Minister Dennis Wiersma voor Primair en Voortgezet Onderwijs grijpt naar een onorthodoxe maatregel om het lerarentekort terug te dringen. SGP én GroenLinks staan niet te juichen.
Het lerarentekort vormt een serieus probleem. In het primair onderwijs bedraagt het tekort aan onderwijsgevenden momenteel ruim 9700 voltijdsbanen. In de vijf grootste steden, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere, bedraagt het tekort maar liefst ruim 15 procent, in de rest van het land schommelt het tussen de 8 en 9 procent.
In het voorgezet onderwijs ziet het er iets minder slecht uit. De verwachting is dat daar over enkele jaren het tekort ruim 2100 leraren bedraagt. Dat is een kleine 4 procent van het totaal. Ook hier geldt dat het westen meer last heeft van de tekorten omdat in de grote steden het aantal leerlingen stijgt.
Minister Wiersma (VVD) gooit de aanpak van het lerarentekort over een andere boeg dan zijn voorgangers. Nu is iedere school zelf verantwoordelijk voor het opvullen van de eigen vacatures. Wiersma kondigde eind vorig jaar –samen met minister Robbert Dijkgraaf, die onder meer verantwoordelijk is voor de lerarenopleidingen en het mbo– „onorthodoxe maatregelen” aan.
De kern van de nieuwe aanpak is dat belangenorganisaties van leraren, schoolbesturen uit het primair en voortgezet onderwijs, mbo-instellingen, lerarenopleidingen en gemeenten met elkaar regionaal bindende afspraken maken over terugdringing van het tekort. Het doel is dat scholen niet met elkaar concurreren om nieuwe leraren, maar juist samen optrekken.
Die samenwerkingsverbanden (RATO’s) krijgen ook verantwoordelijkheid voor de opleiding van nieuwe docenten en hun begeleiding. Zo moet voorkomen worden dat startende leraren uitvallen. RATO staat voor Regionale Aanpak Toekomst Onderwijsarbeidsmarkt. De regio’s worden gevormd door een combinatie van bestaande regio’s die al bezig zijn met opleiding en met de aanpak van personeelstekorten. Maar ze krijgen wel meer bevoegdheden.
Levensbeschouwelijk
De taken van de onderwijsregio’s zijn omvattend. Zij richten zich op werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel. De RATO biedt ook voor (toekomstig) onderwijspersoneel een loket voor alle ontwikkelmogelijkheden in de regio. Een onderwijsregio kan zelfs ook bovenbestuurlijk personeel aannemen en dat op scholen plaatsen waar onderwijzend personeel het meest nodig is. Dat gaat overigens gebeuren op basis van vrijwilligheid.
Het ministerie van Onderwijs krijgt een stevige vinger in de pap. De onderwijsregio’s moeten hun plannen voor het aanpakken van de tekorten eerst voorleggen aan het departement.
Opmerkelijk is dat Wiersma en Dijkgraaf voor hun initiatief niet te rade zijn gegaan bij de koepelorganisaties die de verschillende levensbeschouwelijke richtingen in het onderwijs vertegenwoordigen. De regionale benadering zou best tot spanningen kunnen leiden tussen scholen van verschillende richtingen die bij zo’n regio zijn aangesloten. Zeker ook omdat de bewindsman de samenwerking wil verplichten.
De Tweede Kamer heeft tot tweemaal toe over de nieuwe aanpak gesproken. De meerderheid geeft de bewindslieden groen licht om te gaan experimenteren.
Opvallend dat de politieke flanken, SGP en GroenLinks, niet staan te juichen bij de plannen. Zij vrezen een nieuwe bestuurlijke laag die samenwerking bemoeilijkt. Volgens de partijen is het beter om aansluiting te zoeken bij de bestaande samenwerkingsverbanden. Maar een Kamermeerderheid steunt de uitgestippelde koers van de ministers. Zij gaan de komende maanden hun plan verder uitwerken.
Driestar educatief
Ook reformatorische scholen staan niet te juichen bij de regionale aanpak die de bewindslieden voorstellen. In december vorig jaar is voorafgaand aan een Kamerdebat door de christelijke lerarenopleidingen van Driestar educatief, CHE en VIAA, die samenwerken in de Educatieve Levensbeschouwelijke Alliantie (ELA), een dringend appel gedaan op de politieke partijen om de plannen kritisch te beoordelen. De belangrijkste zorgpunten waren dat er geen bewijs is dat de RATO-aanpak werkt terwijl de gevolgen voor het onderwijsveld heel groot zijn. Bovendien lijkt er geen ruimte te zijn voor de eigenstandige positie van het levensbeschouwelijk onderwijs. Wat verder van belang is: het bijzonder onderwijs werkt momenteel al samen in meerdere verbanden om samen personeel op te leiden.
Toch is er bij het orthodox-christelijk onderwijs bereidheid om mee te denken en te onderzoeken hoe er onderling intensiever samengewerkt kan worden voor meer leraren in de school. Daarom deden de reformatorische scholen met Driestar educatief en de ELA het aanbod om mee te doen aan de pilotfase. De reformatorische besturenorganisaties VGS en VBSO vroegen de aangesloten scholen voor primair onderwijs of zij zich hierbij willen aansluiten. Inmiddels hebben meer dan honderd scholen hun steun hiervoor uitgesproken. Ook andere christelijke scholen beraden zich op een dergelijke pilot, in samenwerking met de christelijke lerarenopleidingen van CHE en VIAA en in ELA-verband.
Als het ministerie van Onderwijs akkoord gaat met het aanbod van het reformatorisch onderwijs, komt er naast de algemene onderwijsregio’s ook een landelijk werkend RATO-samenwerkingsverband. Eind deze maand besluit minister Wiersma wie aan de pilot mee mogen doen.