Ouders uit Dirksland kiezen voor het leven na schokkende diagnose
Rond de twaalf weken zwangerschap komt aan het licht dat hun baby een ernstige buikafwijking heeft. De schok is groot. Toch denken Rick en Rosaline Kraaijeveld uit Dirksland geen seconde aan abortus. „Het leven is een geschenk van God.”

De helft van de Nederlanders breekt de zwangerschap af als uit de 13 wekenecho naar voren komt dat het kindje wat mankeert, blijkt uit recent onderzoek waarover het Reformatorisch Dagblad deze week schreef. Vooral bij levensbedreigende aandoeningen kiezen veel ouders voor abortus, maar ook bij genetische aandoeningen zoals het syndroom van Down wordt die keuze gemaakt. Zelfs bij goed te opereren afwijkingen, zoals een schisis (hazenlip) of een misvormde hand, vinger of teen, maken stellen niet zelden die keus.
Onvoorstelbaar, vindt Rosaline Kraaijeveld (24) uit Dirksland. „Ik krijg kippenvel bij de gedachte je kind in de moederschoot te doden. Hoe kun je zoiets doen als aanstaande ouders? Het ongeboren leven is een geschenk van God en draagt een ziel voor de eeuwigheid. Het is een pand waarop we zuinig moeten zijn.”
Kraaijeveld wil niet lichtzinnig doen over de impact van een afwijkende uitslag van een echo. Zelf weet ze daar alles van. In september belandt ze in een emotionele rollercoaster als de echo wijst op een ernstige afwijking bij de baby: gastroschisis. Hierbij liggen de darmen niet in het lichaampje van het kind, maar in het vruchtwater. Kraaijeveld is ruim twaalf weken zwanger als de aandoening aan het licht komt.

Spanning
Vanaf het moment dat ze dit bericht krijgen, gaat Rosaline twee keer per week met haar man Rick naar het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam voor controle. Vanuit Dirksland op Goeree-Overflakkee is dat bijna een uur rijden. Achter in de auto ligt een koffer met kleding en andere spullen, voor het geval ze in het ziekenhuis moeten blijven. Dochter Rhodé (2) blijft thuis en krijgt oppas.
Van de zwangerschap kan ze weinig genieten. „De arts adviseerde ons aan de bel te trekken als we minder leven voelden, want dan kon het zijn dat de conditie van het kindje achteruitging. Dus elke dag zaten we in spanning: wanneer voelde ik ons kind voor het laatst? Soms was het een halve dag stil. Een paar keer zijn we daarom voor extra controle bij de verloskundige geweest.”
Eind februari bevalt Kraaijeveld in het ziekenhuis. Binnen drie uur wordt de kleine Nienke geopereerd en plaatsen chirurgen haar maag en darmen terug in de buik. Daarna blijft het meisje anderhalve dag op de intensive care. Dan begint het herstel.
Inmiddels is het acht weken later en ligt Nienke nog steeds in het ziekenhuis. Zicht op ontslag naar huis is er nog niet, zegt Kraaijeveld. De darmpjes van het meisje vertonen geen peristaltiek en lijken daarom niet te werken. Daarnaast vermoeden artsen dat er een vernauwing is tussen de maag en de darmen, waardoor voedsel niet goed kan passeren. Nienke krijgt daarom voeding via een infuus in haar arm en minimale hoeveelheden borstvoeding via een slangetje in haar maagje.
„Nienke is een tevreden meisje”, zegt Kraaijeveld. „Als ze even borstvoeding mag drinken, zie je dat ze ervan geniet. Je krijgt er een lachje voor terug; daar doe je het voor.” Ondanks alle zorgen is de moeder dankbaar. „Het is niet vanzelfsprekend dat ik opnieuw in verwachting mocht raken en een kind ter wereld mocht brengen. Dit kindje is ons gegeven, het hoort bij ons en God zorgt ervoor. Daar zijn we heel dankbaar voor.”
Geen vruchtwater

Minder goed loopt het af met het dochtertje van Hans (49) en Mirjam (46) Walhout uit Ridderkerk: Nadia overlijdt anderhalf uur na de geboorte.
Vanwege medische problemen in de familie krijgt Walhout een echo als ze elf weken zwanger is. Daarop zien artsen niets afwijkends. Bij achttien weken krijgt ze opnieuw een echo. Dan blijkt er van alles mis te zijn. „Ik bleek geen vruchtwater te hebben”, vertelt ze. „Daardoor konden de longen van Nadia zich niet goed ontwikkelen.” Nog ernstiger is dat de nieren van het meisje vol cysten, holtes met vocht, zitten. „Het was gelijk duidelijk dat het kind niet levensvatbaar zou zijn.”
De eerste vraag die Walhout krijgt, is of ze de zwangerschap wil uitdragen of afbreken. „De gynaecoloog vroeg dat elke week, tot 24 weken.”
Voor het echtpaar is dat echter geen vraag. „Het leven is van God gegeven en het is niet aan ons om het einde te bepalen. Daarbij kwam dat ik m’n kindje voelde bewegen en er contact mee had. Ik zou het niet over m’n hart kunnen verkrijgen om dat leven bewust te beëindigen. Diep in je hart hoop je ook op een wonder. En je denkt: misschien zien de artsen het wel verkeerd.”
De artsen vergissen zich echter niet. „Na de geboorte hield ik het meisje op mijn buik vast en konden we afscheid nemen. Dat was heel heftig. Na het overlijden hebben we Nadia begraven. De begrafenis hadden we tijdens mijn zwangerschap al geregeld.”
Walhout mag geloven dat Nadia bij de Heere is. Toch mist ze het meisje nog altijd, twaalf jaar na dato. „Dagelijks is Nadia in onze gedachten. Ze zou nu met groep 8 meegaan op kamp. We hebben drie zoons. We vragen ons geregeld af hoe het zou zijn als we er een dochtertje bij hadden.”