Buitenland
Simone Weil en de zinloze oorlog

Van de in 2021 overleden kerkhistoricus Willem van ‘t Spijker is de uitspraak dat veel kerkscheuringen minder om leergeschillen dan om botsende karakters van leidende figuren plaatsvonden. In de wereldpolitiek is de dynamiek in wezen niet veel anders.

De Frans-Joodse filosofe Simone Weil. beeld onbekend
De Frans-Joodse filosofe Simone Weil. beeld onbekend

Halverwege een oorlog weten velen nauwelijks nog wat de inzet was, als ze het al ooit wisten. Grote woorden moeten de leegheid verhullen. Denazificatie. Of zelfs: desatanificatie.

De Frans-Joodse filosofe Simone Weil (1909-1943) tekende die gang van zaken haarscherp op. De tragiek van conflicten is volgens haar dat ze vaak geen definieerbaar doel hebben. „Voor iemand die ogen heeft om te zien, is er tegenwoordig geen beangstigender syndroom dan het irreële karakter van de meeste conflicten”, schreef ze eind jaren dertig.

In haar betoog analyseert ze het verhaal van de Trojaanse Oorlog uit de Ilias. Ze tekent die oorlog als een bijzonder bloedige strijd om een drogbeeld. Tien jaar lang slachtten Grieken en Trojanen elkaar af vanwege Helena – volgens de mythe de mooiste vrouw ter wereld. Niemand van de strijders was volgens Weil echter aan haar gehecht, behalve de krijger Paris. Desondanks moordde ieder er lustig op los.

Weil schrijft dan: „In het centrum van de Trojaanse Oorlog stond tenminste nog een vrouw, en bovendien een buitengewoon mooie vrouw. In onze tijd zijn het met hoofdletters opgesierde woorden die Helena’s rol innemen. Als we een van die door bloed en tranen opgezwollen woorden nemen en proberen de betekenis ervan te bevatten, stellen we vast dat het geen inhoud heeft.” Om welke begrippen het dan gaat? Natie, bijvoorbeeld, en veiligheid. Maar ook: kapitalisme, communisme, fascisme.

Het kernprobleem is volgens haar dat de begrippen verabsoluteerd worden en in de politieke retoriek dusdanig vervormd dat de oorspronkelijke betekenis nauwelijks meer in zicht is. In de context van een oorlog doet de realiteit er helemaal niet meer toe. Intussen oefenen de begrippen wel kracht uit, ze functioneren als motiverende factor om de wapens op te pakken. Met woorden oefenen leiders dus macht uit.

Wat daarbij ook nodig is, aldus nog steeds Weil, is dat de oorlogvoerende partij en de leider onschendbaar moet overkomen. Alleen dan krijgen holle frases een zwijm van onschendbaarheid. Als zo’n leider met een vredesvoorstel komt, ontstaan er direct scheurtjes in de retoriek. Het kon voor de tegenstander bovendien wel eens reden zijn er extra hard op los te slaan.

Dat haar inzichten van alle kanten van toepassing zijn op de huidige oorlog in Oekraïne, behoeft nauwelijks betoog. Uit allerlei berichten ontstaat het beeld dat veel Russische soldaten nauwelijks benul hebben wat ze in Oekraïne aan het doen zijn – op pad gestuurd met enkel wat nietszeggende frases. Tot optimisme over het verdere verloop van de strijd noopt de analyse van Weil hoe dan ook niet.

Belangrijk is een waarschuwing die Weil noteerde richting de verdedigende partij: ga niet denken zoals de vijand denkt. Ze schreef dat toen Duitsland in 1940 Frankrijk binnenviel. Verdedigen is noodzaak, maar terugslaan zoals de vijand slaat is een keuze. Wie de ander ziet als belichaming van het kwaad, heeft een vrijbrief vrijelijk te doden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer