(Mis)oogst na maanden steggelen: geen landbouwakkoord
Het had de week van het landbouwakkoord moeten worden. Althans op zijn minst in concept. LTO stapte dinsdagavond op. De boerenorganisatie krijgt het verwijt de breuk te hebben veroorzaakt. Dat lijkt niet terecht. Intussen houdt de onzekerheid voor de sector aan.
De mist over waar het precies fout ging, is ook na het openbaar worden van de concepttekst van het akkoord vrijdagmiddag nog niet opgetrokken. Juist de passages waar de partijen het níet over eens waren, zijn niet openbaar gemaakt. Het eindverslag van voorzitter Chris Kalden verschijnt komende week, voorafgaand aan het Kamerdebat donderdag.
Volgens Landbouwminister Piet Adema was het akkoord „voor 95 procent” rond. Maar zoals bij alle onderhandelingen zit juist in die laatste 5 procent de pijn. En daar kwamen kabinet en LTO niet tot elkaar.
Minister Adema zwijgt tot nu toe over de breekpunten. LTO-voorman Sjaak van der Tak gaf wel enig inzicht. Hij moest ook wel, want hij had de deur tenslotte dichtgegooid. Wat Van der Tak zei, is geen verrassing. Op die punten sleepten de onderhandelingen zich al maanden voort.
Zo wil het kabinet, aldus LTO, de boeren een „opeenstapeling” van maatregelen opleggen op het gebied van natuur, milieu, water en klimaat. Mét „dwingende” voorschriften, „vol ge- en verboden” en „in beton gegoten”. De veelgenoemde gve- of graslandnorm, die los van de precieze inrichting neerkomt op een in stappen te verlagen maximumaantal koeien dat een boer op zijn land mag houden, is daar maar één voorbeeld van.
Vakmanschap
Het komt erop neer dat de overheid gaat voorschrijven hoe een boer zijn werk moet uitvoeren. Dat strijkt een ondernemer tegen de haren in: die is trots op zijn vakmanschap en wil zelf aan het roer staan.
LTO had een alternatief dat daarop aansluit, de zogeheten afrekenbare stoffenbalans. Een maand geleden, na de impasse die op Hemelvaartsdag ontstond, zei Van der Tak in het Reformatorisch Dagblad dat het kabinet bereid zou zijn die systematiek in de wet vast te leggen. Boeren zouden dan straks kunnen kiezen tussen de gve-norm of de stoffenbalans. Met name voor de intensieve melkveehouderij –boeren met weinig grond in verhouding tot hun veestapel– was die laatste optie volgens Van der Tak „van majeure betekenis”.
Minister Adema, gesteund of gepusht door een zware kabinetsdelegatie inclusief premier Rutte, bleek deze week toch minder „bereid” dan de LTO-voorman had ingeschat. De oplossing die volgens LTO aan de tafel „in zicht” was, kwam er uiteindelijk kennelijk niet. Althans, deze was niet voldoende verankerd. Want in de openbaar gemaakte concepttekst staat de stoffenbalans wel genoemd, maar met de kanttekening dat die wordt ingevoerd „zodra dit kan”.
Verdienvermogen
En dan dat andere heikele punt: het verdienvermogen, oftewel: welke garanties hebben de boeren dat ze straks nog steeds een fatsoenlijk inkomen uit hun bedrijf kunnen halen? Bij alles wat op hen afkomt, is immers één ding duidelijk: de kosten nemen toe en de producties gaan omlaag. Dat gat moet opgevangen worden, door hogere prijzen voor hun producten en/of door vergoedingen voor maatschappelijke diensten zoals onderhoud van het landschap en een bijdrage aan herstel en onderhoud van natuur.
Ook de financiële risico’s voor de ondernemers nemen toe. Vrijdag onderstreepten ambtenaren van het ministerie van Financiën dat nog eens in economenblad ESB met de constatering dat de waarde van landbouwgrond daalt als die minder intensief wordt benut – lees: als er minder koeien op lopen of als de oogst omlaaggaat door beperkingen aan bemesting en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Een dalende grondprijs neemt een hap uit de vermogenspositie van de boer, terwijl hij tegelijk minder opbrengsten heeft om zijn leningen af te betalen. Iedereen kan op zijn klompen aanvoelen dat hier iets wringt, en voor boeren was die constatering dan ook absoluut geen verrassing.
Daar komt nog de verslechterde concurrentiepositie ten opzichte van boeren elders in Europa bij. Nederlandse producten worden onherroepelijk duurder. Wie garandeert dat supermarkten straks niet liever over de grens hun inkopen doen?
Banken en supermarkten onderhandelden ook mee over het landbouwakkoord, de laatsten zelfs aan de hoofdtafel. Na het debacle van deze week rolden ze over elkaar heen om hun goede wil te betuigen. „Wij hebben juist voor ogen dat er minder wordt geïmporteerd, wij willen meer met Nederlandse boeren en tuinders werken dan we nu doen”, zei voorman Marc Jansen van supermarktkoepel CBL. En de Rabobank, huisbankier van de landbouw, zwaaide met 3 miljard euro om boeren gunstigere leningen te verstrekken – met de kanttekening dat die dan wél een „toereikend verdienmodel” moeten hebben.
LTO eiste harde garanties, van de overheid en ook van banken, supermarkten en andere ketenpartijen. „Het gaat om meer dan alleen een keurmerk of een lening met gunstige voorwaarden”, aldus Van der Tak. Weliswaar schoven de partijen aan de onderhandelingstafel in elkaars richting, maar volgens de LTO-voorman onvoldoende. Het bleef bij „intenties” en daarvan „kan een boer niet leven”.
Hete adem
Speelt er dan niet meer mee? Voelde Van der Tak dan niet de hete adem in zijn nek van verklaarde tegenstanders van het akkoord, waaronder niet alleen de actiegroepen Agractie en Farmers Defence Force maar ook de Nederlandse Melkveehouders Vakbond én een deel van zijn eigen achterban?
Ongetwijfeld. En dat heeft zeker meegespeeld bij zijn besluit om de stekker er nu uit te trekken. Nog langer doorpraten, waar minister Adema op zinspeelde, zou de LTO-voorman ongeloofwaardig hebben gemaakt: 21 juni was de dag waarop hij „hom of kuit” wilde, zo had hij herhaaldelijk gezegd. Met andere woorden: Dan wil ik duidelijkheid – lees: harde garanties. Die kwamen er niet.
Heeft dit proces, dat zo’n zeven maanden heeft geduurd, dan helemaal niets opgeleverd? Volgens Van der Tak zijn er „goede elementen” bereikt die, zo hoopt hij, door het kabinet „niet bij het grof vuil” worden gegooid. Minister Adema hield deze week de boot af, maar vrijdag liet hij weten toch te kijken welke elementen hij kan gebruiken in het eigen plan waar het kabinet in september mee komt.
Dan moet duidelijk worden waar Nederland de komende decennia met zijn landbouw naar toe wil en hoe boeren –na de herinrichting van het platteland– een inkomen kunnen verdienen.
Voor dat beleid zal het kabinet, linksom of rechtsom, draagvlak onder de boeren moeten zien te winnen. En dus zal er tóch weer gepraat worden.
Redactie politiek
In het vrijdag vrijgegeven conceptakkoord met de titel ”In Beweging” wordt ervan uitgegaan dat de veestapel tot 2035 met zo’n 25 tot 30 procent zal krimpen.
Als de veestapel met ongeveer een kwart wordt ingekrompen, zouden boeren erin kunnen slagen om hun stikstofuitstoot terug te dringen naar het niveau dat de overheid van ze vraagt. Daarvoor is het wel nodig om ook andere maatregelen te nemen, maar boeren hebben waarschijnlijk niet veel ruimte om flexibel of kieskeurig te zijn. Dat concluderen onderzoekers van de universiteit van Wageningen in een vrijdag gepubliceerde doorrekening van de maatregelen in het conceptakkoord, op verzoek van het ministerie van Landbouw.
Het kabinet had 13,5 miljard euro uitgetrokken voor het landbouwakkoord, blijkt uit bijlagen van het vrijgegeven concept- akkoord. Bijna 3 miljard daarvan was bedoeld voor nieuwe stalsystemen en innovaties om de stikstofuitstoot van een bedrijf te verminderen. Veruit het meeste geld van de hele pot (8,25 miljard) was bedoeld voor grond, het verplaatsen of het beëindigen van bedrijven. Ook had het kabinet 1 miljard euro uitgetrokken voor natuurbeheer en circulaire landbouw en ongeveer 750 miljoen euro voor biologisch en natuurinclusief boeren. In totaal had in 2030 15 procent van de totale landbouwgrond biologisch moeten zijn. De uitvoeringskosten van het akkoord hadden ongeveer 1 miljard bedragen.
Of het kabinet straks nog steeds bereid is 13,5 miljard euro voor alle landbouwplannen uit te trekken, is niet bekend.