Geloven in een onttoverde wereld, hoe doe je dat?
Eeuwenlang leefden mensen in een „betoverde” wereld, waarin het geloof in God vanzelfsprekend was. De hemel lijkt nu voor velen gesloten. Maar, zegt de Vlaamse theoloog dr. Daniël De Waele, je kunt niet „vrijblijvend over Hem filosoferen.”
„Zouden gereformeerde mensen mijn boek irritant vinden?” Het gesprek is al afgelopen als De Waele (65) zichzelf de vraag stelt, waarop hij het antwoord al heeft bedacht. „Misschien wel, hè?”
Op de tafel in de woonkamer van zijn huis in Breda –De Waele is met een Nederlandse getrouwd– ligt zijn boek ”Godenschemering. De geschiedenis van ons geloof in God”. Daarin gaat de docent Nieuwe Testament aan het Hoger Instituut voor Protestantse Godsdienstwetenschappen in Brussel na hoe mensen in de loop der eeuwen hebben geloofd en getwijfeld, hoe God „door de tijd heen steeds humaner werd”, om uiteindelijk achter een gesloten hemel te „verdwijnen”. „Toch lijkt het raadzaam”, schrijft De Waele, „om zich in te voegen in een groter geheel, in een kerk, wil men niet navelstarend door het leven gaan.”
Waarom stelt u zichzelf die vragen?
„Wat geloven precies is, houdt me al heel lang bezig. Nadat ik op mijn zeventiende tot geloof kwam, bezocht ik een tijdje een pinkstergemeente. Daar leefde sterk het verlangen naar de wederkomst van Christus. In het Bijbelboek Openbaring zegt Jezus: „Ik kom spoedig.” Maar Hij is nog steeds niet teruggekomen. Dat zette me aan het denken: Waarom en hoe geloven mensen? Daarop wilde ik een antwoord vinden.”
Wat betekent geloven voor u persoonlijk?
„Vertrouwen op God. Niet zozeer het aannemen van dogma’s.”
De Heidelbergse Catechismus spreekt niet alleen over een „vast vertrouwen”, maar ook over een „zeker weten” Hoe ervaart u dat?
„Ik ken deze catechismus nauwelijks, maar dat is mooi uitgedrukt. Kijk, ik ben zonder geloof opgevoed. Als tiener kwam ik iemand tegen die me over Jezus vertelde en zei: „Vraag of Hij in je leven komt.” Dat heb ik stomweg gedaan. Ik geloofde niet alleen, ik wíst het ook. Dat zeker weten hoort er dus inderdaad bij.”
En weet u het nog steeds zeker?
Resoluut: „Ja.”
Dan: „Het gaat natuurlijk ook om de vraag: wát weet je zeker? Ik weet zeker dat ik God kan vertrouwen, dat Hij er is. Maar hoe Hij is, dat weet ik niet zeker. Je kunt Hem niet doorgronden.”
U ziet bijvoorbeeld wél een ontwikkeling van een oudtestamentische God van geweld naar een geweldloosheid predikende Jezus.
„De Bijbel laat een evolutie in het Godsgeloof zien. Er is geen sprake van een monolithisch, uit één steen gehouwen blok waarheid. Het zicht van mensen op God verandert in de tijd.”
Vormt de door God geopenbaarde Schrift niet eerder een eenheid? U doet nauwelijks recht aan de barmhartigheid van God in het Oude Testament en het oordeel van Christus in het Nieuwe Testament.
„Een tijdje terug las ik Numeri weer eens door. Daarin wil God afrekenen met het halsstarrige volk Israël, maar door Mozes’ tussenkomst doet Hij dat niet. Ook latere Bijbelboeken, zoals die van de profeten, spreken veel over Gods oordeel. Maar dan zie je dat God toch erbarmen heeft en zegt: „Ik wil jullie dood niet, maar jullie leven.” Dat element krijgt steeds meer de klemtoon. Jezus staat in die lijn: God straft nu niet, maar er komt later wel een oordeel.”
De Reformatie heeft volgens u de wereld „onttoverd”. Hoe ging dat in zijn werk?
„De katholieke middeleeuwen waren een betoverde wereld, vol wonderen, magie, demonen en heksen. De Reformatie benadrukte dat alleen God de macht heeft. Gelovigen moeten het niet verwachten van heiligen, sacramenten en rituelen. Daarmee begon de onttovering van de wereld, die ik overigens positief beoordeel.”
U spreekt wel over de „sombere Calvijn”, die in allerlei rampen Gods hand ziet.
„Dat is misschien niet zo leuk voor reformatorische mensen; met Calvijn heb ik inderdaad wat minder op.”
Maar is dat beeld terecht?
„Ik denk het wel. Nog steeds zijn er mensen die onheil interpreteren als een straf van God, net als Calvijn deed. Op zich is dat niet gek. Dat is het geluid van het Oude Testament. Maar persoonlijk ga ik daarin niet mee. Waarom niet? Als ik naar Jezus kijk, dan hoor ik een ander geluid. Neem de gelijkenis van het zaad en het onkruid. In het Oude Testament is God erop uit om het onkruid uit te rukken; in het Nieuwe Testament zegt Jezus: Laat dat onkruid samen met het koren opgroeien. Er komt wel een dag van oordeel, maar nu nog niet.”
Staat God dan helemaal buiten die rampen, als een machteloze toeschouwer?
Glimlachend: „Dat is een beetje venijnig geformuleerd. Maar ik denk het wel, ja. Het is een feit dat God niet ingrijpt.
Wat ik wel geloof, is dat Hij degenen die Hem aanroepen nabij is. Slachtoffers van een orkaan bijvoorbeeld: Hij wil hen sterken, bemoedigen, helpen. Maar Hij neemt de orkaan niet weg, of houdt die tegen. Ik zie er zeker Gods hand niet in.”
Het christelijk geloof verdwijnt steeds meer uit Europa. Waarom geloven mensen niet in God en vinden ze een gesloten hemel zo vanzelfsprekend?
„Er is de laatste eeuwen veel veranderd. Terwijl de mensen vroeger in een ‘betoverde’ wereld leefden, een wereld die vol was van tekenen van God, bewegen zij zich nu in een wereld die zelfvoorzienend lijkt en waar voor God geen plaats is. De hemel is gesloten.
Aantrekkelijk aan het verhaal van de gesloten hemel is dat het een verhaal van autonomie is. En wie wil er niet autonoom, vrij zijn? De Britse schrijver C.S. Lewis sprak van een „universele druk van de wens dat God niet bestaat”, want dan is de mens vrij en autonoom.
Het is overigens best goed en gezond dat mensen zich afvragen wie ze zijn en wat ze willen. God geeft veel ruimte aan de autonomie van de mens. Hij kan zelfs blij verrast zijn met de tegenspraak van mensen. Zoals Mozes, die opkwam voor het volk Israël. Of Abraham, die voor Sodom en Gomorra pleitte.
Maar er zijn grenzen. Een mens mag niet zondigen, de naaste benadelen of kwetsen. Je uitleven ten koste van anderen is de grens die God aan autonomie stelt.”
Hoe gaat die gesloten hemel weer open?
„Dat is een heel moeilijke vraag en ik heb er niet een-twee-drie een antwoord op. Als ik zelf een kerk zou zoeken, dan vind ik authenticiteit belangrijk, een kerk die nadenkt over de dingen, die niet vanuit dogma’s antwoorden formuleert. Een kerk die meedenkt in mijn vragen, meevoelt, meevecht en betrokken is. En ook een kerk die er is voor anderen en voorziet in noden, zoals armoede.”
Is geloven in deze tijd moeilijker dan vroeger?
„Ja, dat zeker. Tot honderd jaar geleden was het voor de meeste mensen vanzelfsprekend om te geloven. Dat is nu duidelijk niet meer zo. Als je nu zegt dat je gelooft, moet je je daarvoor verantwoorden.
Het is duidelijk: de kerken lopen leeg. Tegelijk zie je steeds meer mensen die heel bewust met het geloof omgaan. Het vanzelfsprekende geloof kalft af, het bewuste geloof groeit. Maar: als je je veilig voelt bij een gesloten hemel, zal God Zich niet opdringen.”
U sluit uw boek af met een citaat van C.S. Lewis: „Stel dat Hij ons gevonden had.” Wat wilt u daarmee zeggen?
„Durf je God echt te ontmoeten? Dat is best een waagstuk. Lewis zegt dat je vrijblijvend over God kunt filosoferen. Maar wil je Hem ook ontmoeten, wil je dat Hij jou vindt?”
Boekgegevens
”Godenschemering. De geschiedenis van ons geloof in God”, Daniël De Waele; uitg. KokBoekencentrum; 424 blz.; € 27,99