In ”De vlinderdief” combineert Petra Crofton spanning en natuurliefde met een vleugje filosofie
In ”De vlinderdief” gaan de ouders van de 12-jarige tweeling Daan en Hugo een paar dagen weg en de jongens moeten bij hun oom en tante logeren. Die wonen buitenaf en het gaat zeker saai worden, denken de twee.
Natuurlijk is het tegenovergestelde waar. Daan wordt tegen wil en dank getuige van de diefstal van een beschermde vlinder en volgens de regels van het avonturenverhaalgenre gaat hij zelf op zoek naar de dader. Met succes, maar er zijn wel wat hobbels te nemen. Bovendien weet Daan soms ook zelf niet wat hij wil. Wat doe je bijvoorbeeld als een dader gezien zijn privéomstandigheden misschien beter hulp kan gebruiken dan straf?
Auteur Petra Crofton vertaalde eerder het veelbesproken jeugdboek van Corien Oranje en Cees Dekker over schepping en evolutie (”Het geheime logboek van topnerd Tycho”) in het Engels. Daarna schreef ze er zelf een vervolg op, waarin het klimaat het hoofdthema is. Ook in ”De vlinderdief” zet ze lezers aan het denken. Haar achtergrond –ze is ecoloog, filosoof en vlinderliefhebber– verrast niet als je het boek hebt gelezen. Ze laat lezers nadenken over de mate van straffen, maar uit het verhaal spreken ook liefde voor en verwondering over de insectenwereld. Tegelijk is ”De vlinderdief” gewoon een opgewekt, fijn geschreven en spannend verhaal over eigentijdse kinderen die minstens zo graag met hun mobieltje bezig zijn als dat ze iets gezelligs doen met hun oom en tante.
Boekgegevens
”De vlinderdief”, Petra Crofton; uitg. Columbus; 111 blz.; € 13,99