Historie geeft koninklijke diademen en diamanten extra glans
Elk juweel vertelt een verhaal, is de overtuiging van juwelenhistoricus Martijn Akkerman. In zijn vorige maand verschenen boek ”Sprekende juwelen” passeren heel wat van die verhalen. Ook over koninklijke diamanten en diademen.
„Wij tellen geen karaten, wij tellen de eeuwen.” Met dat citaat van koningin Margrethe II van Denemarken opent Akkermans pennenvrucht. En inderdaad, juist het verleden geeft koninklijke juwelen extra glans.
Neem de Stuartdiamant, afkomstig van Mary Stuart. Het is een van de kostbaarste bezittingen uit de koninklijke kluis van de Oranjes. In opdracht van koningin Emma werd de diamant op een diadeem gezet voor de inhuldiging van haar dochter Wilhelmina.
Het had weinig gescheeld of we hadden Wilhelmina –en recent ook Máxima– er nooit mee gezien. Stadhouder Willem V had de Oranjejuwelen liefst verkocht toen hij eind achttiende eeuw als balling in Engeland verbleef. Dat gebeurde vaker: bij geldgebrek deden adellijke en koninklijke families juwelen van de hand om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Bekend is dat prins Willem van Oranje in 1572 al zijn juwelen en zilverwerk verpandde en verkocht om de strijd tegen de Spanjaarden te kunnen volhouden.
Dankzij doortastend optreden van Willems vrouw Wilhelmina van Pruisen werd voorkomen dat de Stuartdiamant verdween, schrijft Akkerman. De juwelen hadden zij en haar man bestemd om „voortaan en voor altoos geconsidereert te worden als juweelen aan ’t Doorlugtig Huys gehoorende, en dus door den Eerst gebore Prins alleen zullen bezeeten worden…” Willem had later spijt van dat besluit, schreef hij in 1796 aan zijn zoon. „Ze zouden nu een appeltje voor de dorst zijn geweest in geval van nood, maar door dit zotte en belachelijke contract ben ik nu niets waard. (…) Ik zou kunnen sterven van honger naast een schotel met stenen.”
Koningskroon
Verkoop zorgde er soms ook voor dat juwelen in een andere koninklijke familie terechtkwamen. Weinig mensen zullen weten dat de Britse koningskroon Nederlandse parels bevat, maar Akkerman legt haarfijn uit hoe dit zit. Volgens hem komen hoogstwaarschijnlijk twee van de vier parels op de Imperial State Crown, die de Britse vorst altijd draagt bij de opening van het parlement, uit Nederland.
Daarvoor moeten we terug naar 1613, toen de Staten-Generaal van Holland ze schonken aan Elizabeth Stuart, dochter van koning Jacobus I van Engeland. Zij trouwde met Frederik van Palts, die een kleinzoon was van Willem van Oranje. Bij een kennismaking met de Nederlanden kort na het huwelijk kreeg ze van de Staten-Generaal een collier met 36 diamanten, een snoer van 52 parels en een paar oorhangers met druppelvormige parels.
Die oorhangers hadden de Staten-Generaal in 1613 gekocht van prinses Emilia van Nassau, een dochter van Willem van Oranje. Emilia was tegen de zin van haar familie getrouwd met de rooms-katholieke en armlastige Emanuel van Portugal, maar wilde toch een zekere status ophouden. Het stel woonde op Kasteel Wijchen in Gelderland en om dat verblijf te renoveren, verkocht de prinses regelmatig kostbaarheden. Frappant genoeg werden haar oorhangers dus uiteindelijk door de Staten-Generaal gebruikt als huwelijksgeschenk voor haar aangetrouwde nicht Elizabeth.
Na Elizabeths overlijden erfde haar jongste dochter Sophia de oorhangers. De zoon van die Sophia werd uiteindelijk koning van Engeland, nadat de Engelse koningin Anne in 1714 kinderloos stierf.
Bruidsschat
De juwelenkist van de Oranjes werd vaak aangevuld rond een huwelijk. Zeker toen Anna Paulowna in 1815 trouwde met de latere koning Willem II. Tsaar Alexander gaf zijn zus een enorme collectie juwelen mee ter waarde van een miljoen roebel. Omgerekend was dat in die tijd ongeveer 1,5 miljoen gulden – met de huidige koopkracht komt dat neer op bijna 11 miljoen euro. Nadat de twee elkaar het jawoord hadden gegeven in Sint-Petersburg, reisden ze per koets terug naar Nederland. Een van de volgkoetsen vervoerde de bruidsschat van de prinses.
De juwelen overleefden de gevaarlijke reis. In 1820 bleven ze zelfs grotendeels gespaard bij een brand in het paleis in Brussel. In de nacht van 25 op 26 september 1829 ging het alsnog mis. Een inbreker wist een vitrine in te slaan en Anna’s juwelen te ontvreemden in een zijden sjaal. Die werd later op straat teruggevonden, maar de juwelen zelf waren spoorloos.
Voor de eerlijke vinder werd een bedrag van 25.000 gulden uitgeloofd. Er lag zelfs een dubbel loon in het verschiet als ook de dief gearresteerd kon worden. En dat gebeurde, ongeveer een jaar later in New York. Hij had een deel van de juwelen begraven in een bos in Brooklyn, een ander deel in de omgeving van Brussel. Het overige werd teruggevonden op een hemelbed in een herberg in Liverpool.
Juliana wilde geen diadeem dragen bij haar inhuldiging, haar kleermaker bevestigde daarom juwelen op een haarnetje
Haarnetje
Edelstenen kregen door de eeuwen heen soms een nieuwe bestemming. Bij haar inhuldiging in 1948 droeg koningin Juliana bijvoorbeeld een haarnetje waarop juwelen geborduurd waren. De vorstin wilde geen diadeem op, maar couturier Erwin Roger Dolder vond dat er toch iets op haar hoofd moest schitteren. De kleermaker stelde voor om een kapje te maken zoals vrouwen dat in de renaissance droegen. Hij werd uitgenodigd op Soestdijk, waar een aantal koffers met juwelen stond uitgestald. „Ik kreeg toestemming in de paarlen colliers te knippen en de andere juwelen te demonteren en er als het ware mee te borduren”, vertelde Dolder.
Op het kapje bevestigde de kleermaker vioolsnaren die hij had geverfd in saffier, dezelfde kleur als de inhuldigingsjapon. Op ieder kruispunt bevestigde hij een parel, een ster van briljanten of een motief van briljanten en robijnen.
Anekdotes genoeg dus. Wie houdt van historie, pracht en praal kan zijn hart ophalen met het boek van de juwelenhistoricus. Het bevat meer dan alleen verhalen over koninklijke juwelen, maar voor de liefhebber kunnen die eveneens boeiend zijn.
Sprekende juwelen, Martijn Akkerman; uitg. WBOOKS, 2024; 160 blz.; € 29,95.