D66 probeert voltooidlevenwet duw vooruit te geven
Door een rondetafelgesprek te organiseren in de Tweede Kamer probeert D66 maandag in de Tweede Kamer de voltooidlevenwet een nieuwe duw te geven. Nog steeds klinkt er stevige kritiek op het initiatief.
Mogen dokters het leven van een patiënt beëindigen als die dat verzoekt? Ja, besliste de volksvertegenwoordiging in 2001 door in meerderheid in te stemmen met de euthanasiewet. Die regelt de voorwaarden waaronder artsen stervensverzoeken mogen inwilligen. Kortgezegd moet er sprake zijn van overmacht, van conflicterende plichten, waarbij de arts het lijden alleen nog maar kan verlichten door het leven te beëindigen. Het stervensverzoek van de patiënt moet bovendien vrijwillig en weloverwogen zijn.
Hoewel de criteria gaandeweg steeds soepeler werden toegepast en de euthanasiecijfers piekten, begon het burgerinitiatief Uit Vrije Wil in 2010 een lobby voor een nog verdergaande wet, een voltooidlevenwet. Slechts één criterium zou daarin nog doorslaggevend zijn: de zelfbeschikking, oftewel de hoogst individuele ervaring dat het leven is voltooid. Een door D66 uitgewerkt initiatief voor zo’n wet werd in juli 2020 bij de Tweede Kamer ingediend en nadien her en daar nog wat verfijnd, mede in reactie op het kritische oordeel van de Raad van State. Momenteel wordt het voorstel verdedigd door D66-Kamerlid Anne-Marijke Podt.
In haar voorstel zijn behalve huisartsen straks ook GZ-psychologen, psychotherapeuten en verpleegkundigen bevoegd tot het uitschrijven van dodelijke middelen, mits zij een nog op te tuigen kopstudie levenseindebegeleiding hebben gevolgd. De burger met een doodswens dient de medicatie vervolgens zelf in te nemen. Voordat de levenseindebegeleider het recept mag uitschrijven, dient hij of zij drie gesprekken te hebben gevoerd met de hulpvrager. Tussen het eerste en het derde gesprek moeten minimaal zes maanden zijn verstreken. De hulpvrager moet daarnaast nog een gesprek voeren met een tweede, onafhankelijke levenseindebegeleider.
De initiatiefwet regelt verder een informatieplicht voor de huisarts. Wordt deze aangeklampt door de levenseindebegeleider met het verzoek inlichtingen te verstrekken over de gezondheid van de patiënt, dan dient hij die te geven. Mochten de huisarts en/of de levenseindebegeleider nog behandelopties zien, dan mag de levensbeëindiging toch worden doorgezet. Het volstaat als begeleider en hulpvrager samen de overtuiging hebben gekregen dat „andere hulp” niet is gewenst.
Ook wordt de levensbeëindiging meldplichtig. Daarvoor wordt een aparte toetsingscommissie opgericht. De wet bepaalt verder dat iemand minimaal 75 jaar moet zijn alvorens een stervensverzoek te mogen doen.
Rondetafelgesprek
Om de wet, die in de publiciteit wat was weggezakt, toch op de agenda te houden, organiseert Kamerlid Podt maandag een rondetafelgesprek met deskundigen. De meesten van hen lieten zich al eerder uit over het initiatief en hun kritiek op het wetsvoorstel blijft onverminderd groot, zo valt af te leiden uit hun vooraf gedane schriftelijke inbreng. Artsenorganisatie KNMG gaat daarin voorop.
Een breed gedeelde zorg blijkt te zijn dat er voor ouderen met een doodswens straks twee wetten naast elkaar bestaan: de euthanasiewet die nog de nodige drempels opwerpt en de voltooidlevenwet die de regie wil neerleggen bij de oudere. Dat roept de vraag op of de voltooidlevenwet datgene wat nog over is aan zorgvuldigheidseisen in de euthanasiewet straks niet ondergraaft.
Prof. dr. Paul Schnabel, die het kabinet-Rutte II in 2016 ontraadde een voltooidlevenwet op te tuigen, vindt het opnemen van de levenseindebegeleider in het beroepenregister voor artsen ongepast. „Het is geen regulier beroep, eerder een bijzondere taak.”
Op diezelfde lijn zit ook mr. Paul Mevis, hoogleraar straf(proces)recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „De arts die euthanasieverzoeken uitvoert, is een medisch geschoolde en getrainde zorgvuldige beslisser, die handelt in een breed beroepsmatig kader waarin genezen voorop staat en niet levensbeëindiging, tenzij echt niet anders mogelijk. Een ‘nee, tenzij’-attitude waarin de normale medische beroepsuitoefening remmend werkt, ook als bijdrage aan zorgvuldigheid en terughoudendheid. In het wetsvoorstel voor de voltooidlevenwet treedt in de plaats van de arts de levenseindebegeleider, wiens werkzaamheid en zelfstandige oriëntatie enkel de levenseindebegeleiding en de wens daartoe van de betreffende burger is. De vraag is welke bredere oriëntatie er dan bestaat om terughoudend te zijn in het algemeen belang van zorgvuldigheid.”
„Levenseindebegeleider is geen regulier beroep, eerder een bijzondere taak” - Prof. dr. Paul Schnabel
Opiniepeilingen
Zorgethicus dr. Els van Wijngaarden gaf een toelichting op haar onderzoek uit 2020, waaruit blijkt dat mensen met een lagere sociaal-economische status en vrouwen oververtegenwoordigd zijn in de groep burgers met een actieve doodswens. Het gaat volgens haar om een heterogene, complexe problematiek. Bovendien geldt dat leven met een doodswens of met een wens tot levensbeëindiging niet per definitie betekent dat men onmiddellijk dood wil, constateert Van Wijngaarden. „Mensen hinken vaak op meerdere gedachten: bij de meeste mensen gaat een doodswens samen met de wens om te leven.”
Uit dit alles volgt overigens niet dat de roep om de wet inmiddels is verstomd. Belangenorganisaties zoals de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) en lobbygroepen zoals Uit Vrije Wil zien haar liever vandaag dan morgen van kracht worden. Hun belangrijkste argument: de opiniepeilingen. Yvonne van Baarle van Uit Vrije Wil: „De peilingen geven reeds geruime tijd aan dat een meerderheid van de samenleving vindt dat hulp bij zelfdoding aan ouderen die hun leven voltooid achten, mogelijk moet zijn. In 2010 had Uit Vrije Wil met het burgerinitiatief Voltooid Leven binnen drie weken al 116.871 steunbetuigingen. Het laatste woord is nu aan de politiek.”