Voor veel Turken is het onvoorstelbaar: wel Turks, maar toch geen moslim zijn. Het wantrouwen richting de kleine protestantse gemeenschap in het islamitische Turkije is dan ook groot. „Het is belangrijk dat we een goed getuigenis geven.”
Zo’n dertig mensen hebben zich op deze zondagochtend verzameld in de zaal van de protestantse kerk in Istanbul. „Jezus, U alleen bent Koning. U alleen bent onze God”, zingen de aanwezigen vol overgave in het Turks. De deur van het kerkgebouw, dat is ingeklemd door appartementen, staat wagenwijd open. De buurt kan het niet ontgaan: hier komen volgelingen van Isa –Jezus– samen.
De openlijke belijdenis staat haaks op de overtuiging van het overgrote deel van de Turkse bevolking, die voor circa 98 procent uit moslims bestaat. Vijf keer per dag klinkt de zangerige islamitische gebedsoproep op elke straathoek in Istanbul. De wijk Altintepe aan de Anatolische kant van de metropool vormt daarop geen uitzondering. Alleen al binnen een straal van enkele honderden meters van de Istanbul Protestan Kilisesi Vakfi bevinden zich zeker acht moskeeën.
Toch levert de aanwezigheid van het christelijke gebedshuis geen problemen op met de buurt, vertelt pastor Timur Topuz (46) na afloop van de dienst. De relatie met de omwonenden is volgens hem juist ontzettend goed. „Het is weleens voorgekomen dat we werden lastiggevallen door agressieve figuren, maar dat de buurtbewoners ingrepen”, zegt hij onder het genot van Turkse thee.
Dat vertrouwen heeft de kerk wel moeten winnen. De Turkse bevolking houdt er namelijk de nodige vooroordelen op na. Zo zou het christendom iets voor buitenlanders zijn. De Turkse identiteit is zo nauw verbonden met de islam dat veel Turken zich niet kunnen voorstellen dat iemand Turks kan zijn en geen moslim is. Dit nationalistische denken laat weinig ruimte voor minderheden, laat staan voor Turken die zich bekeren tot het christendom.
Topuz ondervond het aan den lijve. Als hij in de jaren 90 zijn islamitische familie en vrienden vertelt dat hij christen is geworden, stuit hij op een muur van onbegrip. „Voor mijn vader veranderde ik in een vijand van de Turken. Hij zei: „Je bent Armeniër geworden.” Als christen móést ik wel een andere etnische achtergrond hebben. Mijn islamitische vrienden wilden niets meer met mij te maken hebben.”
Naarmate de jaren verstrijken, verandert het denken van de familieleden. „Ze merkten hoe mijn leven veranderd was. Vorig jaar is mijn vrouw na een ziekbed gestorven. Toen mijn familie zag hoe de gemeenteleden mij steunden, was dat een belangrijk getuigenis voor hen”, zegt de weduwnaar. „Nu begrijpen ze dat christenen niet vijandig zijn, maar anderen een warm hart toedragen. Het is belangrijk dat we een goed getuigenis geven.”
Luxe
Dat onderstreept Soner Tufan. Hij is algemeen secretaris en woordvoerder van de Vereniging van Protestantse Kerken (Tek). „Het is belangrijk dat wij onszelf laten zien. Om het vertrouwen van Turken te winnen moet je veel moeite steken in de relatie”, vertelt hij in zijn kantoor in de Turkse hoofdstad Ankara. Tufan wil daarom open zijn over het christen-zijn en de kerk in Turkije. „Zo kunnen we vooroordelen wegnemen. We houden wel degelijk van dit land. We zijn geen vijand.”
Tek vertegenwoordigt een groot deel van de protestantse gemeenschap in Turkije. Bijna 200 kerken zijn bij de koepelorganisatie aangesloten. Tufan: „De kerken zijn zelfstandig, maar we hebben niet de luxe om onafhankelijk van elkaar te opereren of elkaar theologisch de maat te nemen. We vinden elkaar in het kruis van Christus. De protestantse gemeenschap is zo’n 10.000 gelovigen groot, op een bevolking van 90 miljoen. We hebben elkaar hard nodig.”
Gezien de kwetsbare positie van de protestantse kerken praat Tufan –en de christelijke gemeenschap in den brede– liever niet over de hedendaagse Turkse politiek. Aan de presidentsverkiezingen wil men de vingers al helemaal niet branden. De kerk moet boven de politiek staan, zegt de woordvoerder.
Desondanks neemt Tufan geen blad voor de mond als het gaat om de vrijheid van godsdienst in Turkije. Jaarlijks stelt hij voor de TeK een rapport op waarin het weinig verbloemend over „mensenrechtenschendingen” gaat. „Over het algemeen is er vrijheid van godsdienst in ons land”, zegt Tufan. „Maar we staan als protestantse gemeenschap wel voor aantal grote uitdagingen.”
Deportatie
Een daarvan is een vijandig sociaal klimaat. Tufan ziet de laatste jaren een duidelijke toename in haatdragende uitlatingen op sociale media. Een kerkelijk werker in Kurtuluş, in het zuidwesten van Turkije, kreeg via Facebook doodsbedreigingen. De dader werd gearresteerd, maar kwam snel weer op vrije voeten. Volgens Tufan moedigt een klimaat van straffeloosheid bedreigingen aan.
Ook is het de voor de protestantse gemeenschap –en voor de meeste andere religieuze minderheidsgroepen– nog steeds niet toegestaan om binnen het Turkse onderwijssysteem geestelijken op te leiden. Hierdoor blijft de behoefte aan buitenlandse predikanten en kerkelijke werkers bestaan. In de afgelopen jaren voerde de Turkse overheid echter campagne om deze groep buitenlanders te deporteren of de toegang tot Turkije te ontzeggen. Veel gemeenten kwamen hierdoor in moeilijkheden en de behoefte aan religieuze werkers blijft groot, zegt Tufan.
Daarbij komt dat veel protestantse gemeenten geen wettelijke status als kerk krijgen. De autoriteiten erkennen alleen Grieks-orthodoxe en Armeense christenen en joden als minderheid. In de regel staan kerken geregistreerd als vereniging of stichting om toch een bepaalde legale status te hebben. Tufan: „Duidelijk is hoe kwetsbaar de plaats van aanbidding is voor de protestantse gemeenschap.”
Een schril contrast met de situatie van de protestantse kerken vormt de Syrisch-orthodoxe kerk Mor Efrem. Het vijf verdiepingen tellende gebouw in de gegoede wijk Yesilkoy, in het Europese deel van Istanbul, nadert zijn voltooiing. Volgens de kerkleiding is het de eerste keer in de geschiedenis van de Turkse republiek dat er een kerk is gebouwd met officiële toestemming van de autoriteiten.
Binnen leggen arbeiders de laatste hand aan het interieur. Een van hen polijst met een schuurmachine de marmeren vloer. Een gebrandschilderd raam van Mor Efrem, een belangrijke heilige naar wie kerk is vernoemd, is gedeeltelijk verscholen achter steigers. Verderop ligt een grote wandplaat met een kersttafereel op zijn kant naast kerkbanken te wachten op een plaats aan de muur.
Eerste steen
De kosten van de bouw –5 miljoen dollar– zijn volledig opgebracht door de Syrisch-orthodoxe gemeenschap, zo’n 20.000 mensen, zegt Ercan Uslucan. Hij is woordvoerder van het kerkbestuur. In 2010 neemt de kerkleiding contact op met de overheid om toestemming te vragen voor de bouw van een eigen kerk. Tot dan toe komen de orthodoxen samen in een rooms-katholieke kerk. Maar dat zorgt voor te veel praktische problemen.
Het is president Erdogan die zich vanaf dat moment sterk maakt voor de bouw van de kerk, vertelt Uslucan. „Hij begreep onze situatie. De president heeft alle betrokken departementen aangespoord om ons deze vergunning te geven.” In 2019 kan de bouw beginnen. Erdogan legt de eerste steen. „Dat was een enorme opsteker voor ons.” De president wordt ook verwacht bij de opening van de kerk, later dit jaar.
Discriminatie
Met de bouw van de kerk laat Erdogan zich van zijn beste kant zien. Maar de Turkse president heeft op z’n minst een ambivalente houding met de christelijke minderheid. In 2020 liet hij zich weinig gelegen liggen aan gevoelens binnen de christelijke gemeenschap toen hij de Hagia Sophia in Istanbul liet ombouwen tot moskee. Zo laat Erdogan vaker twee gezichten zien. Enerzijds een paasgroet waarin de president vreedzaam samenleven benadrukt, anderzijds is discriminatie aan de orde van de dag. Niet-moslims worden stilzwijgend geweerd van overheidsbanen.
Die dubbelheid geldt ook voor de Syrisch-orthodoxe kerk. De bouw van een nieuw gebedshuis neemt niet weg dat de aanwezigheid van deze oude christelijke gemeenschap in het zuidoosten van Turkije flink onder druk staat. De autoriteiten namen daar in de afgelopen jaren tientallen panden en religieuze gebouwen van de kerk in beslag. Uslucan benadrukt –na raadpleging van twee leden van het kerkbestuur– dat er sprake was van een misverstand tussen de kerk en de overheid. Opnieuw krijgt de president alle lof: „Erdogan heeft een speciale wet laten maken waardoor we onze eigendommen terugkrijgen.”
Volgens het kerkbestuur is de huidige regering respectvol richting alle religies. „Op dit moment hebben we een islamitische regering. Dat kan het gevoel geven dat christenen veel problemen hebben, maar het tegendeel is waar. Ze probeert ons juist te beschermen.”