De regeling zou, in de woorden van stikstofminister Christianne van der Wal, „woest aantrekkelijk” worden voor boeren die bereid zijn te stoppen met hun bedrijf. Het loket voor de uitkoopregeling voor piekbelasters ging maandag open, vijftien maanden na de bewuste uitspraak van de minister.
Woest aantrekkelijk gaat vooralsnog niet gepaard met veel enthousiasme van de kant van veehouders. Het wantrouwen vanuit de sector richting de overheid zit diep. Aan veel keukentafels op boerderijen was de uitkoopregeling maandagavond ongetwijfeld –en voor de zoveelste keer– onderwerp van gesprek: hoe ziet onze toekomst eruit?
Over die toekomst valt bepaald nog niet veel te zeggen voor de meeste boeren. Het loket dat maandag bereikbaar werd, is bedoeld voor vrijwillige uitkoop van veehouders die relatief veel stikstof uitstoten in de buurt van beschermde natuurgebieden waar al een te hoge stikstofneerslag is.
Het merendeel van deze agrariërs is gevestigd in de provincie Gelderland, met vervolgens weer een concentratie op de Veluwe en in de Gelderse Vallei. Hoeveel boeren die voldoen aan de voorwaarden ook daadwerkelijk zullen intekenen op de regeling is onbekend. De minister zei maandag te hopen op 20 procent.
De gepresenteerde regeling verdient het dat er serieus naar wordt gekeken. De stand van de natuur vraagt om maatregelen. Initiatieven die hiervoor zijn bedoeld, mogen niet puur vanuit wantrouwen terzijde worden geschoven.
Dat veehouders toch nog met veel vragen zitten, verdient eveneens betrokkenheid en aandacht. Het maakt voor de (toekomstige) economische waarde nogal wat uit of een bedrijf verouderd is of juist up-to-date dankzij toegepaste innovaties. En een oudere boer zonder opvolger zal heel anders naar de regeling kijken dan een jonge veehouder die niets liever wil dan het familiebedrijf voortzetten. Die zit helemaal niet te wachten op een zak geld.
Daar komt nog bij dat de uitkoopregeling maar een van de mogelijke opties is. Wie niet wil stoppen, kan ook kiezen voor het verlagen van de stikstofuitstoot door innovatieve toepassingen op de boerderij door te voeren, voor verplaatsing van het bedrijf verder uit de buurt van een Natura 2000-gebied of voor het houden van minder vee op de huidige locatie.
Het ministerie belooft over deze mogelijkheden zo snel mogelijk na de zomer meer duidelijkheid te geven. Het is jammer dat deze regelingen nog niet klaar zijn. Het maken van een goede keuze wordt hierdoor extra bemoeilijkt.
Uit oogpunt van Bijbels rentmeesterschap is natuurherstel geen linkse hobby. De staat van de natuur is een gerechtvaardigde zorg. Dat ontslaat tegelijkertijd niemand van de plicht om oog te hebben voor agrariërs die met de beste wil van de wereld niet kunnen inzien wat er „woest aantrekkelijk” is aan een regeling die het einde betekent van wat zij als hun levenswerk beschouwen.
Hoofdredactie