Driestar educatief presenteerde op 26 januari –in samenwerking met de TUA in Apeldoorn– de eerste Nederlandse christelijke schoolpedagogiek. De schrijvers, dr. A. J. Kunz en prof. dr. A. de Muynck, hebben een werk van formaat neergezet.
Het is een kloek werk dat veel studiezin vereist. Tegelijkertijd is het een heel stevige aanzet. Het vraagt wel nadere doordenking en moet in de praktijk verder handen en voeten krijgen.
Het boek draagt de titel ”Gidsen”. Die titel wijst zowel op de persoon als op het werk van de leraar. Hij of zij heeft een prachtige taak. ”Gidsen” zet in bij Psalm 78. Daarin komt aan de orde dat opvoeders een voorbeeldfunctie hebben. Zij mogen kinderen een voorbeeld geven, als zij zelf hun hoop op God stellen. Daarnaast wijst de psalmdichter erop dat het doel van die opvoeding is dat de kinderen niet dezelfde ongehoorzaamheid aan de dag leggen als hun ouders en leerkrachten. Een moed benemende opdracht voor opvoeders, als dezelfde psalm niet zou laten zien dat het de God van het verbond is Die in Zijn trouw en genade de macht van de zonde doorbreekt op grond van het volbrachte werk van Christus.
De auteurs zetten bewust in bij deze psalm, omdat ze niet „beneden”, bij mensen, willen beginnen. Ze noemen hun aanpak daarom een opdrachtgeleide pedagogiek. „Wie vanuit de opdracht wil denken, moet denken vanuit God, vanuit Zijn belofte, vanuit Christus Die de Heiland is” (pag. 18).
Integraal
Omdat het niet doenlijk is het boek in kort bestek samen te vatten, licht ik er enkele zaken uit. Allereerst valt de integrale benadering op. ”Gidsen” is echt een inleidingswerk. Het beschrijft bijvoorbeeld de verhouding tussen pedagogiek en theologie, gaat in op belangrijke aspecten als de kennisleer, beschrijft de didactiek die met de insteek van het boek is verbonden en eindigt met een schets van de herbergzame school en het ontwikkelen van de missie, visie en strategie. Kortom, het boek bestrijkt het brede terrein van de christelijke school. Dat is de kracht van ”Gidsen”.
Het is geen zelfhulpboek met enkele praktische tips voor het werken in de klas. Het geeft ook geen geïsoleerde behandeling van enkele pedagogische vragen. Het zet juist aan tot overdenken en doordenken van wezenlijke vragen in de schoolpraktijk. Vragen die nog niet eerder zo grondig en in samenhang voor ons christelijk-reformatorisch onderwijs behandeld zijn.
Triadische aanpak
Zoals dr. R. Toes in het Reformatorisch Dagblad van 15 december 2021 in waarderende zin over dit boek aangaf, brengen de schrijvers consequent de driehoek leerling, leerkracht en leerstof in. Daarbinnen positioneren ze de didactiek. Met deze eenvoudige grondstructuur belichten ze consequent tal van aspecten die het school-zijn betreffen en zorgen ze voor een handvat om het boek te doorzien en te begrijpen. Want het is wel een echt studieboek van niveau, dat veel concentratie van de lezers vraagt.
De driehoek die de auteurs steeds terug laten komen, zorgt ervoor dat thema’s geïsoleerd en ook weer in samenhang aan de orde kunnen komen. Deze triadische structuur en de uitwerking daarvan is een vondst.
Verhelderend
Het boek ontwart tal van thema’s die in het huidige onderwijs aandacht verdienen. Zo gaan de schrijvers in op de vraag of het Bijbelse inscherpen een vorm van indoctrinatie is of niet. Dit is een vorm van kritiek die onze scholen kunnen horen van een inspectieteam dat op bezoek is.
Kunz en De Muynck vinden overigens dat van indoctrinatie geen sprake is, omdat het de taak van een leerkracht is om leerlingen te stimuleren tot zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. De leraar doet dat vanuit een bepaald levensbeschouwelijk kader. Onderwijzen is immers niet vrijblijvend, gidsen wijzen de weg, omdat ze zelf geboeid zijn door de stof die ze de leerlingen laten meebeleven. „De christelijke leraar is nederig in die zin dat hij niet dwingt, maar dringt” (blz. 199).
Tussenbalans
Dit boek vormt een prachtige handreiking om in ons christelijk-reformatorisch onderwijs met elkaar na te denken over hoe de behandelde thema’s handen en voeten kunnen krijgen in de praktijk van alledag. Het geeft scholen ook een kans om de pedagogiek weer nadrukkelijker onderwerp van bespreking en studie te laten zijn.
De veelheid van vernieuwingen en thema’s die het onderwijs binnengerold zijn, hebben ervoor gezorgd dat het onderwijs steeds het risico loopt een machinerie te worden met een bijna niet meer te stoppen dynamiek. Juist in het christelijk-reformatorisch onderwijs kunnen we zo pas op de plaats maken om na te denken over goed en zinvol onderwijs en passende zorg voor onze leerlingen.
Reflectie
”Gidsen” vraagt om een lange verwerkingstijd. Met enkele alinea’s of oneliners doen we het boek geen recht. Tegelijkertijd rezen er bij het lezen wel enkele vragen. Ik noem er vier.
Mijn eerste punt heeft te maken met de traditie die aan ”Gidsen” voorafgaat. In een korte paragraaf worden enkele namen genoemd vanuit de traditie van de Vroege Kerk, de (Nadere) Reformatie en de 20e eeuw. De auteurs suggereren nergens dat ze bij nul beginnen. Waarom is echter niet nog explicieter en meer systematisch aangesloten of voortgeborduurd op het werk van vele, herkenbare namen, die elk op hun eigen manier hebben bijgedragen aan pedagogisch bewustzijn in het christelijk-reformatorisch onderwijs? Bij de introductie van een studieboek op masterniveau zou iets dergelijks kunnen helpen om de voorkennis te activeren en uit te breiden.
Piramide
Nooit ben ik een bezoek aan een aantal christelijke scholen in Engeland vergeten. Een van de docenten daar zei: „Ik onderwijs en vorm deze kinderen als mijn aanstaande medebroeders en -zusters in de gemeente. Het zijn nu weliswaar puberende jonge mensen, maar over enige tijd zijn zij volwassenen die als volwaardig lid in de kerkelijke gemeente hun plaats innemen.”
Mijn voorstel zou zijn om de triade van leerkracht-leerstof-curriculum om te vormen tot een piramide. Aan de top daarvan noteren we God. De auteurs zullen dat ongetwijfeld beamen, maar brengen de triade zo niet in. Door de triade meerdimensionaal te maken, krijgt ons onderwijs een extra dimensie die we niet onbesproken moeten laten in onze scholen. Het gaat immers niet alleen om Gods werkelijkheid, maar om God Zelf.
Een eenvoudig voorbeeld: soms wordt uitvoerig gesproken over de toedeling van klassen. Wie de klassen en de leerlingen als door God toebedeelde leerlingen ziet, zal anders naar zijn rooster of klas kijken. Er ligt een diepere bedoeling in het feit dat God mij deze leerlingen geeft in dit jaar.
Gods werk
Na lezing van het boek blijf ik met nog een derde vraag zitten. De auteurs beschrijven op bladzijde 278 de persoonsgerichte benadering. Daarin staat een leerling als mens tegenover zijn Schepper. Als van nature zondig en gevallen mens heeft hij wedergeboorte en bekering nodig. Leerkrachten zien dit als grote doel van hun onderwijs. ”Gidsen” begint zoals gezegd niet beneden, maar boven, bij de God van het verbond. Een dergelijke keus is door meer personen in de gereformeerde traditie gekozen.
De auteurs benoemen dat leerlingen en hun leerkrachten zondaren zijn. Ook miskennen ze de ernst van de zonde niet. Zij schrijven: „De Heilige Geest kan dat (de erkenning van het niet houden van Gods goede geboden, FvH) verdiepen tot besef van zonde en gebruiken om Christus te leren kennen en in Hem te geloven” (blz. 235). Naast de lijn van de verbondsrelatie zien we in de Bijbel echter ook de juridische lijn: God haat de zonde, straft die. Herstel van de verbroken relatie tussen God en mens is alleen mogelijk door Gods genade en het plaatsmakende werk van Christus in de harten van zondige kinderen en volwassenen.
Ook dat dient vorm te krijgen in onze pedagogiek. Ik zoek naar een verbinding tussen de opdrachtgeleide pedagogiek van dit boek en deze juridische lijn in de Schrift. Hoe zou dat kunnen gebeuren? Wat betekent dat voor onze pedagogische benadering? Juist het samen opgaan van deze twee lijnen, maakt dat we wegblijven van wettische werkheiligheid of oppervlakkig optimisme.
Spanning
De inzet bij Psalm 78 is een Bijbelse. De vraag die me bekroop, is hoe we de komende tijd om kunnen gaan met leerlingen die andere keuzes maken. Er zijn tweeërlei kinderen van het verbond. Er zullen leerlingen zijn die zich niet meer willen laten gezeggen door wat hun Schepper in Zijn Woord zegt. Hoe gaan we om met leerlingen die net als Ezau het eerstgeboorterecht (dreigen te) verkwanselen voor een schotel linzenmoes en radicaal andere keuzes maken?
Kunz en De Muynck schrijven behartigenswaardige dingen voor de ruimte van docenten, van leerlingen en de ruimte die er tussen hen in is. Het wordt spannend als wetgeving in de samenleving leerlingen in hun keuzes zal steunen. Hoe reageert de school dan? Het zou helpen als de auteurs de scholen hierin pedagogische handreikingen kunnen doen.
Wordt vervolgd
De schrijvers hebben een boek neergelegd dat het meer dan waard is om besproken, verder doordacht en uitgewerkt te worden. Het zal ongetwijfeld ook op tegenspraak stuiten. Het kan zo dienen als een goede oefening om de eigen visie en praktijk helder te krijgen en zo nodig aan te scherpen en wellicht een vervolg of uitwerking van het boek te schrijven. Er ligt in ieder geval een gedegen stuk werk, dat voldoende impulsen bevat om de uitdaging van een levende en zinvolle schoolpedagogiek handen en voeten te geven. Voor die prikkels tot bezinning en concretisering zijn we de auteurs dankbaar.
Boekgegevens
Gidsen. Een christelijke schoolpedagogiek, Bram de Muynck en Bram Kunz; uitg. Kok Boekencentrum; 320 blz.; € 39,99