Een enquête over het coronabeleid? Ja, graag
De parlementaire enquête is voor de Tweede Kamer een instrument om te koesteren én een stuk gereedschap om zuinig op te zijn. Het is het zwaarste middel dat de Kamer kan inzetten om in een beladen zaak de onderste steen boven te krijgen. Zie de recente enquêtecommissie-Van der Lee die aan het licht bracht hoe het mis kon gaan rond de Groninger gaswinning.
Dat uitgerekend twee van de grotere partijen, VVD en CDA, een week geleden besloten hun leden uit de enquêtecommissie fraudebeleid terug te trekken zonder vervangers aan te melden, is dan ook een zorgelijk gegeven. Doorgaans krijgen de naar zo’n commissie afgevaardigde Kamerleden te horen ”Laat al het andere maar uit je handen vallen, dit gaat voor”. Die prioriteitsstelling is blijkbaar verleden tijd.
Dat het nog bonter kan, bleek enkele dagen later. De een na de andere Tweede Kamerfractie zag af van deelname aan de parlementaire enquête naar het coronabeleid, totdat alleen PVV, FVD, Fractie Den Haan en Groep Van Haga overbleven. Gevolg: vooralsnog is de enquête opgeschort.
Wie deze gebeurtenis wil afdoen als een incident of een pechgevalletje met slechts beperkte nevenschade kan daar best wat argumenten voor aanvoeren. Bijvoorbeeld door sussend te wijzen naar het al lopende evaluatieonderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Toch blijft de keus om aan corona een enquête te wijden een goede en een terechte; hoeveel er over de timing en de onstuimige aanloopfase ook te zeggen valt. En, niet te vergeten: over de deining rond de persoon van oud-Kamervoorzitter en beoogd commissievoorzitter Arib.
Het steekt veel partijen in de Tweede Kamer nog altijd terecht als een graat in de keel dat het kabinet zich bij het nemen van politiek gevoelige coronamaatregelen soms volledig verschool achter het Outbreak Management Team. En dat forse ingrepen, waarvan het kabinet had beloofd ze te zullen intrekken zodra daar weer enige ruimte voor was, soms wekenlang van kracht bleven; hoe twijfelachtig de effectiviteit ervan ook was. Alles bij elkaar roept dat de vraag op hoe het adviesstelsel, zoals dat in de coronacrisis is gebruikt, heeft gefunctioneerd. De beste remedie om daar zicht op te krijgen, is het onder ede horen van de prominenten van dat stelsel. Kortom, het houden van een parlementaire enquête. Daarna kan de vraag worden beantwoord of het beter kan.
De belangrijkste uitdaging waar de Kamer nu voor staat, betreft de omgang met Kamerleden van de enquêtecommissie, die na een doorstart die er hopelijk komt, publiekelijk blijven verkondigen dat corona een complot was om de mensheid te knechten. Het paardenmiddel daarvoor, ontslag wegens functioneren, is in 2008 toegevoegd aan de wet, maar als de Kamer daarop moet teruggrijpen, zou dat een volgend dieptepunt zijn.
Een beter alternatief is een doorstart, waarna de commissieleden hun vooroordelen opzijschuiven en samen op zoek gaan naar de waarheid. Hopelijk komt het daarvan.