Gaat er straks iemand samen met de varkens van de glijbaan af, die gele glijbaan die eindigt in een modderpoel? Vast wel – maar eerst knuffelen. Met glanzend roze en gevlekte, zeer schone biggetjes.
De grote, modderige wei van Piggy’s Palace in Bathmen, Overijssel, lijkt leeg. Alleen de gele glijbaan valt op: de afgedankte glijbaan van het plaatselijke zwembad staat stilletjes te wachten totdat er iemand op klimt – en dan? Erachter ligt een vervaarlijke modderpoel, met extra veel water erin dankzij de regen van de afgelopen tijd. Plons daar maar eens in, als mens. Huu. Want dat is wel de bedoeling: dat bezoekers er samen met de varkens af glijden, daar verdien je punten mee.
„Kun je wat met onze oude glijbaan”, vroeg de beheerder van het Bathmense zwembad op een dag aan varkenshouder Erik Stegink (56). „Wil je soms hutjes maken van de onderdelen?” Hij wist wel aan wie hij dat vroeg: Stegink, die als drie-, vierjarig jongetje al met zijn moeder varkens aan het voeren was, is een creatieve ondernemer. Hij knokte ervoor om 150 varkens buiten in de wei te mogen laten lopen, wat erg moeilijk bleek vanwege allerlei wetgeving; hij zette in op duurzaamheid via zonnepanelen op de stallen en een warmteterugwinsysteem, waarbij de warmte uit de stallen wordt opgevangen en onder de vloer door stroomt. En hij en zijn vrouw Paula (56) heten burgerbezoek welkom op het boerenbedrijf.
In een deel van de stal zijn hokjes van een paar vierkante meter gemaakt. Op de vloer liggen matrassen; strobalen vormen muurtjes. Tegen die strobalen zitten mensen met een biggetje op schoot. Het is een zaterdag in april, en het is alsof volwassenen en kinderen hier bijna in slaap vallen, ze fluisteren, de biggetjes slapen. Piepkleine, schone varkentjes, alles erop en eraan – twee à drie dagen oud zijn ze. Het licht voelt warm.
De moeders van deze biggen kregen 19 en 21 jongen, vertelt Erik Stegink. Een varken heeft veertien spenen, dus niet alle babyvarkens kunnen tegelijk drinken. „De biggetjes die al een dikke buik hebben, halen we even bij de moeder weg, en degene die nog niet zo veel gedronken hebben, kunnen dan extra drinken.” Hij lacht: „Daarom zijn we altijd blij dat jullie er zijn, want dan kunnen jullie een beetje de moeder spelen, ze vertroetelen.” En de diertjes warm houden: deze baby’s houden nog van zo’n 30, 35 graden – zoals het in de baarmoeder was.
Het moedervarken geeft twaalf tot veertien keer per dag melk, niet continu, vertelt Stegink. „En dan is het: allemaal tegelijk drinken, één tot twee minuten, en klaar.” Iets van dat ritme zie je terug bij de biggen: ze zijn actief, scharrelen wat rond, geven eens een gil als iets hun niet bevalt, flapperen met de oortjes als ze tevreden zijn op een warm plekje – en ze vallen als een blok in slaap. „Ze krijsen als ze niet vastgehouden willen worden”, zegt Paula Stegink tegen de bezoekers. „Laat ze dan maar even los. Ze laten wel merken wat ze fijn vinden.”
Mona, het oermoedervarken
De eerste dagen krijgen de biggen biest van de moeder; daarna –na vijf, zes dagen– rouleren de diertjes in de stallen: ze mogen drinken bij verschillende zeugen. ”Multisuckling” heet dat. „In één afdeling zitten 22 moeders die een kleine 300 biggetjes voeden”, vertelt Erik Stegink. In totaal wonen er bij Piggy’s Palace 500 zeugen.
Liggen zij hun leven lang tussen ijzeren stangen, zoals foto’s op Twitter suggereren? Zolang de biggetjes worden gezoogd, tot zes weken, ligt een zeug zó vast dat ze niet op de biggen kan gaan liggen, vertelt Stegink. Anders zouden er veel meer dode biggen zijn. „Maar dat is niet haar hele leven zo.” Drie maanden, drie weken en drie dagen – zo lang is een zeug zwanger, en al die tijd hoeft ze niet vast te liggen.
Een bijzondere zeug is Mona, de mascotte van het bedrijf, het zwarte oermoedervarken. Zij is 13 jaar, bijna 14, en kreeg al heel wat biggen – wel 400, schat Stegink. Zij mag altijd op het bedrijf blijven omdat zij een van de eerste biggen van Piggy’s Palace was.
Zo gaat het met de andere dieren niet. De varkens worden gefokt voor het vlees. „Wij zijn een varkenshouderij én voedselproducent, wij willen dat mensen een goed stukje vlees op het bord krijgen.” Bezoekers vinden dat weleens lastig. Paula: „Dan hebben ze net de biggetjes geknuffeld en staan ze in onze winkel, waar Pi-Pa-Porc –het vlees van onze scharrelvarkens– wordt verkocht. „Toch maar niet”, zeggen ze, en de volgende dag kopen ze in de supermarkt hamlappen waarvan je niet weet waar ze vandaan komen.”
Brokjes met cola en bier
Een groepje jonge bezoekers is gearriveerd; een jongetje viert „voor de zoveelste keer” zijn verjaardag bij Piggy’s Palaces. Hij heeft een kleur, zijn ogen stralen, en hij weet de antwoorden al op de vragen die boer Erik stelt. „Wanneer is een biggetje tevreden?” „Als de oortjes flapperen!”
Oeps, een big, zo’n baby van twee dagen, klimt over een stromuurtje – en belandt in het hok ernaast: van de wat oudere biggen, die nu tien weken zijn en al heel wat groter. Zij hoeven intussen geen melk meer, maar krijgen brokjes, met allerlei krachtigs erin. „Wat zit er eigenlijk in die brokjes, weten jullie dat?” vraagt Stegink.
„Melk!” „Hooi!” „Vitaminen!”
„Ook vitaminen!” zegt Erik Stegink. „En chips, ranja, cola en bier…” De kinderen gillen door elkaar heen, een biggetje krijst, het wil los.
„Wat mensen niet meer willen opeten, voeren wij aan de varkens”, zegt Stegink. Zo vertelt hij zijn verhaal over duurzaamheid en het nut van zijn sector. „We krijgen hier best veel mensen uit de stad –Rotterdam, Amsterdam, Almere– die nog nooit een varken in het echt hebben gezien”, vertelde Paula eerder. „Waar zie je nu nog een varken? Ja, hooguit bij de kinderboerderij.” Intussen konden de Steginks hun verhaal al heel wat keren doorvertellen: op een gewone zaterdag, zoals deze in april, waren er tien afspraken met vier, vijf mensen per afspraak. Op zomeravonden in juli en augustus trekken rondleidingen tussen de vijftig en honderd mensen per avond.
Het biggetje dat over de stromuur is geklommen loopt tussen z’n grote neven en nichten – dat lijken reuzen, ze kijken nieuwsgierig naar het roze kleintje. Een bezoeker pakt het diertje snel op en zet het weer tussen de strobalen. Het maakt direct aanstalten om opnieuw over de muur te klimmen.
Straks gaan deze biggetjes terug de grote stal in. Erik: „Eerst gaan ze dan onder de douche, samen met mij. Dat is niet zo’n douche zoals thuis, het is een ontsmettingsdouche.” De winnaar van een spel, dat tijdens een rondleiding kan worden gedaan, mag dan ook mee, zodat hij of zij een kijkje in de echte stallen kan nemen. Daarvoor gelden strenge hygiënemaatregelen, die sinds uitbraken van dierziekten zoals MKZ en varkenspest zijn gaan gelden in de varkenshouderij.
Die regels, bij de deur bijvoorbeeld al zichtbaar via een zwarte mat waarin ontmettingsmiddel zit, laten iets zien van de achtergronden in de sector, en de moeilijke discussies die er worden gevoerd. Stegink en zijn vrouw werken in een wereld waarin de publieke opinie die niet per se positief is over de varkenshouderij, waar dierziekten soms de kop opsteken met vernietigende effecten, en er regelmatig een stalbrand in het nieuws komt – zo ook precies deze week, begin april, in Brabant: er brak brand uit op een bedrijf met 9000 varkens. „Binnenkort hebben we, op twee maandagavonden, hier een brandweeroefening op het erf”, vertelt Paula. „Stalbranden zijn vreselijk, je moet er niet aan denken – al je dieren.”
Juist vanwege al die geluiden in de maatschappij doen ze dit, zeggen de Steginks. Daarom stellen ze hun bedrijf open om te laten zien hoe ze werken, om te tonen waar de varkenshouderij mee bezig is.
Het is tijd voor de glijbaan – wie wil erheen, wie durft het weiland in? De modderige wei, die leeg leek, is niet leeg. Een groepje halfwas varkens ligt in een hoek te slapen, op een hoop tegen elkaar aan, zoals varkens graag doen. De dieren worden wakker, laten zich door een van de bezoekers lokken met een takje. „Kom kom!” roept de bezoeker, voor de gelegenheid gehuld in een roze overal. De dieren spitsen de oren, lopen achter haar aan, tussendoor gravend in de modder, op zoek naar onduidelijk lekkers. Ze halen de glijbaan, ze gaan er alleen niet op vandaag. De volgende keer, misschien – als het wat warmer is. Dan glijden ze zo met een grote plons de modderpoel in.