Premier Rutte heeft maandag namens de Staat excuses aangeboden voor het slavernijverleden van Nederland. Over of dat een verstandige zet was, zijn de meningen verdeeld. „Ik heb er gisteren op de Dam nog tegen gedemonstreerd”, klinkt het in de Bijlmermeer.
Bijlmerplein, maandagmiddag iets voor drieën. Het is grijs weer, de voorbijgangers kleurrijk. Een vrouw achter een buggy roept een waarschuwing naar haar kind. Het jochie dreigt de straat over te steken. Een vriendelijke voorbijganger helpt de kleuter naar de overkant.
Twee Surinaamse vrouwen stoppen om een oliebol te kopen. Wat ze van de slavernijexcuses vinden die premier Rutte op het punt staat uit te spreken? „Oh dat weet Ilse heel goed”, zegt Maureen, midden vijftig, terwijl ze naar haar vriendin wijst. „Ik denk dat mensen er een beetje verrast door zijn”, vertelt die op haar beurt. „Het was wel zo netjes als de regering het in 2023 had gedaan.”
Volgend jaar is het 150 jaar geleden dat Nederland de slavernij afschafte. Vanaf 1 juli gaat er een zogenaamd Herdenkingsjaar Slavernijverleden in, waarbij er in het hele koninkrijk extra aandacht is voor het onderwerp.
Tegelijkertijd is slavernij niet alleen iets van het verleden, zegt Ilse. „Het is aan de orde van de dag. Een moderne variant dan.” Het gebeurt volgens haar niet alleen meer op basis van huidskleur. „Of we nu blank, zwart of rood zijn, overal op aarde proberen mensen hun wil aan anderen op te leggen. Denk alleen al aan de kledingindustrie. Dat is toch ook slavernij”, besluit de energieke zestiger.
Even verderop, in winkelcentrum Amsterdamse Poort, vermengt de geur van roti zich met wierook. In de drie op elkaar gepakte eettentjes zwaaien Chinezen de scepter; ook in de Surinaamse. De vrouw achter de balie van het wierookstalletje wil niets kwijt over de excuses van het kabinet. „Geen mening”, zegt ze, terwijl ze de verslaggever met een glimlach afwimpelt en er twee tieners op een scootmobiel voorbij racen. Een Surinaamse man, wachtend voor een elektronicawinkel, zegt niet zo bezig te zijn met het verleden. „We leven toch in het nu?”, zegt hij, waarna hij snel zijn weg vervolgt.
Buiten het winkelcentrum klinken vrolijk beats. Een zwarte man –midden veertig, muziekbox op de bagagedrager– vindt de excuses overtrokken. „Ik doe er allemaal niet aan mee. Niet aan de discussie rondom zwarte Piet en ook niet aan dit gedoe”, zegt hij, terwijl de radioreclame uit zijn muziekbox schalt.
Even verderop staan twee twintigers voor de McDonalds. Ze komen uit Curaçao en wonen inmiddels zo’n acht maanden in Nederland. „Slavernijexcuses?”, zegt de vrouw als ze de vraag krijgt wat ze van de mea culpa van het Nederlandse kabinet vindt. „Dat heb ik even helemaal gemist.” Haar vriend heeft ook geen idee. „Wij kijken alleen naar de future”, zegt hij lachend.
De vrouw moet nog wel wat anders van het hart. „In deze tijd zien zwarte mensen alles als racistisch. Het is een beetje doorgeslagen.” Zelf zegt het tweetal tot nu toe niet veel last te hebben van discriminatie. „Maar we zitten hier in de Bijlmer weet je. Dat is natuurlijk een verschil met de rest van Nederland.”
Een muurschildering van een zwarte man met hoed -de Surinaamse verzetsstrijder Anton de Kom- siert even verderop de pijler van de brug. Daarachter begint de markt. Cassave, bakbananen en verschillende soorten peper liggen uitgestald op de kramen. Potentiële kopers schuifelen langszij. Voelend en tastend naar de beste koopwaar.
Twee mannen en een vrouw zijn voor de Vomar druk gebarend in gesprek. Als de vrouw hoort dat Rutte net zijn excuses voor het slavernijverleden heeft aangeboden, schrikt ze. „Heeft hij het toch gedaan”, roept ze uit. „Ik heb er gisteren op de Dam nog tegen gedemonstreerd.” Ze is van mening dat de excuses veel te snel komen. „Het kabinet had zich hier veel langer op voor moeten bereiden.”
Een ander uit het drietal, de 52-jarige Znolty, weet wel waarom de excuses er op stel en sprong moesten komen. „Dat komt door meneer Santhoki, de president van Suriname. Zijn ambtstermijn loopt op 1 januari af. En hij wilde nog snel excuses maken.” Znolty is er verbolgen over. „Santhoki is een Hindoestan. Hij is niet eens zwart.”