Binnenland
Omzien en vooruitblikken in Auschwitz

Bij zes graden onder nul en constante sneeuwval, kwamen donderdagmiddag duizenden mensen uit allerlei landen bij elkaar in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau om de miljoenen slachtoffers van de nazi-terreur te herdenken. Ook koningin Beatrix en mr. Pieter van Vollenhoven waren aanwezig bij deze plechtigheid in het kader van zestig jaar bevrijding van Auschwitz.

Rita Dieleman-van Dam
28 January 2005 13:07Gewijzigd op 14 November 2020 02:10
Het spoor naar Auschwitz waarover de joden per trein werden aangevoerd.
Het spoor naar Auschwitz waarover de joden per trein werden aangevoerd.

De avond voor de ceremonie zelf vond er al een ontmoeting plaats tussen overlevenden van Auschwitz, Russische bevrijders en hoogwaardigheidsbekleders en rabbijnen uit vele landen. Ook Sjlomo Amar, de sefardische opperrabbijn van Israël, en Israël Lau, de voormalige asjkenazische opperrabbijn, woonden de bijeenkomst bij. Opperrabbijn Lau had zelf ook veel meegemaakt als gevangene in Buchenwald. „Mijn grootouders hadden 47 kleinkinderen, 42 van hen stierven in de oorlog, ikzelf was een van de overlevenden”, zo vertelde Lau.

Verhalen als deze maakten de avond tot een tweeslachtige bijeenkomst. Enerzijds was het een feestelijk diner omdat de bevrijding van Auschwitz centraal stond en niet de gruwelijkheden in het vernietigingskamp. Er waren echter verschillende mensen aanwezig, met name onder de groep overlevenden van het kamp, die het moeilijk vonden om met elkaar te eten, te drinken en naar muziek te luisteren, terwijl men terugdacht aan de oorlog.

Datzelfde dubbele gevoel kwam bij velen terug tijdens de officiële herdenking van donderdagmiddag. Het viel voor de aanwezigen niet te betwijfelen, dat de „hoofdstad van het rijk van de dood”, zoals de Israëlische president Moshe Katzav Auschwitz noemde, een waarschuwing zou moeten zijn voor de mensheid. De sprekers waren het er over eens dat de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog, waar Auschwitz symbool voor staat, niet vergeten mogen worden. „Deze plek is de vreselijke waarheid van het verdwijnen van de menselijkheid”, aldus de Poolse president Aleksander Kwasniewski.

De organisatie had moeite om de enorme opkomst tijdens de herdenking in combinatie met de zware sneeuwval van de afgelopen dagen te verwerken. Bezoekers van de herdenking moesten vaak lang wachten op een bus naar het kamp en men moest gedurende de ceremonie in de sneeuw en de kou op het kampterrein blijven staan. Dat confronteerde de bezoekers met de realiteit van het vernietigingskamp. Ondanks warme kleding kregen bezoekers het binnen een uur koud.

Eén vrouw was er die geen jas aan had. Het was een van de overlevenden, die voor het eerst na zestig jaar terug was in Auschwitz. „Ik ben teruggekomen zoals ik hier toen leefde”, zo vertelde zij terwijl ze de microfoon greep, „want niemand mag vergeten dat het zó was!”

Hoewel er enerzijds blijdschap heerste en een gevoel van triomf over het kwaad, was er anderzijds het besef van onzekerheid over en angst over de toekomst. Een van de joodse overlevenden verwoordde hoe dubbel het is om zestig jaar bevrijding mee te maken. „Ik droomde in het kamp dat ik de oorlog één dag zou overleven, om het einde van het fascisme mee te maken. Ik had nooit gedacht dat ik nog zestig jaar zou leven, en het antisemitisme en het fascisme zou zien herleven.”

De herleving van het antisemitisme was dan ook een onderwerp dat vaak terugkwam gedurende de herdenkingsdag. Rabbijn Evers, die met twee van zijn zoons naar Polen kwam en zelf de herdenkingsdienst bijwoonde, vertelde hoe ook in Nederland de angst bij de joden weer groeit. „Door het openlijk antisemitisme, dat de laatste jaren steeds meer wordt, herbeleef je als het ware weer die haat tegen het joodse volk. Het is nu al zover dat mijn moeder, die in Auschwitz zat, zegt dat het over twintig jaar weer zo erg zal zijn, dat we hier niet meer kunnen blijven wonen”, aldus Evers.

Ondanks de angst en onzekerheid als gevolg van het fascisme van de oorlog en vandaag, overheerst toch de hoop op leven. Izak Goldfinger, een van de joodse overlevenden: „Toen wij in het kamp aankwamen kregen we allemaal een volgnummer op onze linkerarm getatoeëerd. Hoewel dat nummer voor velen de dood inhield, betekende het voor mij letterlijk ”leven”. Izak doelde daarbij op de betekenis van zijn nummer volgens de Hebreeuwse geometrie (getallenbetekenis). Het nummer op zijn arm kwam opgeteld uit op achttien, oftewel chai in het Hebreeuws, wat ”leven” betekent. „Ik heb het nummer na de oorlog nooit laten weghalen, want het herinnerde mij eraan dat het leven in Gods hand ligt, en niet in dat van mij of de nazi’s of wie dan ook!”

Izak Goldfinger was niet de enige de benadrukte dat de nazi’s de joden niet klein hebben kunnen krijgen. Opperrabbijn Israël Lau benadrukte donderdagmorgen tijdens het forum ”Laat mijn volk leven!”, dat voorafging aan de officiële ceremonie: „Na zestig jaar zijn we terug in het land van de dood in Auschwitz om te laten zien dat het joodse volk leeft!”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer