Wie aangifte doet na misbruik heeft Bijbel achter zich
Confrontatie met seksueel misbruik grijpt diep in en roept vele vragen op. Een van de vragen is of justitieel onderzoek per se noodzakelijk is. Die mogelijkheid wil ik nader toelichten.
Regelmatig wordt seksueel misbruik via de media onder de aandacht gebracht. Ook binnen de gereformeerde gezindte is dit een grote zorg, zoals blijkt uit het artikel ”Noodkreet: misbruik houden wij zelf in stand” van psychosociaal therapeut Bas van Dijk (RD 13-4).
Omdat ik de laatste tien jaar van mijn carrière bij de politie als zedenrechercheur werkzaam was, heeft dit onderwerp nog steeds mijn warme belangstelling. Het waren intensieve, maar ook heel bijzondere jaren, gekleurd door de aard en impact van een specifiek stuk politiewerk.
Aangifte of niet
Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht van artikel 239 tot 254a betreft misdrijven tegen de zeden. Zedenmisdrijven vallen onder de zwaardere delicten, met strafbaarstellingen variërend van twee maanden tot twaalf jaar gevangenisstraf.
Alle strafbare vormen van seksueel misbruik zijn misdrijven. Daarbij kan in een ”afhankelijkheidsrelatie” (ambtsdrager, hulpverlener, jeugdwerker) de straf met een derde worden verhoogd. Het zijn misdrijven die voluit gepleegd zijn binnen onze samenleving waarvoor het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dit laatste stel ik zo nadrukkelijk omdat het mijn ervaring is dat seksueel misbruik binnen de kerken bij voorkeur wordt benaderd als een ernstige misdraging binnen de kerkgemeenschap. Soms worden ze gerangschikt onder ”verborgen zonden” zoals bedoeld in Mattheüs 18:15-17: „Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in de mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij dezelve geen gehoor geeft; zo zeg het de gemeente; en indien hij ook de gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar.”
Slachtoffers staan voor ingrijpende keuzes. Wel of niet aangifte doen? En wat zijn de gevolgen daarvan? Die beslissing ligt alleen bij het slachtoffer of zijn of haar wettige vertegenwoordiger en is verstrekkend. Een dergelijke beslissing vraagt om een goede voorlichting en een gedegen voorbereiding.
Slachtoffer en ”dader” zijn vaak familie of bekenden van elkaar. Dat dit een blokkade kan zijn voor het doen van aangifte heeft de wetgever onderkend, want na een ”melding” of ”intakegesprek” bij de politie beslist het slachtoffer zelf of er wel of geen aangifte volgt. Tijdens het intakegesprek wordt niet alleen een inschatting gemaakt of er sprake is van strafbaar gedrag, maar krijgt een slachtoffer ook alle informatie en tijd die nodig is om zelf een weloverwogen besluit te nemen.
Doofpot
De hulpverlening richt zich op de opvang en het herstel van slachtoffers. Justitie doet voornamelijk aan waarheidsvinding. Zij heeft bevoegdheden, technieken en (dwang)middelen die alleen de overheid toekomen. Een diepgaand onderzoek door een meldpunt of kerkenraad kan een eventueel volgend justitieel onderzoek ernstig schaden. Het verhoor van jonge kinderen is een van de voorbeelden hierbij. Een protocol dat door verschillende commissies binnen de gereformeerde gezindte wordt gebruikt, kan ik niet anders dan in het voordeel van een ”dader” uitleggen.
De aangiftebereidheid bij een zedenmisdrijf is erg gering. Slechts een op de zes slachtoffers van een zedenmisdrijf doet, na de intake en bedenktijd, aangifte. Daarbij blijven de zedenfeiten die niet gemeld zijn bij de politie uiteraard buiten beschouwing.
Graag houden we in de gereformeerde gezindte zelf de regie. En schaamte en schande vullen de doofpot. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat een slachtoffer, ondanks intensieve hulpverlening, een lange moeizame weg van herstel moet gaan, terwijl de vaak manipulatieve dader vrijuit gaat. Het hangt af van wat er precies gebeurd is, maar meestal gaat het toch om een ernstig misdrijf.
Daarom pleit ik ervoor dat seksueel overschrijdend gedrag altijd bij de politie wordt gemeld. De melding wordt vastgelegd en wordt gezien bij het eventueel aanvragen van een VOG (Verklaring Omtrent het Gedrag).
Gods dienares
Het artikel van Bas van Dijk gaf mij (weer) reden om de justitiële kant van seksueel misbruik onder de aandacht te brengen. Er wordt namelijk wel veel geschreven over hulpverlening en dergelijke na misbruik, maar nooit wordt daarbij dieper ingegaan op de beslissing wel of geen aangifte te doen.
Na aangifte volgt inmenging door de overheid in de misbruikzaak. Dat betekent ook dat de overheid de regie krijgt. Ik ben ervan overtuigd dat om die reden de stap naar justitie bewust wordt gemeden.
Romeinen 13:4 is hierover echter heel duidelijk: „Want zij (de overheid) is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf degene die kwaad doet.”
De auteur is oud-rechercheur zedenzaken.