Arbeidsmigrant zwerft als „straathond” door Rotterdam
Kerst was een „erg lastige periode” voor dakloze arbeidsmigranten in Rotterdam, zegt Cristina Popescu. De veldwerker bij stichting Ontmoeting zag een piek in drankgebruik.
Bakjes koffie, tosti’s en stopcontacten zijn trekpleisters voor Rotterdamse daklozen. De dag na Kerst is het dan ook een komen en gaan bij het dienstencentrum van Ontmoeting. In de nabije omgeving van het pand aan de ’s-Gravendijkwal, ten westen van het stadscentrum, zijn onder meer massagesalons en coffeeshops te vinden.
Een deel van de aanwezigen –enkel mannen– ligt te slapen op een barkruk of een stoel. De meesten hebben hun jas nog aan. Een man eet van een bord tjokvol met tosti’s. In de ruimte hangt een typische geur: wellicht een mengelmoes van ongewassen lichamen en alcohol. Veel ogen zijn rood en waterig van het drankgebruik.
De kerstdagen zijn loodzwaar voor daklozen, weet Popescu. „De piek in drank- en drugsgebruik komt voort uit pure ellende en het gemis van familie en vrienden.” De grootste groep daklozen in Rotterdam bestaat uit EU-migranten, vertelt ze. Ze komen uit Midden- of Oost-Europese EU-lidstaten en werken legaal in Nederland of zijn op zoek naar een baan. Volgens Popescu, zelf afkomstig uit Roemenië, zijn deze daklozen zowel overdag als ’s nachts vrijwel nergens welkom. „Overdag kunnen ze naar ons. In de nacht zijn ze vaak buiten.”
In landen als Roemenië en Polen komen kinderen soms al op twaalfjarige leeftijd met alcohol in aanraking, weet de veldwerker. Voordat deze mensen op straat belanden, zijn het soms „goed functionerende” alcoholisten. Op straat loopt het probleem verder uit de hand. Veel daklozen drinken volgens Popescu een flinke hoeveelheid alcohol om ’s nachts in slaap te kunnen komen. Zo ontstaat een verslaving. Dat maakt een terugkeer naar betaald werk niet eenvoudig, stelt ze.
Statiegeldflessen
Popescu gaat met Rafal en Robert –twee dakloze Polen van middelbare leeftijd– naar buiten voor een ronde door het stadscentrum. Rafal vertelt dat hij al sinds 2008 in Nederland is en onder meer jaren in een ijzergieterij heeft gewerkt. Dankzij deze werkzame jaren heeft hij inmiddels recht op zorg en ondersteuning van de overheid en kan hij aanspraak maken op de nachtopvang. Toch slaapt hij sinds een week weer buiten. De Pool werd de nachtopvang uitgezet vanwege een ruzie onder invloed van alcohol. Eerder sliep hij ook lange periodes buiten, in totaal drie jaar.
Rafal wijst naar een houten hok op de stoep van een drukke weg. Het is amper een meter lang. „Dit zou een slaapplek kunnen zijn, de politie controleert dit niet snel.” Hij heeft vannacht op een „goede plek” geslapen. „Ik sliep tot negen uur buiten. Ik ga niet vertellen waar het was.” De Pool noemt parkeergarages een goede optie om de nacht door te brengen. Het is er droog. Maar ze zijn goed afgesloten en je moet wel oppassen voor beveiligers, weet hij. „Buiten is het vaak rustiger dan binnen. Maar vanwege de kou moet je wel veel drinken om in slaap te kunnen komen. Als je niet dronken bent, val je niet in slaap.”
Rafal gaat van baantje naar baantje, zegt Popescu. „Hij schraapt overal geld vandaan, bijvoorbeeld met statiegeldflessen. Hij is een slimme man.” Rafal dronk altijd al veel, maar wel als normaal mens, zoals hij zelf zegt. „Ik moest wel kunnen werken en autorijden.” Het alcoholgebruik nam problematische vormen aan toen zijn relatie stukliep. „Ik dronk vooral veel met mijn collega’s in onze woningen – hotelkamers die we huurden via het uitzendbureau waar we werkten. In dat hotel gebeurde alles wat verboden is, zoals het dealen en gebruiken van drugs.” Robert, de andere Pool, leeft in totaal een jaar op straat. Hij werd ontslagen toen hij na een bedrijfsongeval maandenlang uit de roulatie was.
„Hier zijn alle soorten drugs te krijgen”, zegt Popescu als ze rondkijkt. In een park iets verderop wordt „enorm” gedeald en „regelmatig” gevochten, vertelt ze. Rafal en Robert hebben niets met drugsverslaafden. Alcoholgebruikers en drugsverslaafden mijden elkaar en hebben ieder hun eigen verblijfplekken in de stad.
Biergarten
Rafal is sinds een dag of twee zijn telefoon en bankpas kwijt. Hij is beroofd. Iemand haalt op dit moment zelfs geld van zijn rekening. De dakloze zegt dat hij vaker met dat bijltje heeft gehakt. „Op straat ben je je spullen snel kwijt, bijvoorbeeld als je probeert te slapen op het centraal station.” Popescu: „Elke dag is het overleefdag. Sommige daklozen laten zich bewust oppakken om wat uren in de cel door te brengen. Even slapen, douchen, eten en rustig nadenken.”
Een korte tijd later staat het drietal op een plein omzoomd door restaurantjes: de Biergarten. In de zomer een plek van burgers, bier en borrels, maar op dit moment een verblijfplaats voor daklozen met veel hoeken om te schuilen. Rafal wijst naar een metershoge ijzeren trap. „Daar sliep ik een maand. En op dat terras drie maanden.” Even verderop in een corridor liggen soms meerdere matrassen, weet Popescu. Nu is er niets te zien. „Het zal wel schoongeveegd zijn door handhavers. Die zijn soms streng en op andere momenten laten ze het gebeuren”, zegt de veldwerker.
In de buurt van het Schouwburgplein wijst de veldwerker op een groepje zwervende arbeidsmigranten. Een vrouw lijkt slecht ter been. Ze zou een voetinfectie kunnen hebben, suggereert Popescu. „Dat komt veel voor en is erg pijnlijk. De aandoening ontstaat doordat daklozen vrijwel nooit hun schoenen uitdoen.”
Popescu kijkt met een andere blik naar de stad sinds ze bij Ontmoeting werkt. „Ik kan mijn ogen niet meer sluiten voor de omstandigheden waarin deze mensen moeten leven.” Ze vindt het schrijnend dat de verschillen zo groot zijn. „Mijn man werkt hier dicht bij in een luxe kantoorgebouw als ICT-ontwikkelaar. Als ik dat vergelijk met een Moldavisch- Roemeense jongeman die met suïcidale gedachten over straat zwierf, dan breekt mijn hart. Toen hij dankzij onze inzet weer stabiel was, voelde hij zich weer mens worden. Hij zei: „In Oost-Europa hebben we straathonden. In Nederland hebben de honden wel een huis en ik niet. Ik ben een soort dier geworden op de straten van Rotterdam.””
Rafal en Robert heten in werkelijkheid anders