Triomflied Isaäc da Costa voor hemelvaart: Van Hosannapsalmen davere ’t heelal
„Aarde en hemel galmen! Sion! van uw psalmen davert het heelal!” Achter bijna elke regel van het eerste vers van zijn ”Hemelvaartslied” plaatste Isaäc da Costa een uitroepteken. Alsof woorden alléén tekortschieten om de triomf van Christus’ hemelvaart te vertolken.
Da Costa werd geboren in 1798, nu 225 jaar geleden, in een rijke bankiersfamilie van Portugees-Joodse afkomst. Op 22-jarige leeftijd mocht hij „gelovig nedervallen voor Jezus de Nazarener, de Koning der Joden”. Twee jaar later werd hij, samen met zijn vrouw, Hanna Belmonte, gedoopt in de Leidse Pieterskerk.
De leerling van Willem Bilderdijk werd bekend als schrijver van het boekje ”Bezwaren tegen de geest der eeuw” uit 1823, én als dichter. Hij debuteerde, vijftien jaar oud nog maar, met de bundel ”Lof der dichtkunst”.
Da Costa’s liederen ”Op ’t geluid der hemelkoren” (Kerst) en ”Hallelujah! Lof zij het Lam” (Pasen) worden nog altijd gezongen. Het ”Hemelvaartslied”, dat hij in 1828 publiceerde in de bundel ”Feestliederen”, werd minder bekend. Misschien vanwege het weelderige, hoogdravende taalgebruik? In elk geval doet het lied niet onder voor Da Costa’s andere gezangen. Door zowel de kleurrijke poëzie als de gedegen Bijbelse onderbouwing is het een gedicht van niveau.
Pompeus
Da Costa’s hemelvaartslied telt tien coupletten. Vier ervan nam Johannes de Heer ongewijzigd op in zijn bekende ”Zangbundel”, als lied 605. Het gaat om de verzen 1, 4, 7 en 10 van Da Costa’s gedicht. De versie van Johannes de Heer is hiernaast afgedrukt.
Vijf coupletten van Da Costa’s gezang verschenen in de hervormde zangbundel van 1938, als lied 72. Hierbij werd vooral het eerste vers gewijzigd. Doordat woorden als „helburcht”, „Triumfeerder” en „daveren” zijn weggelaten, is het taalgebruik minder pompeus.
Vier van de vijf verzen uit 1938 staan ook in de liedbundel ”Uit Sions Zalen” van de KLS uit 1991. En ds. A. Schroten en dr. H. van ’t Veld maakten een sterk bewerkte variant van de versie uit 1938 voor de bundel ”Weerklank” uit 2016 (lied 186). Zes wél oorspronkelijke coupletten zijn te vinden in het vrijgemaakte ”Gereformeerd Kerkboek” (lied 100).
Bijbelteksten
Hemelvaart is, in het lied van Da Costa, de kroningsdag van Koning Jezus en tegelijk Zijn overwinningsdag na geleverde strijd. De „Vorst der ere” bestijgt deze dag de troon naast Zijn Vader. Dit gaat vergezeld van huldebewijzen van „Sion”: „van uw psalmen davert het heelal!”
In zijn lied doorkruist Da Costa de hele Bijbel, op zoek naar teksten die met hemelvaart te maken hebben. Alsof hij een Bijbels-theologische uiteenzetting wil geven, maar dan in verheven dichtvorm.
Dat begint in couplet 1 al met de oproep „kust de Zoon” (Psalm 2), en met het gejuich en bazuingeschal wanneer „God is opgevaren” (Psalm 47). Deze psalm plaatst Da Costa ook als motto boven het lied.
Trommels en schalmeien
In de oorspronkelijke verzen 2 en 3 (hiernaast dus niet weergegeven) beschrijft Da Costa beeldend het oudtestamentische voorbeeld van de hemelvaart: het moment dat David de ark „met gewijde reien, trommels en schalmeien” opbrengt naar Jeruzalem (2 Samuël 6). Deze verwachting van het „heilverbeidend voorgeslacht” is nú werkelijkheid geworden. „In Zijn Tempel is verschenen de Levende Ark van ’t Godsverbond”, dicht Da Costa, daarmee verwijzend naar Openbaring 11.
Dat hemelvaart ook een dag is van „viktorie” na een gewonnen strijd, blijkt in couplet 4 en 7. Vers 4 (hiernaast vers 2) tekent, met Psalm 24, hoe de „poorten der gerechtigheid” zich ontsluiten voor de Koning. Hij treedt binnen „in Zijne Middelaarsmajesteit”.
Vers 7 (vers 3 bij Joh. de Heer) citeert Psalm 68: „Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen.” Een van die gaven –couplet 8– is de Heilige Geest: „Ge ontvingt die gaven, blijde scharen, thans geen verlaten wezen meer!” De „stromen op het droge” uit Jesaja 44 (vers 9) verwijzen ook naar de Heilige Geest.
Draakvertreder
Met hemelvaart is ook de profetie van Psalm 110 vervuld, zo dicht Da Costa in het vijfde vers: „De Heere sprak tot mijne Heere: „Zit aan Mijn rechterhand met mij!””. De „overwonnen hel” moet daarom de wapens inleveren voor deze „Draakvertreder”, terwijl het „geestelijk Israël” Hem zijn „palmen” moet „schudden” en Hem „met psalmen” moet „wieroken”.
De tegenstelling tussen Christus’ zware strijd en Zijn luisterrijke overwinning wordt bijna tastbaar in vers 6. „De glorie straalt uit dien Behouder, Dien ’t bloedig zweet werd uitgedrukt! De heerschappij rust op die schouder, die onder ’t kruishout ging gebukt!”
Christus deed het allemaal niet voor Zichzelf, benadrukt Da Costa. Hij „strooit de gaven zeeg’nend uit” (vers 7) en bidt voor de Zijnen, „tot Hij zal verschijnen” (vers 4). Meer nog: „In u verheugt Zich thans die Koning, O Kerk, Zijn uitverkoren Bruid!” (vers 7). De Herder is verblijd met het verloren schaap.
Een ander, opmerkelijk Bijbels accent brengt vers 10 in: door de hemelvaart heeft Christus hemel en aarde met elkaar verbonden, „door Zijn bloed verzoend te zaam”. Dit gaat terug op Efeze 1:10 en Kolossenzen 1:20.
Het ”Hemelvaartslied” mondt uit in een aansporing: „Laat ons steeds hopen, bidden, waken, en ons versterken in ons Hoofd! Ook heden wil Hij vreugde maken aan al wie dezen Geest gelooft!” (vers 9).
De beschrijving van het huldebetoon bij de hemelvaart uit vers 1 wordt herhaald in couplet 10. Maar nu is het een aansporing geworden: „Van Hosannapsalmen davere ’t heelal!”
Jezus’ Naam is immers „hoger dan alle naam” (Filippenzen 2).