Klaas-Jan Boer (33) leest veel over de kerkgeschiedenis van wat minder bekende streken; Groenland, Tsjechië, Scandinavië. Om er vervolgens voor theologienet.nl over te schrijven. Zijn leesgedrag en schrijverij stimuleren hem tot het maken van treinreizen door Europa, met slechts een gevulde rugtas als bagage.
Als kind werd hij veel voorgelezen, maar in zijn tienerjaren las Boer nauwelijks. „Alleen op zondag.” Na een mbo-opleiding tuinbouw gaat de inwoner van Krimpen aan den IJssel aan het werk bij de Intratuin in Hendrik-Ido-Ambacht – waar hij nog steeds werkt, op de buitenplantenafdeling. Sinds die tijd duikt hij ook doordeweeks vaker in een boek.
Eerst leest hij vooral spannende historische titels, over bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog, Israël of de vervolging van de waldenzen. „Toen was ik nog niet bezig met de vraag wat ik zelf aan een boek had. Tegenwoordig lees ik alleen iets wat werkelijk van toegevoegde waarde is.”
Wanneer is een boek voor u van toegevoegde waarde?
„Als het sticht, als het me iets wezenlijks leert. Daarom lees ik veel oudvaders. Hun Bijbeluitleg en het geestelijke onderwijs in hun geschriften is zo helder. We leven in een tijd waarin veel wind van leer is. Ook in de gereformeerde gezindte zijn veel leer- en liggingsverschillen. Wat oudvaders schreven en preekten, is volgens mij meer op de Schrift gegrond. En hun leer en levenswandel waren sterk in overeenstemming met elkaar, meer dan bij velen in onze gezindte.
Verder lees ik veel over kerkgeschiedenis. Niet zozeer de bekende verhalen, maar juist het onbekende.”
Waarom?
„Over de kerkgeschiedenis in Duitsland, Engeland en Schotland is al veel bekend, er is veel Nederlandstalige informatie over te vinden. Maar wat de Heere in het verleden in andere delen van Europa heeft gewerkt is voor ons veel onbekender. Daarom wil ik dat graag onderzoeken.”
Daarvoor maakt u ook reizen. Hoe is dat ontstaan?
„Het begon klein. In 2012 stapte ik voor het eerste in de trein. Voor een tweedaags bezoek aan Genève, vanwege alles wat ik over Calvijn en andere reformatoren had gelezen. Al snel ging ik regelmatiger een weekje weg. Eerst naar Engeland, Schotland en Duitsland en later naar Denemarken, Italië, Noorwegen en Zweden. Twee weken geleden ben ik nog een weekje naar Tsjechië geweest. Omdat ik bezig ben met een publicatie over Jan Amos Comenius en de Moravische kerk.”
U schrijft dus over wat u onderzoekt?
„Sinds een aantal jaar, ja. Het geschrevene staat op theologienet.nl. De eerste publicatie is van 2019. Die gaat over de reformatie in Zweden. Daarna verschenen er documenten over onder andere de kerkgeschiedenis van Groenland en het werk van zendeling Hans Egede.”
Vormt de taal van die landen geen barrière?
„Ja, dat is een lastig punt. Met vertaalprogramma’s kom je gelukkig een heel eind. Maar juist vanwege die taalbarrière is het, voordat je op reis gaat, nodig om van tevoren onderzoek te doen. Dan weet je wat je aan zult treffen.
In Tsjechië ben ik op plekken geweest waar de Moravische broeders samenkwamen toen ze vervolgd werden. Daar waren informatiebordjes, maar van de teksten daarop begreep ik weinig. Gelukkig had ik er thuis al het nodige over gelezen.”
Maakt u al die reizen per trein?
„Op het Europese vasteland wel, ja. Met alleen een rugtas. Dat is voor mij makkelijk te doen, ik woon nog bij m’n ouders. Van tevoren maak ik een strakke planning, zodat ik in korte tijd zo veel mogelijk kan zien.”
U zoekt in al die landen naar reformatorische kerkgeschiedenis; treft u daarbij ook reformatorische christenen?
„In Schotland heb je behoudende presbyteriaanse gemeenten en in Engeland de strict baptists, maar in veel andere landen moet je echt goed zoeken naar christenen die in lijn met de reformatoren denken en leven. In Tsjechië en Polen ben ik ze niet tegengekomen.
Afgelopen voorjaar was ik in Duitsland. Daar ontmoette ik nakomelingen van de waldenzen. Ik vroeg of ze nog weleens naar de kerk gingen. Toen zei die man: „Eens in de maand.” Dat is triest, verdrietig.
Tijdens een bezoek aan Zweden, vorig jaar, ben ik trouwens wel behoudende christenen tegengekomen. Op zondag ging ik daar bij laestadianen naar de kerk, dat zijn heel behoudende lutherse christenen. En in landen als Roemenië en Oekraïne zijn volgens mij ook wel wat meer reformatorische kerken, maar daar ben ik nog niet geweest.”
Waar zou u nog eens heen willen?
„Finland, bijvoorbeeld. En Hongarije. En het noorden van Zweden. Daar schijnen in de 19e eeuw opwekkingen te zijn geweest, als vrucht op de bediening van Lars Levi Laestadius. Deze lutherse prediker leefde van 1800 tot 1861 en hij is met veel zegen door Lapland getrokken. De laestadianen bij wie ik vorig jaar was, zijn volgelingen van hem. In het noorden van Zweden wonen er nog meer en daar heb je ook twee kleine musea over hem, er is nog een kerkje waar hij gepreekt heeft, en er zijn scholen die hij gesticht heeft. Daar zou ik graag eens gaan kijken.”
Waar gaat de volgende reis heen?
„Twee dagen na verschijning van dit interview hoop ik onderweg te zijn naar Schotland en Engeland, voor een verblijf van een midweek. Jaren geleden las ik veel over Matthew Henry. Toen heb ik opgeschreven welke plekken ik nog eens wil bezoeken. Door inreisbeperkingen vanwege corona was het de afgelopen jaren niet mogelijk om daarheen te gaan. Nu gaat het er eindelijk van komen.”
Welke drie boeken zijn voor u onvergetelijk?
„Dan denk ik als eerste aan ”O Israëls verwachting. Het leven en de nagelaten geschriften van Robert Murray M’Cheyne”. Het blijft indrukwekkend hoeveel deze Schotse predikant heeft mogen doen in zijn korte leven. Hij is een van die mannen wier godvruchtige wandel in hoge mate in overeenstemming was met Gods Woord. Zijn preken zijn vrij kort, maar hebben zo veel inhoud.
John Bunyans ”De Heilige Oorlog” blijft ook bijzonder. Het toont de praktijk in de ziel van een mens. Er zijn veel predikanten die vooral de eis van het geloof benadrukken, dat we tot Jezus moeten vluchten. Bunyan ontkent dat niet –denk aan zijn boek ”Komst en welkomst tot Christus”– maar hij laat in dit boek zien wat die boodschap uitwerkt in een mens die zich vrijwillig aan de macht van de duivel heeft onderworpen. Namelijk: niets, want de mens is vijandig en onwillig. Alleen als God naar Zijn soevereine wil een zondaar opzoekt en overmeestert, wordt de ziel van die mens gewillig gemaakt. Die kant blijft tegenwoordig vaak onderbelicht, maar dat deed Bunyan niet.”
En de derde titel?
„Deel twee in de serie ”Gans Israël” van dr. M. van Campen. Een bijzonder leerzaam en inzichtgevend werk. Het verscheen in 2006 en zou onderdeel worden van een driedelige serie. Ik wacht nog altijd op deel 1 en 3, maar die zijn nog niet verschenen. Dit tweede deel gaat heel uitgebreid in op de vraag hoe oudvaders uit de 17e en 18e eeuw dachten over Israël. Naar ik begreep, zou deel 1 gaan over hoe men tijdens de Reformatie over het Joodse volk dacht, en deel 3 over die verwachting in de 19e eeuw.”
In welk boek bent u nu bezig?
„Eh, dat zijn er een stuk of tien. Onder andere ”Het groot aanbelang der zaligheid” van Thomas Halyburton. Dat is een oude versie van het boek dat recent ook bij De Banier is verschenen in de serie Puriteinse Klassieken. Ik lees graag in oude druk.”
Is uw leesgedrag in de zomervakantie nog anders dan in de rest van het jaar?
„Ik heb niet echt een zomervakantie. Gedurende het jaar neem ik af en toe een weekje vakantie, om op reis te gaan. Tijdens de lange treinritten zit ik dan uren te lezen. Heerlijk.”