Surinamers staan argwanend tegenover komst mennonieten
De komst van mennonieten naar Suriname, die daar een nieuwe kolonie willen opzetten, stuit in het land op veel weerstand. Zelfs in het parlement wordt opgeroepen hen te weren, maar de regering heeft al groen licht gegeven.
Surinamers staan van oudsher erg open voor nieuwkomers, ongeacht ras of religie. Zo zijn in de loop der eeuwen christenen, hindoes, moslims, joden en tal van mensen met andere geloofsovertuigingen uit alle windstreken in de voormalige Nederlandse kolonie neergestreken. Soms vrijwillig; vaak ook gedwongen. Het maakt het land tot de smeltkroes die wereldwijd wordt geprezen.
Maar dat nu ook mennonieten een kolonie in Suriname willen stichten, gaat heel veel Surinamers toch een stap te ver. Tot voor kort had vrijwel niemand in het land ooit van deze geloofsgemeenschap gehoord. Totdat het via lokale media uitlekte dat ze al ruim twee jaar in gesprek zijn met de regering van president Chandrikapersad Santokhi om met zo’n vijftig gezinnen uit verschillende landen naar Suriname te komen.
De doopsgezinden hebben in de regio inmiddels 214 kolonies opgezet. De totale oppervlakte van die leefgemeenschappen bedraagt zo’n 3,9 miljoen hectare, ofwel een gebied groter dan Nederland, zo blijkt uit de recente studie ”Pious pioniers: de uitbreiding van doopsgezinde kolonies in Latijns-Amerika”. De drie landen met het grootste aantal kolonies zijn Bolivia (90), Mexico (65) en Paraguay (25). In Suriname zouden de mennonieten zich voor het eerst vestigen.
Geheimzinnigheid
De weerstand in dat land wordt niet alleen veroorzaakt door de onbekendheid met de mennonieten. In veel andere landen zijn conflictsituaties doordat de kolonisten het niet zo nauw nemen met natuurbehoud en op grote schaal eeuwenoude bossen zouden kaalkappen. Ook wemelt het op internet van verhalen over leden van de geloofsgemeenschap die zich in het verleden zouden hebben schuldig gemaakt aan de verkrachting van meisjes en vrouwen.
„Het is vooral de geheimzinnigheid waarmee hun komst wordt omgeven die voor verzet zorgt. De regering is al twee jaar met ze in gesprek zonder ook maar iemand te informeren”, zegt Daphne Lingaard, een 35-jarige inheemse die in het westelijke deel van Suriname woont. Daar hebben de mennonieten hun oog laten vallen op zo’n 226.000 hectare grond, waarop ze een nieuwe kolonie willen stichten. Dat schrijven ze ook in hun eigen uitgave, de Mennonieten Post.
Lingaard is daar niet over te spreken, omdat dit volgens haar ten koste zou gaan van het leefgebied van de inheemsen en hun voortbestaan in gevaar kan brengen. Overigens willen ze nog meer grond, die in buurland Guyana beschikbaar is. Maar de regering daar heeft aangegeven niet geïnteresseerd te zijn in de immigratie van doopsgezinden.
Ruud Souverein, een Nederlander die al jaren in Suriname woont, heeft zich opgeworpen als woordvoerder van de mennonieten, die zelf hoogstzelden in de publiciteit treden. Hij is ook degene die al twee jaar overlegt met de regering om de plannen duidelijk te maken. Volgens hem worden de mennonieten in landen als Bolivia, Paraguay, Argentinië, Peru en Belize op handen gedragen „vanwege hun concrete en grote bijdrage die zij elk jaar weer leveren aan de economie, productie van voedsel en aan de sociale ontwikkeling”. Maar hij rept met geen woord over de negatieve verhalen over vernietiging van de natuur en de misstappen van leden van de gemeenschap.
Geen vertrouwen
In het Surinaamse parlement ziet vrijwel niemand de komst van de mennonieten zitten. „Want in andere landen hebben ze zich schuldig gemaakt aan verkrachtingen en andere zaken”, zo verwoordde volksvertegenwoordiger Evert Karto de gevoelens van een meerderheid. „We moeten onze mensen niet blootstellen aan gevaar. Gaan we dit toestaan? Is er goed onderzoek gedaan naar wie de mensen zijn en wat hun achtergrond is?” Karto wil van de regering ook weten op basis waarvan het besluit is genomen om toestemming te verlenen een kolonie op te zetten.
Dat antwoord kreeg hij deze week niet van president Santokhi. Die probeerde het parlement wel gerust te stellen, maar slaagde daar niet in. Hij verzekerde alleen dat nieuwkomers geen grond van de staat zullen krijgen en dat ze zich niet mogen begeven in gebieden waar inheemsen en anderen van oudsher rechten hebben.
Lingaard heeft daar geen vertrouwen in. „De inheemsen zijn op hun hoede en zullen in opstand komen als ze toch zullen komen.”