„Breng de Holocaust in de les dichtbij”
Steeds minder mensen weten hoe erg de Jodenvervolging onder het naziregime was, of ze geloven het niet. Onwetendheid, gebrek aan belangstelling of moedwillig ontkennen van feiten?
Het onderzoek waarvan de Claims Conference on Jewish Material Claims Against Germany –een internationale organisatie die opkomt voor de rechten van Holocaustoverlevenden– deze woensdag de resultaten naar buiten bracht, laat zien dat de kennis van de Holocaust afneemt en dat de ernst en omvang ervan door een groeiend deel van de (jong)volwassenen in twijfel worden getrokken. In reacties wordt dan ook gehamerd op het belang van onderwijs over die gitzwarte periode in de wereldgeschiedenis.
Het aantal Nederlanders dat gelooft dat de Holocaust een mythe is, is hoger dan in de andere landen waar dit onderzoek is uitgevoerd: de Verenigde Staten, Canada, Frankrijk en Oostenrijk.
Een meerderheid (53 procent van alle respondenten en 60 procent van de veertigminners) noemt Nederland niet als een van de landen waar de Holocaust plaatshad. Hoewel er in Nederland meerdere doorgangskampen waren waar Joden naar concentratiekampen werden gedeporteerd, kon 59 procent van alle volwassenen (en zelfs 71 procent van de jongvolwassenen) geen enkel kamp in ons land noemen. Slechts 22 procent van alle respondenten noemt Westerbork en onder de veertigminners is dat nog maar 17 procent.
Van de Nederlanders die zijn ondervraagd, heeft 89 procent weleens van Anne Frank gehoord, maar slechts 73 procent weet dat ze in een concentratiekamp omkwam, en onder jongvolwassenen is dat 68 procent. Een kleine groep ondervraagden denkt dat het dagboek van Anne Frank een vervalsing is.
Twee werelden
„Ik schrik hiervan”, zegt drs. Constant van den Heuvel, geschiedenisdocent aan het Ichthus College in Veenendaal en organisator van regionale oorlogsherdenkingen. „Er wordt zoveel informatie over de Holocaust gegeven; als ik deze uitkomsten zie, denk ik: Wat moeten we dán nog doen? Het geeft een gevoel van machteloosheid.”
Van den Heuvel noemt een indruk die hij opdeed toen hij op 4 mei naar de dodenherdenking fietste. „Bij flatgebouwen waren jongeren van niet-Nederlandse afkomst aan het ravotten. Ze hadden kennelijk geen idee wat er die avond gebeurde en de fatsoensnorm om geen herrie te maken, was hen niet bijgebracht. Ik zag toen twee werelden in Veenendaal. Een deel van de bevolking is hier niet geworteld en heeft de geschiedenis niet meegemaakt.”
Wat jongeren betreft, is de docent niet negatief gestemd. „Als ik nu mijn lokaal inkijk, zie ik leerlingen bezig met hun mobieltje en ik zie een jongen en een meisje elkaar omhelzen. Jongeren zijn niet bezig met geschiedenis, maar met het leven van alledag. Maar als je geschiedenis dichtbij brengt en je vertelt wat er in hun directe omgeving is gebeurd, dan is er enorme interesse. De uitkomsten van het onderzoek zijn heel ernstig, maar ze motiveren ons juist om door te gaan met vertellen over wat er is gebeurd.”
Ontlezing
„Als er één periode is waarover Nederlanders relatief veel weten, is het de Tweede Wereldoorlog”, zegt dr. Ewart Bosma, die aan het Van Lodenstein College in Amersfoort geschiedenis doceert. „Als de kennis daarover zo tekort blijkt te schieten, hoe deplorabel is het met de rest van de geschiedenis dan wel gesteld?”
Bosma ziet verschillende oorzaken. „De ontlezing zal een rol spelen, en het feit dat geschiedenis voor veel leerlingen geen verplicht vak is. Het is natuurlijk ook steeds langer geleden dat de oorlog plaatshad; de collectieve herinnering wordt minder. Ook merk je dat van complottheorieën een zekere bekoring uitgaat, en dan ben je nog maar één of twee muisklikken bij antisemitisme vandaan. Dat jongvolwassenen minder weten, wil ik overigens wel iets relativeren: kennis groeit als je ouder wordt.”
Bosma noemt de eisen die de overheid aan het geschiedenisonderwijs stelt: „Meer aandacht voor diversiteit, meer aandacht voor vrouwen. De Holocaust is dan een van de eisen. Daarmee devalueer je het onderwerp wel.”
In de reformatorische gezindte is het met de kennis over de oorlog wel iets beter gesteld, denkt de docent: „Op de basisscholen is er meer aandacht voor geschiedenis dan gemiddeld. En de reformatorische gezindte heeft nog iets meer een leescultuur. Maar ook bij ons slaat de ontlezing toe.”