maar nu ben ik 52 en ik ga het steeds beter begrijpen.”