OpinieOpinie

Zet omgaan met geld en bezit in het licht van de christelijke hoop

Wie door genade als burger van het Koninkrijk door de wereld gaat, leert delen. De echtheid van de christelijke hoop bewijst zich in mededeelzame liefde.

Ds. A.S. Middelkoop
23 April 2025 07:50Leestijd 6 minuten
„Het is een Bijbelse opdracht om de armen te voeden. Allereerst de huisgenoten van het geloof en van daaruit ook de rest van de wereld. Dat is allerminst een links verhaal.” beeld Getty Images
„Het is een Bijbelse opdracht om de armen te voeden. Allereerst de huisgenoten van het geloof en van daaruit ook de rest van de wereld. Dat is allerminst een links verhaal.” beeld Getty Images

Als kleine jongen ging ik met mijn vader mee om contant de rekening voor een vakantiehuisje te betalen. De Zwitserse eigenaar was kruidenier en christen. Boven de eettafel hing een plaat van de brede en de smalle weg. Toen mijn vader het geld uittelde en de eigenaar toeschoof, gaf deze een deel terug met de woorden: „Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad” (1 Timotheüs 6:10a). Hier is bij mij het zaad gezaaid van een diepe overtuiging: waar het geld ons tot Mammon wordt, verliezen we alles wat van waarde is. Wie daar los van komt, krijgt ruimte om te delen.

Hiernumaals en hiernamaals

De gereformeerde predikant ds. J. Overduin (1902-1983) beleefde een hel en een hemel in kamp Dachau. Naderhand schreef hij het indrukwekkende boek ”Het onaantastbare”. Hij had nadrukkelijk oog voor het belang van de christelijke hoop, die verder reikt dan de tijd. „Zoals er planten zijn die pas bloeien in armoede en gebrek, zo komt de christelijke hoop pas tot volle bloei in de meest behoeftige omstandigheden. Hier geldt ook het zalig zijn de armen van geest, de hongerigen en dorstigen, de lijders en de dulders, want hunner is het Koninkrijk, waarin een onsterfelijke hoop altijd uitzicht geeft op God.”

Met welvaart kopen we grote tuinen, relaties en vrijheid, maar God is niet te koop en de navolging evenmin

Als wij verzadigd zijn van dit leven is er nauwelijks ruimte voor de christelijke hoop. Volgens Overduin heeft het onkruid van veel wereldse verwachtingen de christelijke hoop verstikt. Met reden zegt Jezus daarom dat het bezwaarlijk is dat zij die het goed hebben, ingaan in het Koninkrijk van God. De focus ligt op het hiernumaals in plaats van op het hiernamaals.

Koninkrijk

In het Nieuwe Testament stuiten we keer op keer op het motief van het Koninkrijk van God. Soms aangeduid met het Koninkrijk der hemelen. Hierbij is sprake van een ”reeds” en een ”nog niet”. Met Jezus Christus is het Koninkrijk van God ingeluid, de burgers van dit Koninkrijk zijn onder ons. Tegelijkertijd staat de volle ontvouwing daarvan nog uit.

Angst voor tekort doet ons de hand op de knip houden

Dr. H. Ridderbos stelde dat het Koninkrijk daar zichtbaar wordt waar burgers worden ingelijfd: „De gave van het Koninkrijk is voor het volk, dat God zich van ouds verkoren heeft en dat in zijn eigenlijke en diepste betekenis aan het licht treedt in de gelovige aanvaarding van Jezus als de Christus, de drager van het heil des Heeren.”

Het Koninkrijk is dynamisch van inslag. Het breekt met kracht baan (Mattheüs 11:12, Markus 9:1). Ridderbos: „De komst van het rijk is immers het in werking treden van het grote eindhistorische drama. Zij werpt de mens in de crisis. Dit is wat aan de oproep: „Bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” zulk een indringende en onheilspellende kracht verleent.”

In Jezus’ prediking gaat het om God en de zaligheid. Naar Zijn welbehagen geeft de Vader aan Zijn kinderen het Koninkrijk; en in Zijn Koninkrijk zullen de rechtvaardigen stralen als de zon. Voor dit aardse leven zijn de burgers van dit Koninkrijk aangewezen op Gods tien geboden en de Bergrede, onder inwerking van de Heilige Geest al meer Zijn beeld gelijkvormig wordend. Zij kijken reikhalzend uit naar wat nog komt.

Op deze aarde

Levend in het heden grijpen wij niet op de toekomst vooruit. Wij trekken ons niet terug in kloosters, om aan de realiteit te ontsnappen. De Heere haalt hen die Hem toebehoren niet voortijdig uit de wereld. Zij dienen als pelgrims hun weg te gaan. Trouw in de dienst. De Engelse Bijbelvertaler William Tyndale geeft daar stem aan: „God beleeft niet meer genoegen aan de ene baan, dan aan de andere. Water inschenken, de vaat doen, een schoenmaker zijn, of een apostel – het is allemaal gelijk. Want als het erom gaat in hoeverre het God pleziert, zijn de vaat doen en prediken hetzelfde.”

Mammon

In de Bijbel vormt de Mammon, de geldgod, een steeds terugkerend motief. Wie de Mammon dient, komt uiteindelijk bedrogen uit. Guy de Rothschild zei over geld: „Iedereen heeft het, niemand heeft genoeg. We praten er met tegenzin over, maar denken nergens anders aan. Mensen omgeven het met hun intiemste gevoelens, hun wedijver, hun triomfen, hun frustraties, hun ambities, hun rancune. ’s Nachts groeit het uit tot iets dat leeft, dat verlicht, beschermt, overweldigt, verplettert. Een spookgod... het was een middel, maar het werd een doel.”

We zijn als rentmeester in deze schepping aangesteld en mogen daarin leven vanuit het diepe vertrouwen dat de Heere ziet en voorziet

We knielen maar al te makkelijk voor dit afgodsbeeld. Met welvaart kopen we privacy, grote tuinen en vrije tijd. We kopen relaties, vrienden en vrijheid. Maar God is niet te koop en de navolging evenmin. De Mammon zal in ons leven werkelijk van de troon af moeten, willen we leren dienen en delen.

Het is een Bijbelse opdracht om de armen te voeden. Allereerst de huisgenoten van het geloof en van daaruit ook de rest van de wereld. Dat is allerminst een links verhaal. Terecht zei de Braziliaanse aartsbisschop Hélder Câmara: „Toen ik de armen voedde, noemden ze mij een heilige; toen ik de armen vroeg waarom ze arm waren, noemde men mij een communist.”

Leven met tekort

Volgens Herman Paul wordt veel angst voor de toekomst ingegeven door angst voor tekort. Deze angst voor tekort doet ons de hand op de knip houden als het gaat om het delen van onze middelen met hen die niet hebben, ver weg en dichtbij. Paul vraagt zich af hoe deze opvattingen zich verhouden tot Filippenzen 4:19: „Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus.” Met een verwijzing naar Luther stelt hij dat angst voor tekort moeilijk te rijmen valt met vertrouwen op God. We dienen ons te oefenen in vertrouwen.

God is niet arm

Als de Heere uitkomst brengt, is dit zo vaak in ruime mate. Denk aan de bruiloft in Kana. Eerst is er een tekort aan wijn en na Jezus’ ingrijpen is er genoeg om het hele dorp te doen delen in de overvloed. God is niet arm, van Hem zijn immers de beesten op duizend bergen (Psalm 50:10). We zijn als rentmeester in deze schepping aangesteld en mogen daarin leven vanuit het diepe vertrouwen dat de Heere ziet en voorziet. Wie door genade als burger van het Koninkrijk door de wereld gaat, leert delen. De echtheid van de christelijke hoop bewijst zich in mededeelzame liefde.

De auteur is hersteld hervormd predikant te Sint-Annaland. Dit artikel is een samenvatting van zijn op 11 april in Goes gehouden lezing voor het Zeeuws Reveil, met als thema ”Pluk de dag! Of toch niet?”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer