Politiekinterview

Adema: Agrarische sector zal moeten verduurzamen

Is Piet Adema écht landbouwminister tegen wil en dank? Wie de bevlogenheid van de bewindsman van ChristenUnie-huize ziet als hij praat over het landbouwakkoord, zou het niet zeggen. „Ik ben gemotiveerd om hiervoor te gaan. Dat is de reden dat ik hier zit, niet omdat ik zo nodig minister wilde worden.”

Coen Hermenet en Gerard Vroegindeweij
11 March 2023 08:36Gewijzigd op 27 June 2023 14:19
Landbouwminister Piet Adema tijdens een werkbezoek aan een boerenbedrijf. beeld ANP, Sem van der Wal
Landbouwminister Piet Adema tijdens een werkbezoek aan een boerenbedrijf. beeld ANP, Sem van der Wal

„Nee”, had hij resoluut gezegd, toen Gert-Jan Segers hem in 2017 polste voor een kabinetspost. „En je hoeft het me ook nooit meer te vragen.” De onlangs opgestapte ChristenUnie-leider waagde het toch. De nood was aan de man, want landbouwminister Henk Staghouwer had de handdoek in de ring gegooid.

Adema runde in een ver verleden in zomervakanties en op zaterdagen een boerderij van een boerenfamilie. Enkele jaren geleden ging hij weer eens langs op het bedrijf, dat inmiddels door de kinderen was overgenomen. Het gesprek was „zeer emotioneel”: er werd gehuild over de toekomst van het bedrijf. „Dat raakte me toen enorm”, blikt de bewindsman terug. „Toen ik voor de afweging van het ministerschap stond, zei mijn vrouw: „Denk eens aan hén.”

Om welke beslissing het ook gaat: die wordt zo veel indringender als je die ene persoon voor je hebt die het raakt, of als die jóú raakt.

Het kan toch niet waar zijn dat we niet meer met elkaar in staat zijn om aan tafel te gaan zitten, het gesprek te voeren en te kijken of we met elkaar oplossingen kunnen bedenken? Ik ben minister geworden om een bescheiden bijdrage aan de oplossing te kunnen leveren. Om te kijken hoe we de landbouw perspectief kunnen geven, maar ook om de polarisatie een beetje tegen te gaan. Het landbouwakkoord waar we nu mee bezig zijn, moet daar ook een bijdrage aan leveren.”

Ziet u het als uw belangrijkste opgave om het landbouwakkoord tot een goed einde te brengen?

„Ik zie het als mijn belangrijkste opgave om de agrarische sector weer perspectief te bieden. We staan voor enorme opgaven. Je kunt best discussiëren over hoe groot die precies zijn, maar er zíjn grote opgaven. Boeren hebben ons daarbij veel te bieden. Ja, er moet veel veranderen. Ja, de agrarische sector zal moeten verduurzamen. Dat is gewoon een gevolg van de overbelasting die we in het systeem hebben gebracht. We moeten weer meer in balans met de omgeving komen. De agrarische sector staat voor een deel hiervan aan de lat. Aan de andere kant moeten we ook kijken hoe we perspectief kunnen bieden. Dat doen we door het landbouwakkoord.”

Adema zegt dat anderen hem erop gewezen hebben „hoe uniek” het proces is waar hij met de agrarische sector in zit. „Dat we op dit moment met misschien wel zeventig partijen uit de agrarische sector om tafel zitten om te praten over de toekomst van die sector.” Om er meteen aan toe te voegen: „Natuurlijk zijn er ook momenten waarop ik zorgen heb.”

De bewindsman spreekt van „een heel precair proces”, waar „een hoop spanning” op staat. „Het wantrouwen is groot, en dat snap ik, met alles wat er is gebeurd. Je zult maar PAS-melder zijn.”

Het sluiten van het akkoord komt niet op een week aan, zegt Adema. Ook laat hij doorschemeren dat het akkoord mogelijk niet in één keer definitief zal zijn. Op zaken die voor de gebiedsprocessen (waar provincies aan werken, red.) van belang zijn, zit de nodige druk. Zo komt er een zogeheten GVE-norm, waarmee wordt bepaald hoeveel dieren er per hectare grond gehouden mogen worden. Anders is bijvoorbeeld de zogenaamde ketenaanpak, waarbij het gaat om de toeleveranciers en afnemers van boeren. „Daar zou je iets meer tijd voor kunnen nemen”, zegt Adema.

Wat heeft u boeren concreet te bieden in het kader van dat akkoord?

„Als ik dat nu precies allemaal zou gaan benoemen, dan zou ik het landbouwakkoord hier op tafel neerleggen. Wat het akkoord straks gaat bieden, is een zicht op de landbouw van de toekomst, een duurzame landbouw in balans met de omgeving. Dat betekent dat boeren moeten omschakelen, doorontwikkelen of verplaatsen.

Wij laten in de afspraken zien hoe we de boeren daarin gaan helpen, hoe we als overheid onze uiterste best zullen doen om de agrarische sector door die omvorming naar die toekomstige landbouw heen te brengen.

Ik heb 2040 als stip op de horizon gezet. Eigenlijk is het meer een wolk: zó zou het er ongeveer uitzien. Maar één ding is duidelijk: het gaat om kringlooplandbouw, om duurzame landbouw, zonder schadelijke emissies naar water, bodem en lucht. Dus een landbouw die bijdraagt aan een gezonde schepping, en aan een verbeterde kwaliteit van de biodiversiteit. Boeren kunnen daar een hele belangrijke rol in spelen.”

Hoe hard is het perspectief voor 2040? Kunnen boeren ervan op aan dat er aan die afspraken niet wordt gemorreld?

„Dat is een vraag die ik heel veel krijg. Samenstellingen in de Kamer of in Europa kunnen wisselen. Vanuit Europa kan ook weer regelgeving komen die van invloed is op de agrarische sector. Daarom is het belangrijk dat we met elkaar proberen een akkoord te sluiten dat een heel breed draagvlak heeft in de sector en in de politiek, zodat het kabinetten overstijgt. En dat kan in Nederland, hè. Er wordt nog steeds geld in het Deltafonds gestopt. We hebben een Klimaatakkoord waar nog steeds mee wordt gewerkt. Het zit hem niet zozeer in het dichtregelen, zodat er in de toekomst niks meer kan gebeuren. Het akkoord moet zo breed mogelijk gedragen zijn, zodat de politiek er eigenlijk niet omheen kan.”

Het enthousiasme bij de boeren is nog niet zo groot dat je denkt: al die zeventig organisaties scharen zich erachter. Of is dat te pessimistisch?

„Ja, dat vind ik wel. Ik heb nog niemand hoeven bellen om diegene aan tafel te houden. Dat betekent dat iedereen ook wel een zekere motivatie heeft. Het is een kans voor de agrarische sector om mee te sturen op de eigen toekomst. Ik ben ervan overtuigd dat er in de toekomst nog steeds een agrarische sector van wereldfaam is.”

Hoeveel geld heeft u beschikbaar voor het landbouwakkoord? Volgens De Telegraaf is er sprake van een „stammenstrijd” tussen u en stikstofminister Van der Wal over de verdeling van het stikstoffonds.

„Ik herken me niet in het woord stammenstrijd en in de sfeer van dat artikel. Maar natuurlijk hebben we wel discussie over geld. Er is een transitiefonds, en we moeten met elkaar de stikstofoperatie en het landbouwakkoord voorzien van de nodige middelen. Daar hebben we gesprekken over, en soms discussie. Dat mag ook, dat hoort erbij. Ik ben ervan overtuigd dat we straks een akkoord hebben waarin we ook goede financiële afspraken kunnen maken.”

Er komt dus geld. Zijn jullie het er ook al over eens hoeveel geld uit het fonds beschikbaar is voor het landbouwakkoord?

„Dat zou wel raar zijn. Als ik de plannen nog niet concreet heb, kan ik ook niet zeggen hoeveel geld ik nodig heb. We gaan goede plannen formuleren.”

Maar er zijn geen verschillen van mening over de inzet van het geld?

„Er is wel discussie over de inzet van het geld. Dat is er wel, zeker wel.”

Discussie, of verschil van mening?

„Discussie. Maar er is geen discussie over dat er geld naar het landbouwakkoord zal moeten.”

U bent heel enthousiast over het landbouwakkoord. Stel je voor dat dit mislukt, is Piet Adema dan ook weg?

„Nee, dat vind ik… Dan gaat het weer over de poppetjes. Ik ben daar helemaal niet mee bezig. Het gaat uiteindelijk om de toekomst van de agrarische sector. Daar ligt onze focus op. En inderdaad, ik ben gemotiveerd om hiervoor te gaan. Dat is ook de reden dat ik hier zit, niet omdat ik zo nodig minister wilde worden.”

Als wij minder gaan produceren, wie moet dan de Europese monden voeden?

„Wij hoeven de wereld niet te voeden met onze eindproducten. We hebben wel veel kennis en uitgangsmateriaal die daaraan bijdragen. Daarnaast: de landen om ons heen produceren zelf ook voedsel en wij zouden hen kunnen helpen bij de manier van duurzaam produceren. Wij blijven voedsel exporteren. Anders zou de productie in ons land teruggaan naar 20 procent van het huidige niveau. Dat gaat natuurlijk niet gebeuren.”

Met wat voor percentage moet de productie dan teruggedrongen worden?

„Ik ga geen percentage noemen. Het zal verminderen.”

Ergens tussen de 0 en 40 procent?

„Ik ga daarin niet mee. Dat is precies wat D66 doet. Die zegt dat de veestapel met de helft moet afnemen. Dat mogen ze zeggen, maar dat is niet het uitgangspunt van waaruit ik werk. We moeten gaan werken aan duurzame productie. Dat zal tot gevolg hebben dat niet alles overal meer kan.”

Piekbelasters moeten binnen een jaar een ingrijpende keuze maken. Is er, ook bij het stikstofbeleid, voldoende oog voor de menselijke maat en de sociale gevolgen?

„Ja, zeker. De psychosociale aspecten van deze hele operatie worden meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied, omdat we daar oog voor moeten hebben. Het is ingrijpend wat er allemaal gebeurt. De provincies krijgen op dit punt een belangrijke rol. Ze staan dicht bij de mensen.”

Zo’n tachtig kottereigenaren hebben zich aangemeld voor de saneringsregeling. Wat is volgens u in de toekomst een wenselijke omvang van de kottervloot?

„Er komt veel op de landbouwsector af, en dat geldt ook voor de visserijsector. Dat gaat me aan het hart. We zijn een land aan de Noordzee en de visserij is cultureel heel sterk aan ons land verbonden. Ik vind dat er toekomst moet zijn voor de visserij.”

Moet er parallel aan de landbouw dan ook een visserijakkoord komen?

„Ik overleg al met de sector over de toekomst. Ook hier is er druk vanuit de natuur. Ik vind wel dat er een toekomstbestendige visserij moet zijn.

Ik maak me zorgen over de ontwikkelingen vanuit Europa, laat ik dat maar eerlijk zeggen. Europa wil alle beschermde gebieden sluiten voor bodemberoerende visserij. In de Noordzee is dat zo’n dertig procent. Ik zoek contact met andere landen om te bezien hoe we hier een vuist tegen kunnen maken.

De verduurzaming moet doorgaan. We hadden een mooie vorm uitgedacht, namelijk de pulsvisserij. Die is minder belastend voor de bodem en energiezuiniger. Maar die wedstrijd hebben we verloren. Daar heb ik nog buikpijn van. Ik heb van dit proces wel geleerd dat Nederland niet op eigen houtje innovaties moet uitvoeren, maar dat moet doen in samenwerking met andere belanghebbende landen als Spanje, Frankrijk en Denemarken.”

Zeeschepen stoten, ook voor de Nederlandse kust, behoorlijk wat schadelijke stoffen uit. Zij worden ongemoeid gelaten, maar garnalenvissers met een veel lagere uitstoot moeten een kostbare verduurzamingsslag maken. Hoe legt u dat uit?

„Ik kan me voorstellen dat dat tot vragen leidt. Wij kunnen vanwege internationale afspraken die zeeschepen met hun zware uitstoot niet weren. Maar zij moeten op termijn ook verduurzamen. Ik hoop met een goede strategie te komen om zo ook de visserij in ons land een duurzame toekomst te geven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer