Wat zijn de gevolgen van de toekomstvisie van het kabinet voor het bijzonder onderwijs?
Het kabinet presenteerde maandag zijn visie op de toekomst van artikel 23 van de Grondwet over de onderwijsvrijheid. Wat voor gevolgen heeft deze visie voor het bijzonder onderwijs?
Om op die vraag een goed antwoord te geven, even terug naar oktober 2021. Toen presenteerde de Onderwijsraad het advies ”Grenzen stellen, ruimte laten”. De visie van het kabinet op de onderwijsvrijheid is een reactie op dit advies van de Onderwijsraad. Het kabinet onderschrijft de grondlijnen van dit advies.
In ”Grenzen stellen, ruimte laten” geeft de raad zijn visie op de toekomst van de onderwijsvrijheid. In het rapport slaat de raad een andere toon aan dan in de decennia ervoor. In zekere zin is er sprake van een paradigmashift; een ingrijpende verandering van kijken naar de werkelijkheid.
Sinds de totstandkoming van de onderwijsvrijheid in 1917 staat de keuze van ouders centraal voor de school die het best past bij hun levensovertuiging. Nu staat voor de Onderwijsraad meer het belang van het kind centraal. De literatuur waar de raad zich op baseerde bij de opstelling van het rapport komt vooral uit de liberale politieke filosofie. Daarbij staat de vrijheid van het individu voorop. Er valt een sterke nadruk op de beginselen van de democratische rechtstaat; vrijheid, gelijkheid en solidariteit.
Lospellen
Opvallend is verder dat de Onderwijsraad in het rapport uit 2021 de identiteit van de school lospelt van de onderwijsinstelling. De raad onderscheidt drie kringen in het onderwijs. De eerste is de gemeenschappelijke kern waarin staat wat alle leerlingen moeten weten en kennen.
Om de gemeenschappelijke kern bevindt zich de groene zone. Daarin heeft de school de mogelijkheid eigen overtuigingen en opvattingen tot uitdrukking te brengen en toe te voegen aan de gemeenschappelijke kern. Het eigen verhaal is een toevoeging op de gemeenschappelijke kern en niet andersom, zo stelt de Onderwijsraad.
Buiten de groene zone bevindt zich de buitenste schil, zeg de rode schil. Daarin bevinden zich thema’s die níet aan de orde mogen komen; ook als die wél passen bij de uitgangspunten van de school. Dan gaat het over zaken als discriminatie en dergelijke.
Door deze indeling ziet de Onderwijsraad de identiteit van de school niet als integraal onderdeel van het lesprogramma, maar als een facultatief element. En naar believen kan een meerderheid van de Tweede Kamer daar grenzen aan stellen en bepaalde elementen uit de uitgangspunten van de school verschuiven van de groene naar de rode schil.
Dat dit gevaar niet denkbeeldig is, blijkt wel uit een concreet voorbeeld dat de Onderwijsraad noemt, namelijk de verhouding tussen mannen en vrouwen. „Als objectief vaststaat dat de visie van het geloof op de verhouding tussen man en vrouw inhoudt dat zij als mensen niet gelijkwaardig zijn, mag die visie niet in het onderwijs tot uitdrukking worden gebracht”, aldus de raad.
Fundamenteel
Minister Dijkgraaf stelt in zijn reactie op het advies van de Onderwijsraad dat het kabinet deze lijnen uit het Onderwijsraadsadvies onderschrijft. En daarmee dus akkoord gaat met het concept van de schillen. Zo krijgt de onderwijsvrijheid een andere invulling en uitstraling. En dat terwijl de formulering van het Grondwetsartikel ongewijzigd blijft. Een ongewijzigd artikel is een nadrukkelijke wens van CDA en ChristenUnie die in het regeerakkoord terecht is gekomen. Maar ondertussen vindt er wel een fundamentele verschuiving plaats. De burgerschapsopdracht krijgt meer betekenis en dat gaat ten koste van de onderwijsvrijheid.
De Tweede Kamer gaat de komende maanden met de onderwijsminister debatteren over deze brief. Dan moet blijken of er steun bestaat voor deze nieuwe kijk op onderwijsvrijheid. Gezien de samenstelling van de Kamer ligt dat wel voor de hand.
Burgerschap
Hoe gaat deze nieuwe kijk op artikel 23 concreet vorm krijgen in de onderwijspraktijk en in het bijzonder onderwijs? Hét instrument dat de overheid daarvoor in handen heeft, is de burgerschapsopdracht. Het kabinet stelt dat „met het oog op de democratische rechtsstaat, al het onderwijs in Nederland dient te vertrekken vanuit de burgerschapsopdracht.” En die burgerschapsopdracht moet een plek krijgen in de gemeenschappelijke kern van het onderwijs, de eerste schil.
De eerste stappen daarvoor zijn al gezet. De Tweede en Eerste Kamer zijn twee jaar geleden akkoord gegaan met een wet die burgerschap op scholen moet bevorderen. Dat is gebeurd in vrij algemene termen. In de wet staan expliciet de beginselen van de democratische rechtsstaat, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, centraal.
Die beginselen zijn niet breed en concreet uitgewerkt. Scholen mogen vanuit hun eigen uitgangspunten nu invulling geven aan het burgerschapsonderwijs. Ondertussen hebben diverse scholen wel een tik op de vingers gekregen van de Onderwijsinspectie onder meer omdat ze te veel hun eigen mening aan leerlingen zouden opdringen.
De concrete uitwerking krijgt vorm bij de herziening van de zogeheten kerndoelen, oftewel de leerdoelen. Die kerndoelen zijn er nu al, maar het ministerie werkt nu aan herziening en concretisering. Daarin zal de burgerschapsopdracht een nadrukkelijker plaats krijgen. De verwachting is dat daar de komende maanden meer duidelijkheid over komt.