Klas in debat over Israël; „Ze moeten bezette gebieden gewoon teruggeven”
„Lieve kinders, ik snap dat jullie hier het liefst de hele dag willen blijven zitten. Maar het is tijd om af te sluiten.” Constant van den Heuvel (53), geschiedenisdocent op het Ichthus College in Veenendaal, maant de vwo 2-klas te stoppen met hun opdracht. De bel is al gegaan. En de vwo 3-klas –die het komende lesuur in debat gaat over Israël– staat voor de deur te wachten.
Het lokaal dat ze op het punt staan te betreden, huisvest overduidelijk een geschiedenisdocent. Aan de muur een Friese staartklok. Daaronder een ouderwetse radio. Links achter in de ruimte een kast vol snuisterijen uit de oorlog – van Britse uniformknopen tot granaatscherven. Rechts voorin een plaat van een glimlachende Toetanchamon, tegenover een streng kijkende Johannes Calvijn achter in de klas. Het schaalmodel van een dinosaurus en de minihunebedden tonen aan dat in dit lokaal niet alleen de meest recente geschiedenis aan bod komt.
Stagiair Thomas Lagerweij (30) had op de gang al gewaarschuwd dat het lokaal van de geschiedenisleraar ook wel ”het museum van Constant” wordt genoemd. Nu ik er ben, zie ik dat die opmerking hout snijdt. Van den Heuvel zelf zegt met zijn kasten vol prullaria enkel het advies van een Griekse wijsgeer op te volgen. Aristoteles zou namelijk gezegd hebben dat een goede school „een bibliotheek, een museum en een dierentuin” moet huisvesten. „Met dat museum en die bibliotheek is het aardig gelukt. En apen lopen hier ook genoeg rond”, zegt hij lachend, terwijl hij op de leerlingen om zich heen wijst.
De 3 vwo-klas heeft zich inmiddels geïnstalleerd. Het tweede lesuur kan beginnen. Maar niet voordat er een dagopening heeft plaatsgevonden. Die sluit aan op het thema van de les: Israël. Van den Heuvel leest een stukje uit Romeinen 11. „In dat hoofdstuk is Paulus druk bezig met uitleggen dat Gods genade ook voor het Joodse volk is”, vertelt hij. „De Joden kruisigden Jezus, maar ondanks dat rekende God niet met Israël af.”
De latere kerk heeft dat volgens Van den Heuvel wel vaak beweerd; het christendom zou de plaats ingenomen hebben van het Joodse volk. „Dat christelijke antisemitisme is het ergste wat er is”, vindt de geschiedenisdocent. „Kijk naar de Holocaust. Die vond niet plaats in de islamitische wereld, maar in christelijk Europa.”
God houdt mensen vast en nodigt hen uit om bij Hem te komen, zegt de docent. „Iedereen is bij Hem welkom. Het Joodse volk, jij en ik, niemand uitgezonderd. God is mensen goedgezind. Dat is toch geweldig nieuws?” Ook al is de politieke situatie van Israël soms hopeloos, deze Bijbelse boodschap is bemoedigend, vindt de leraar. „God zorgt er zelf voor dat er altijd Joden zijn die in Hem geloven.”
Bingo
Na de dagopening neemt pabostudent Thomas Lagerweij de les over, terwijl Van den Heuvel achter in het lokaal plaatsneemt. Het programma bestaat onder meer uit het kijken van een stukje documentaire over het ontstaan van de staat Israël. De link in de powerpoint naar het desbetreffende filmpje blijkt echter niet te werken. „Hebben wij weer”, roept de geschiedenisdocent van achter uit het lokaal. Na enig zoekwerk op YouTube wordt de docu gevonden. „Bingo”, roept Lagerweij. „Al is internet nog zo snel, Ichthus achterhaalt hem wel”, reageert Van den Heuvel gevat. De leerlingen lachen.
Op het digibord flitsen beelden voorbij van Ben Goerion, de eerste premier van Israël. Jeruzalem ligt in puin. Er komen twee Palestijnse verzetsstrijders in beeld. Na het uitroepen van de staat Israël verlaten ze halsoverkop hun huis – net als 750.000 van hun volksgenoten. Het Hatikva –Joodse volkslied– klinkt. „Hé, dat kennen we”, zegt een leerling. „Hebben ze geleerd tijdens de themaweek over Israël”, fluistert Constant. „Toen kwamen ook de Israëlische ambassadeur en een rabbijn op bezoek.”
De documentaire wordt stopgezet. Het is tijd voor de leerlingen om in actie te komen. Drie van hen –die zich voorbereid hebben op de les– pitchen elk het standpunt van een organisatie die betrokken is bij Israël. De vraag die aan bod komt is of de Joodse staat in 1948 genoeg oog had voor de Palestijnse Arabieren. Tijmen –capuchontrui en bril– verdedigt de mening van het Nederlands Palestina Komitee en moet als eerste aan de bak.
Hij vertelt hoe de Arabieren de Engelsen in 1920 hielpen om Palestina te veroveren op de Ottomanen. „Daarna bestuurde Groot-Brittannië het als mandaatgebied”, zegt Tijmen, terwijl hij op zijn blaadje spiekt. „Het percentage Joden steeg in die tijd van 4 naar 32 procent. En uiteindelijk werden wij, Palestijnen, gewoon verdreven. Ons land is afgepakt.”
Daarna is het Bo’s beurt. Hij vertolkt de mening van het CIDI. „Meneer, volgens mij heb ik de verkeerde hoofdvraag beantwoord”, zegt hij vertwijfeld. „Wat voor belang heeft het CIDI”, vraagt Van den Heuvel hem. „Ze willen het Joodse geluid een stem geven, het antisemitisme bestrijden en een positief beeld schetsen van Israël in de media”, antwoordt Bo.
„Denk je dat het CIDI dan vindt dat de Israëlische regering te veel of te weinig oog heeft gehad voor de Palestijnen bij de stichting van de staat?” vraagt Lagerweij hem. Bo kijkt zenuwachtig de klas in, terwijl hij met zijn sleutels in de zak van zijn trainingsbroek speelt. „Nou ja, het was natuurlijk wel een beetje egoïstisch van Israël om zomaar het gebied van de Palestijnen in te nemen”, laat hij na even nadenken weten. „Zeg jij vanuit het CIDI dat de toenmalige Joodse regering uit egoïsten bestaat?” vraagt Van den Heuvel met een glimlach. „Nee, die regering heeft het natuurlijk heel goed gedaan”, corrigeert Bo zich snel. „De Joden hadden recht op dat land.”
Onfatsoenlijk
Als laatste is Anne. Zij doet de zienswijze van de Israëlkritische organisatie Een Ander Joods Geluid uit de doeken. „Wij vinden dat Israël op dit moment de mensenrechten schendt”, begint ze haar verhaal. „Wij zijn solidair met de Palestijnen en vinden dat de staat de bezette gebieden moet teruggeven.” Een Ander Joods Geluid vindt volgens Anne ook dat er bij de totstandkoming van de staat Israël niet genoeg oog was voor het Palestijnse belang. „Het had beter gekund, ja”, concludeert ze. „Maar we zijn wel blij dat Israël bestaat hoor”, voegt ze er snel aan toe.
Van den Heuvel neemt het woord. „Het is een ingewikkelde kwestie, jongens.” De leerlingen knikken bevestigend. „Behandelt Israël de Palestijnen op dit moment wel goed?” vraagt hij de klas. Martijn denkt van niet. „Ik snap dat Israël een eigen staat wil, maar dat moet wel op een eerlijke manier gebeuren. Andere mensen moeten daar niet de dupe van zijn.” Ook Matthias vindt het onredelijk wat Israël doet. „Ze claimen gewoon alle gebieden. Dat kan toch niet.” Anne stipt aan hoe ingewikkeld het probleem is. „Kijk naar Jeruzalem. Voor zowel Joden als moslims is de Tempelberg erg belangrijk. Hoe kom je daar ooit uit?”
„Waar baseren jullie het op dat Israël de Palestijnen niet goed behandelt”, vraagt Lagerweij zich hardop af. „Dat zien we in het nieuws”, zegt Tijmen. „Dan hoor je dat de Palestijnen ergens wonen, maar de Joden zich opeens ook op die plek gaan vestigen.” Matthias heeft zich naar eigen zeggen „niet zo goed verdiept” in de situatie. „Maar als ik zie hoe de Israëlische politie omgaat met de Palestijnen, ziet dat er niet erg fatsoenlijk uit.”
„Maar wat zou jij doen als ze met stenen naar je gooien”, vraagt Van den Heuvel hem. Matthias valt stil. „Lastig hè?”, zegt de docent. „Er is geen makkelijke oplossing voor het probleem”, concludeert hij. „Het conflict in Israël kan ten diepste alleen door God Zelf worden opgelost. En dat gaat zeker een keer gebeuren”, maakt Van den Heuvel het bruggetje naar de inleiding.
„Welke organisatie was het meest overtuigend”, vraagt stagiair Lagerweij snel, terwijl de bel klinkt. „Een Ander Joods Geluid”, mompelen een paar leerlingen. „Onthoud één ding van deze les”, zegt Van den Heuvel. „Iedereen die een mening heeft over welke kwestie dan ook kiest ervoor om bepaalde argumenten en feiten uit te lichten en andere achterwege te laten. Dat is niet erg, want zo werkt het nou eenmaal. Maar realiseer je dat. Vraag daarom altijd door en neem dingen niet klakkeloos over”, besluit hij de les. „En nu snel wegwezen.”