Antihomowet Uganda is ook statement naar het Westen
Het Ugandese parlement nam in maart een vergaande antihomowet aan – de strengste in Afrika. De kerken speelden een belangrijke rol bij de totstandkoming ervan, met steun vanuit Amerika.
Aan het einde van de vroege zondagochtenddienst van 26 maart in All Saints Cathedral in Kampala neemt aartsbisschop Stephen Samuel Kaziimba Mugalu het woord voor een slotgebed en de zegen. Er zijn gasten uit Zuid-Korea, voor wie hij uitvoerig bidt, waarna hij een dringende oproep tot gebed voor Uganda doet. „Dit is een tijd dat we God hard nodig hebben”, zegt hij. Hij verduidelijkt dat er in het bijzonder gebed nodig is voor de kinderen op school en in het land.
De oproep gaat over in de verzekering dat Gods genade groot genoeg is voor iedereen, ook voor mensen die zich inlaten „met overspel, homoseksualiteit of hekserij.” „God houdt van hen allemaal, maar Hij haat de zonde”, houdt de geestelijke de kerkgangers voor. „Wat nodig is, is bekering.” Hij citeert daarop een frase uit de tweede brief van Paulus aan de kerk in Korinthe: „Wie in Christus is, is een nieuwe schepping. Het oude is voorbij!”
De boodschap volgt op de week waarin het Ugandese parlement een wet aannam die homoseksualiteit verbiedt. Niet alleen het praktiseren van homoseksualiteit is onder deze wet strafbaar, maar ook het jezelf identificeren als homoseksueel. De indieners zien dat als een vorm van „bevordering” van homoseksualiteit, waar tot twintig jaar gevangenisstraf op staat. De anglicaanse Kerk van Uganda, het kerkverband waar de All Saints Cathedral toe behoort, was bij monde van de aartsbisschop een belangrijke pleitbezorger van deze wet.
De geestelijke was zelfs zozeer bij de wet betrokken dat hij aanwezig wilde zijn bij de stemming in het parlement. Voorafgaand daaraan liet hij weten er speciaal op te willen letten hoe anglicaanse parlementsleden zouden stemmen. Hij zei bang te zijn dat sommigen zouden worden omgekocht om zich van steun te onthouden.
Dat de anglicaanse kerkleiding in Uganda grote moeite heeft met het praktiseren van homoseksualiteit kon onmogelijk als een verrassing komen. In februari kondigde de aartsbisschop een breuk met de Kerk van Engeland aan vanwege de beslissing van die zusterkerk om homorelaties in te zegenen. „Als Kerk van Uganda kunnen we dit niet accepteren (…) God vraagt de kerk om naar Ninevé te gaan en bekering te preken, maar de Kerk van Engeland rent naar Tarsis en predikt de acceptatie van de zonde.”
Morele paniek
Homoseksualiteit ligt in grote delen van Afrika moeilijk. In meer dan dertig landen is het praktiseren ervan bij wet verboden, in de meeste gevallen sinds de koloniale tijd. In de praktijk leidt het overigens vrijwel nooit tot rechtsvervolging.
De wet die het Ugandese parlement vorige maand aannam, is zonder meer de meest verstrekkende. „De beweging om homoseksualiteit verder aan banden te leggen, is breder dan Uganda”, zegt hoogleraar en Uganda-kenner Kristof Titeca van de Universiteit Antwerpen. „Ook in landen als Kenia en Tanzania speelt dat. Uganda is echter het meest uitgesproken.”
Volgens Titeca is er in Uganda „veel politiek kapitaal” te behalen met dergelijke wetgeving. „Er is sprake van een soort morele paniek, die zich onder meer sterk uit op sociale media.” De Ugandese krant Daily Monitor schreef dat „97 procent” van de Ugandese bevolking sterk gekant is tegen homoseksualiteit. Het is een lastig te verifiëren cijfer, maar duidelijk is dat het overgrote deel van de bevolking op dit terrein conservatieve opvattingen heeft.
Invloed kerken
De verdediging van de antihomowetgeving loopt in Uganda langs twee lijnen: homoseksualiteit is onchristelijk en on-Afrikaans. Dat eerste is duidelijk de boodschap die de kerken verkondigen. De Kerk van Uganda, goed voor 13 miljoen leden ofwel ruim een derde van de bevolking, is bij monde van de aartsbisschop zeer uitgesproken over homoseksualiteit.
„De kerken hebben in Uganda een enorme invloed”, benadrukt Kevin Ward, lector Afrikaanse religieuze studies aan de Universiteit van Leeds, daarbij. „De Rooms-Katholieke Kerk is denk ik het meest gematigd in haar uitingen, mede omdat het Vaticaan de kerkleiding in bedwang houdt. De pinksterkerken zijn het meest extreem. Maar geen grote kerk in Uganda omarmt homoseksuele relaties.” Samen vertegenwoordigen de kerken zo’n 85 procent van de bevolking.
De moslimminderheid staat er bovendien hetzelfde in. Eerder dit jaar deed de Interreligieuze Raad van Uganda (IRCU) aan het parlement de oproep werk te maken van de antihomowet. Het moest een van de middelen zijn „om de verspreiding van homoseksualiteit, in het bijzonder op onze scholen, tegen te gaan.”
Amerikaanse lobby
Naast de religieuze bezwaren klinkt vaak het argument dat homoseksualiteit on-Afrikaans zou zijn. De levensstijl zou door westerse organisaties, zoals ngo’s, het land worden binnengebracht. Aartsbisschop Kaziimba Mugalu sprak in februari over „goed gesubsidieerde homo-organisaties die onze kinderen rekruteren om homoseksueel te worden. (…) Ze richten zich op onze armoede en beloven onze jeugd geld.”
Het is een wijdverbreid idee. In juni 2012 verbood Uganda 38 ngo’s omdat die „de nationale cultuur” zouden ondermijnen „door het promoten van homoseksualiteit.” In februari van dit jaar kondigde het officiële NGO Bureau aan nog eens 22 ngo’s te onderzoeken vanwege „promotie van lhbti-activiteiten.” Dat de angst voor beïnvloeding ook onder de bevolking leeft, blijkt uit een bestorming van een school in de oostelijke stad Jinja, begin maart. De reden ervan was dat een vermeend lesbische onderwijzeres er homoseksualiteit zou promoten. Velen in Uganda denken dat westerse ngo’s leerkrachten daarvoor betalen
De vooronderstelling dat homoseksualiteit een ‘importproduct’ is, is historisch gezien echter lastig hard te maken. Het is bijvoorbeeld bekend dat de 19e-eeuwse koningen van Buganda, een van de oude koninkrijken in het huidige Uganda, stelselmatig seks hadden met jongens. Vijfenveertig jongens die dit in 1886 weigerden vanwege hun bekering tot het christendom, worden in Uganda nog altijd geëerd als de Martelaren van Uganda.
Leer en leven
Duidelijk is dat in Afrika familiestructuren van groot belang zijn en dat homoseksuele praktijken als een verstoring ervan worden gezien. Die familiestructuren zijn echter zeker niet per se geënt op huwelijken tussen één man en één vrouw, tekent Ward erbij aan. Hij kent de Ugandese cultuur van binnenuit: voorafgaand aan zijn docentschap in Leeds woonde hij twintig jaar in Uganda en is er gewijd tot priester in de anglicaanse kerk.
„De kerk predikt die hoge huwelijksmoraal zonder meer, maar in de praktijk trouwt nog altijd maar een minderheid van de Ugandezen voor de kerk of in een burgerlijk huwelijk”, stelt hij. „Sowieso is polygamie nog altijd wijdverbreid. Maar ook veel andere relatievormen voldoen niet aan de christelijke idealen. In de tijd dat ik in Uganda werkte, ging de kerk daar ontspannen mee om. De kerk predikte een hoge standaard, maar hield er een ruimhartige pastorale praktijk op na. Het roept de vraag op waarom in het geval van homoseksualiteit de touwtjes zo strak worden aangetrokken.”
Breed bestaat de indruk dat de kerk en politiek in Uganda hierin ten minste deels zijn beïnvloed van buitenaf, met name vanuit de Verenigde Staten. „Rond de aanname van een eerdere antihomowet, in 2014, is de beïnvloeding goed gedocumenteerd”, zegt de Antwerpse hoogleraar Titeca. „En ook nu zijn er steeds meer aanwijzingen dat er sprake is geweest van Amerikaanse lobby.”
Een naam die veel valt in dit verband is die van de Amerikaanse evangelicale activist Scott Lively. Bekend is dat Lively in 2009 voor Ugandese parlementariërs een presentatie hield over ”de gay-agenda”, waarmee hij op veel waardering kon rekenen. Daarnaast onderhield hij intensieve contacten met verschillende Ugandese pastors. Onder hen is een van de inmiddels felste bestrijders van homoseksualiteit in Uganda: pastor Martin Ssempa.
Al langer waren er bovendien contacten tussen conservatieve Amerikaanse anglicanen en de zusterkerk in Uganda. In hun eigen kerk, de Episcopale Kerk in de VS, signaleerden ze een steeds liberalere tendens die nauwelijks meer te keren was. Ze zochten daarop steun bij zusterkerken in Afrikaanse landen, zoals Uganda, om zo ook de eigen positie te verstevigen. Een belangrijke rol daarin was weggelegd voor het nog altijd actieve Institute on Religion and Democracy, dat de conservatieve krachten bundelt in grote Amerikaanse kerkverbanden als de Episcopaalse Kerk en de Methodistenkerk.
Anti-westers
Op de achtergrond van de wetgeving in Uganda speelt volgens analisten zeker ook een sterker wordend zelfbewustzijn van Afrikaanse landen. Die willen zich niet langer door het Westen de wetten laten voorschrijven. „De westerse landen moeten stoppen met hun tijd te verspillen door hun praktijken aan anderen te proberen op te leggen”, foeterde de Ugandese president Yoweri Museveni vorige maand. De paradox die Titeca en Ward ontwaren is echter dat de harde houding tegenover homoseksualiteit óók vanuit het Westen is gepromoot.
Het is intussen duidelijk dat andere mogendheden garen spinnen bij een meer antiwesterse houding van Afrikaanse landen. „Er doen heel veel geruchten de ronde over betrokkenheid van Rusland bij antihomowetgeving als in Uganda”, stelt Titeca. „Harde bewijzen zijn er niet, maar duidelijk is dat Rusland baat heeft bij een confrontatie tussen Afrikaanse landen en het Westen.”
Zo’n conflict wilde president Museveni in 2014 nog zeker níét. Hij tekende de toenmalige antihomowet weliswaar, maar het is een publiek geheim dat hij er bij het hooggerechtshof van Uganda vervolgens op aandrong de wet nietig te verklaren, wat ook gebeurde.
De huidige wet moet Museveni nog tekenen, maar Titeca denkt dat hij dit zeker zal doen. „Hij kan politiek gezien niet anders en heeft hard binnenlandse steun nodig. Daarnaast is zijn houding ten opzichte van de donorgemeenschap veel vijandiger geworden.” De kans is dus zeker groter dat de wet ook na tekening intact blijft.