„Ik heb geen geld voor de nachtopvang. Kunt u misschien een euro missen?” Velen zullen op deze vraag een nee mompelen en haastig verder lopen. Maar waar is een dakloze eigenlijk mee geholpen?
Bedelaars kun je overal tegenkomen. In Nederland, maar met name ook in grote Europese steden als Parijs of Praag. Bij een toerist die zo’n stad bezoekt kan de vraag opkomen: hoe kan ik helpen? Een euro geven is geen groot offer. Maar is het ook verstandig? Is het misschien beter om een appel te geven of een gesprekje aan te knopen?
Volgens het CDA in Den Haag is geld geven geen goede optie. „Ik vind een stad die overspoeld wordt door bedelaars er niet bepaald goed uitzien”, zei fractievoorzitter Kavish Partiman vorige week in een debat. Zijn oplossing? „Beboet mensen die geld geven aan bedelaars.” Die uitspraak oogstte veel kritiek.
„Realiseer je dat iemand die bedelt altijd in een kwetsbare positie zit. Anders kies je daar niet voor”, zegt Ineke Bergsma, veldwerker bij stichting Ontmoeting in Rotterdam. „Het is belangrijker met welke houding je iemand benadert dan of je daadwerkelijk besluit iets te geven.” Bergsma sprak kortgeleden iemand die een jaar op straat had geleefd. Hij kon zich nog goed herinneren wie in die periode vriendelijk naar hem waren geweest. Volgens de veldwerker hoeft een christen niet altijd iets te geven. „Maar we hebben wel de morele plicht om kwetsbaren menselijk te benaderen.”
Uitkering
In Nederland is op veel manieren aan geld of basisvoorzieningen te komen, stelt Gerrit van Kruistum. Hij is coördinator van De Tweede Mijl en WAL-125 – een tweetal inloophuizen voor daklozen in Amsterdam. „Wat dat betreft zou bedelen niet nodig moeten zijn.” Toch zijn er volgens hem tal van redenen waarom sommigen buiten de boot vallen. „Iemand met beperkte digitale vaardigheden loopt vast met het aanvragen van een uitkering. Anderen kampen met een verslaving, mentale problemen of een gebrek aan een netwerk van familie of vrienden.”
Daklozen die verslaafd zijn, zullen hun inkomsten wellicht aan drank of drugs willen besteden. Dat is voor Bergsma echter geen reden om nooit een euro te geven. „Je bent niet verantwoordelijk voor wat iemand anders met zijn geld doet. Bij een vermoedelijke verslaving kan het wel een optie zijn om geen geld te geven, maar te vragen of iemand andere behoeften heeft, zoals eten of drinken.” De veldwerker maakte kortgeleden een praatje met een bedelaar bij een supermarkt. Ze besloot op verzoek van de man een zak uien voor hem te kopen. Het biertje, dat hij ook vroeg, kocht ze niet voor hem. „In plaats daarvan gaf ik hem een fles water; het was warm weer.”
Ook Van Kruistum legt de verantwoordelijkheid voor de geldbesteding neer bij de ontvanger. „Ik geef liever een paar euro die verkeerd wordt gebruikt dan dat ik niet geef.” Hij vindt het schrijnend als mensen voorbijlopen en niet geraakt worden door het leed van anderen. „Is er nog bewogenheid met mensen die niets hebben? We zijn vaak zo druk met onszelf. Rijkdom is voor veel Nederlanders vanzelfsprekend geworden.”
Warme jas
Bergsma maakt onderscheid tussen iemand structureel of incidenteel helpen. „Soms heeft iemand acute nood. Dan kan een warme jas of maaltijd een uitkomst zijn.” Iemand structureel onderhouden is volgens de veldwerker echter niet wenselijk. „Een bedelaar iedere dag eten brengen is op de lange termijn niet vol te houden. In dat geval is het verstandiger om te verwijzen naar een hulporganisatie of inloophuis.” Ze noemt ook de mogelijkheid om kleding of schoenen te doneren aan een stichting die de doelgroep van daklozen goed kent. „Dan komt de gift goed terecht.”
Voor een toerist die in het buitenland daklozen tegenkomt, is dezelfde medemenselijke houding van belang, vindt Bergsma. „Wees in elk geval niet asociaal.” Van Kruistum begrijpt dat situaties in het buitenland overweldigend kunnen zijn. „Op stations in Parijs zie je soms hele families bedelen. Je kunt dan niet iedereen helpen.” Hij adviseert vakantiegangers te informeren bij lokale kerken. „Die zijn soms heel actief in de lokale hulpverlening. Met een gift aan hun diaconie kun je dit werk van barmhartigheid ondersteunen.”