Minister: Geen abortusverruiming geëist van Afrikaanse landen
Aanpassing van wet- en regelgeving op het gebied van abortus en „lhbtiq+” wordt, voor zover bekend, niet als voorwaarde gesteld voor het sluiten van (handels)verdragen.
Dat stelt minister Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) in een vrijdag verschenen reactie op Kamervragen van SGP-Kamerlid Chris Stoffer. Die wilde weten of het klopt dat Afrikaanse of andere derde landen, als onderdeel van het afsluiten van verdragen met Nederland of de EU, „gevraagd of zelfs verplicht worden hun wet- en regelgeving over onder meer abortus en lhbti aan te passen”. Schreinemacher gebruikt in de beantwoording het woord abortus niet, maar „seksuele en reproductieve gezondheid en rechten” (SRGR). Dat is een verzamelterm waar onder meer abortus onder valt.
Aanleiding voor Stoffers vragen was een artikel in het Nederlands Dagblad. De krant schreef eind januari dat Afrikaanse landen massaal hun wet- en regelgeving over abortus en lhbti-rechten moeten aanpassen als zij een nieuwe handelsdeal met de EU willen.
Het verdrag waar het om gaat is het Post-Cotonouverdrag, een nog goed te keuren overeenkomst die in principe voor een periode van twintig jaar moet gelden. Partijen zijn de Europese Unie enerzijds en 79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan anderzijds. Schreinemacher benadrukt overigens dat het niet om een handelsverdrag gaat.
Positief
Voormalig buitenlandminister Sigrid Kaag liet de Kamer in 2021 weten positief te zijn over het onderhandelingsresultaat en de ontwerpovereenkomst. Nederland had zich er hard voor gemaakt dat mensenrechten, inclusief SRGR „stevig verankerd” werden, aldus Kaag. De bewindsvrouw noemde mensenrechten een van de „essentiële elementen van het verdrag”. De EU kan maatregelen treffen tegen landen die zich niet aan de afspraken houden.
In het verdrag zoals dat voorligt, worden tal van internationale overeenkomsten over SRGR en andere zaken genoemd. „In het Post-Cotonouverdrag verbinden ondertekenaars zich aan het gestalte geven van bestaande internationale afspraken als partijen van deze afspraken”, schrijft Schreinemacher daarover. Het is dus niet alleen relevant wat er expliciet staat beschreven over abortus en lhtbi. Ook verwijzingen naar andere afspraken in de 187 pagina’s tellende overeenkomst zijn van belang.
Respect
Schreinemacher stelt in de beantwoording dat de onderhandelingen hebben plaatsgevonden „op basis van gelijkwaardigheid” en met respect voor elkaars normen en waarden. „Tijdens de besprekingen en onderhandelingen zijn de artikelen niet eenzijdig opgelegd, maar gebaseerd op hetgeen de partijen overeen zijn gekomen”, schrijft ze verder.
Het kabinet ondersteunt overheden en maatschappelijke organisaties met het vormgeven van SRGR-beleid. Dat gebeurt „altijd binnen de kaders van het internationaal recht en de wetgeving van het betreffende land”, aldus de bewindsvrouw.
Volgens de minister staan „rechten van lhbtiq±personen, vrouwen en meisjes en toegang tot SRGR” wereldwijd in toenemende mate onder druk. „Het kabinet staat pal voor deze rechten en de internationale afspraken die daarover bestaan. Daarom is het van belang om ons juist nu in te zetten voor de rechten van gemarginaliseerde groepen”, stelt Schreinemacher. „Hierbij houdt het kabinet uiteraard rekening met culturele sensitiviteit en gelijkwaardigheid.” Culturele of religieuze gevoeligheden zijn echter „nooit een reden om mensenrechten niet na te leven”.
Zelfcensuur
Volgens de minister past „zelfcensuur” over de Nederlandse positie op deze thema’s „evenmin in een
gelijkwaardige relatie als de oplegging van Nederlandse standpunten.” Het kabinet zal in internationale onderhandelingen aandacht blijven vragen voor „SRGR en de gelijke rechten van lhbtiq±personen”, aldus Schreinemacher. De minister schrijft dat het kabinet er zich daarbij voor inzet „om te luisteren naar standpunten en
eventuele bezwaren van andere partijen en deze serieus in overweging te nemen en over in dialoog te treden”.
Stoffer wilde ook weten of de Europese inzet wel rechtvaardig en proportioneel is, aangezien andere landen economisch vaak erg afhankelijk zijn. De bewindsvrouw van VVD-huize beaamt dat die „verschillende afhankelijkheidsrelaties” voorkomen. „Het kabinet is zich hiervan bewust en staat achter de inzet”, aldus Schreinemacher.