Kerk & religiediaconie
Hoe het voelt om aan te kloppen bij de diaconie

Wie de eindjes niet meer aan elkaar kan knopen, mag bij de diaconie van de kerk aankloppen. Hoe voelt het om die stap te zetten en hulp te krijgen? Een echtpaar dat hiermee ervaring heeft opgedaan, doet een boekje open over alle emoties die hierbij komen kijken.

Margreet van den Berg-van Brenk​
9 December 2022 15:38Gewijzigd op 9 December 2022 15:42
beeld RD, Alex van Pijkeren
beeld RD, Alex van Pijkeren

Even voorstellen: Jacob en Alinda zijn de ouders van een groot gezin. Door ziekte, allerlei tegenslagen en bijzonderheden komt er iedere maand te weinig geld op hun rekening binnen om in hun levensonderhoud te voorzien. Het echtpaar zit sinds het huwelijk in de schulden. „Toen zich een keer een situatie voordeed waarin acuut geld nodig was, besloten we na lang wikken en wegen de diaconie te bellen. Die bood een renteloze lening aan. We hadden eerlijk gezegd verwacht dat de diakenen in deze situatie blijmoedig en met een bewogen hart een schenking zouden doen. Het liep anders. Hierdoor begonnen wij ons huwelijk met rode cijfers. Deze eerste kennismaking met de diaconie maakte de drempel om later bij onze toenmalige gemeente aan te kloppen vele malen hoger”, vertelt Jacob, zittend op de bank naast zijn vrouw.

Jacob en Alinda zijn niet hun echte namen. Het echtpaar hecht eraan om het verhaal anoniem te vertellen. Alinda: „Dat we een beroep op de diaconie doen is iets wat we liever voor ons houden. Als onze namen erbij zouden staan, zouden we alleen de positieve ervaringen durven noemen. Door ook de moeilijke kant te delen, hopen we dat anderen meer inzicht krijgen in hoe zaken kunnen liggen. Onze ervaring kan ook herkenning en een steuntje in de rug geven aan mensen die in hetzelfde schuitje zitten als wij.”

Het echtpaar met geldzorgen geeft een inkijkje in hun leven aan de hand van de vier hoofdemoties: verdriet, vreugde, angst en boosheid. Omdat verdriet het overheersende gevoel bij Jacob en Alinda is beginnen ze daarmee.

Verdriet

Jacob: „Verdriet is er in de eerste plaats vanwege de situatie waarin we zitten. Ik kan er niet zijn voor de kinderen zoals ik dat zou willen. Er ligt zo’n druk op ons vanwege de financiën dat ik dingen van hen mis. Daar zit ik mee. Moeilijk vind ik het ook dat kinderen een uitweg zoeken uit het gezin, omdat er altijd zorgen zijn. Als een kind zegt dat hij iets nodig heeft, zou ik hem dat graag willen geven.

Wanneer heb je trouwens echt iets nodig? Die vraag stellen we hier vaak. We zijn constant prioriteiten aan het stellen. Nieuwe schoenen? Nee, ook al zijn je oude twee maten te klein en heeft dit dus hoge prioriteit, ik kan niet met je naar de winkel gaan. Misschien kan het als we van iemand iets krijgen of als de kinderbijslag binnen is. Onze kinderen zijn al jong financieel zelfvoorzienend. Niet omdat wij dat van hen vragen, maar omdat ze weten dat het geen zin heeft om bij ons aan te kloppen.

Iemand zei me eens dat hij de geldzorgen voor z’n kinderen verborgen hield. Ik zou willen dat ik het kon, maar ik zie niet hoe dat moet. Ik kan toch geen schoenen kopen als er geen geld op de rekening staat?

Als ik kijk naar hoe anderen met onze situatie omgaan, voel ik nog meer verdriet opkomen. De verzakelijking van de diaconie is voor ons geen verbetering. Er is een tijd geweest waarin de diakenen dichtbij stonden, met ons mee leefden. Nu sturen ze een financieel adviseur. Die behandelt ons als kleine kinderen en vertelt ons vooral wat we al lang weten, namelijk dat het niet uit kan. Ik ben elke dag aan het rekenen, aan het puzzelen. Inmiddels ben ik van alle mogelijke toeslagen en kortingen op de hoogte. We zijn niet dom. Door deze manier van doen voel ik me als een blok aan het been van de diaconie.”

Alinda: „Overdag heb ik het te druk om in te zitten over onze financiële situatie. De zorgen dringen zich ’s nachts aan mij op. Dan houdt de situatie me wakker. Ik weet niet hoe we hier ooit uit kunnen komen. Ik weet wel dat ik zelf liever droog brood eet dan dat ik m’n kinderen hun zelf verdiende geld af laat staan en waardoor ze vervolgens geen geld hebben voor hun opleiding. Ik gun ze een andere start dan wij hadden.

Dat de diaconie op afstand is komen te staan, doet ook mij verdriet. De mannen die namens God bij ons komen, weten niet hoe het echt met ons gaat. Met onze kinderen gaat het niet perfect, zal ik maar zeggen. Die zorgen deel ik niet meer met hen. Wat ik ook moeilijk vind, is dat ik een rem ervaar bij het luisteren naar de preek. Ik kan in de kerk niet om de kerkenraad heen.”

Vreugde

Alinda: „Hoe tegenstrijdig het in onze situatie ook mag klinken, er is vreugde. Die zit hem vooral in de dankbaarheid die ik ervaar. Er is een innerlijk vermaak in God, omdat Hij zorgt. Dat hebben we keer op keer op keer ervaren. De kinderen kunnen er ook niet omheen, ook al willen ze dat soms: God bestaat en Hij zorgt voor ons. Weet je nog, Jacob, dat we op een zaterdag niet meer dan 10 cent hadden, terwijl jij op maandag met de trein naar je werk moest? Ik heb nog gedacht: zal ik iemand bellen om geld te vragen? Dat heb ik niet gedaan, want het voelt voor mij alsof ik het plan voor God aan het invullen ben. Ik zie steeds meer dat ik alles aan Hem mag overlaten. Hij heeft veel beter overzicht dan ik. Een van de kinderen kwam thuis van een logeerpartij. Ze had een envelop voor ons gekregen. Het geld voor de treinreis was binnen! Ik zou een boek kunnen schrijven over de wonderlijke manieren waarop wij geholpen zijn. Regelmatig door mensen die we niet kennen, soms door mensen van wie ik dat het minst had verwacht, vaak door vrienden en bekenden. God geeft door hen mild en overvloedig. Dat geeft rust.”

Jacob: „Vreugde is er ook over de eerste jaren waarin de diaconie ons hielp. Het was niet makkelijk, maar wel goed en fijn. De diakenen kwamen als mensen en behandelden ons als mensen. Dat deed me zo goed. Hun betrokkenheid voelde als een steun in de rug. Na een zeer moeilijke periode in ons gezin kregen we toen zelfs iets wat niet had gehoeven: een korte vakantie. Daar zouden we nooit om durven vragen.

Troost is ook een vorm van vreugde, toch? Die ervaar ik vooral als ik merk dat God Zelf zorgt. Ik kijk steeds minder naar de manier waarop Hij zich van mensen bedient. Of dat nu diakenen zijn of andere mensen. De hulp komt van Hem. Dankbaarheid is er bij mij als we een korte adempauze hebben, waarin we heel even kunnen ontspannen. Als de tafel vol staat en de schoenen zijn gekocht.”

Angst

Jacob: „Het angstgevoel is er altijd en overal. Ik schaam me om überhaupt gebruik te maken van de diaconie. Het is spannend om de hele handel op tafel te leggen. Praat de diaken er niet met z’n vrouw over? Angst is er om geld aan iets uit te geven voor iets wat ik niet kan verantwoorden. Er is ook angst om te ontspannen. Als het een tijdje beter gaat, denk ik: Wat gaat er nu weer komen? De krampachtigheid waarmee ik met rekeningen omga, schaar ik ook onder deze emotie. Continu leef ik met de vraag: Hoe gaat het volgende maand worden? De energieprijzen zijn een nachtmerrie voor mij. Ik zou zo graag zonnepanelen op het dak hebben om de maandlasten te drukken, of zelfs iets terug te krijgen.”

Alinda: „Bij mij wordt m’n angst vooral veroorzaakt door de omgang met de diaconie. Die verhouding wil ik sowieso goed houden, maar dat kost mij veel spanning. Dan gaat het over zaken als hoe de financieel adviseur zich verhoudt tot zijn opdrachtgever, de diaconie. Is wat hij zegt ook de mening van de diaconie? En laat iedereen vooral open communiceren, dan weten wij waar we aan toe zijn. Er zit vaak ruis op de lijn.

Ik durf me nauwelijks te ontspannen. Als ik overdag een keer een boek pak, ben ik bang dat iemand me ziet en denkt: in die tijd had ze toch ook iets kunnen doen om geld te verdienen? Als ik in de kerk zit, kijk ik naar m’n kleren. Ze zullen toch niet denken dat ik daar te veel geld aan uitgeef? Als er een keer iets van luxe in huis is, voel ik me gedrongen direct uit te leggen dat ik het van iemand heb gekregen. Een geurtje kopen voor mezelf zit er niet in. We hebben het geld er niet voor, maar als ik het van iemand krijg, vind ik het nog lastig om op te doen. Als iemand het ruikt, kan hij denken: van welk geld koopt ze dat?”

Boosheid

Alinda: „Dat anderen gaan voorschrijven hoe wij moeten leven, daar word ik boos om. Mensen roepen dingen die niet kunnen. Moeten wij ons huis verkopen om vervolgens twee keer zo veel aan huur te moeten uitgeven als we nu aan hypotheek kwijt zijn? En waar vinden we een huurhuis dat groot genoeg is voor ons gezin? Tegenover God kan ik niet boos zijn. Wie ben ik tegenover Hem? M’n nood uitklagen, dat is wat ik doe. Hier verschillen Jacob en ik in van elkaar.”

Jacob: „Ja, mijn eerste uitlaatklep is boosheid, een emotie die je volgens sommigen niet mag uiten. Maar als ik dat niet doe, zou ik stikken. En ik mag toch oprecht verontwaardigd zijn over de manier waarop mensen met elkaar omgaan? Tegenover God roep ik het uit: Waarom moet het zo? Mijn boosheid komt vooral voort uit verdriet over onze gezinssituatie.

Ik denk vaak aan de rijke man en de arme Lazarus. In de hemel zijn de rollen omgedraaid. Maar, oneerbiedig gezegd, er gaan ook arme Lazarussen naar de hel. Armoede betekent geen toegangskaart voor het Koninkrijk. Ik ben niet altijd onderworpen aan de wil van de Heere. De weg die wij moeten gaan, maakt me soms wel klein.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Diaconaat

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer