Voor veel gezinnen zijn opa en oma een reddingsboei in hun drukke bestaan. Ze passen wekelijks op, springen in als kinderen ziek zijn en als het herfstvakantie is, komen de kleinkinderen logeren. Maar: „De minister heeft het nooit over grootouders.”
„Als er toch eens geen opa’s en oma’s waren. Dan liep de maatschappij spaak”, zei Mieke Koning (78) laatst op het schoolplein tegen een andere oma die ook een kleinkind kwam halen. Zij en haar man Frans (74) passen twee dagen in de week op hun zesjarige kleinzoon. Ze halen hem op donderdagochtend op en brengen hem op vrijdag weer naar huis. „Dat doen we al sinds hij een paar weken was. We genieten er enorm van. Als hij er niet is, missen we hem.”
Zestig procent van de Nederlandse opa’s en oma’s past regelmatig op. Bij vier op de tien gezinnen een of meer dagen in de week, vaak gecombineerd met een crèche of gastouder.
Nu het herfstvakantie is, worden de oppassende grootouders extra zichtbaar: op de treinstations, in musea en dierentuinen kom je ze tegen met buggy’s of met aan iedere hand een kleinkind. Het Drents museum organiseert deze weken zelfs opa- en omadagen. „We merkten dat opa’s en oma’s vooral in de voorjaars- en herfstvakantie vaak oppassen”, zegt Hilde Boelema van het Drents Archief, dat ook aan de actie meedoet. Opa’s en oma’s die met hun kleinkinderen komen, krijgen korting.
Eindeloos loyaal
Grootouders zijn een belangrijke pijler onder menig gezin, zegt Lynn Berger die voor journalistiek platform De Correspondent de rol van grootouders voor gezinnen met kinderen onderzocht. „Door de lange wachtlijsten bij de kinderopvang, verwacht ik dat die rol alleen maar groter wordt.” Niet in de laatste plaats omdat grootouders zo loyaal zijn. „Je moet wel een heel goed excuus hebben, wil je nee zeggen als je kinderen je vragen of je wilt inspringen. Een oma vertelde me dat ze vrijwilligerswerk had aangenomen zodat ze voor die dag kon zeggen dat ze echt niet op kon passen.”
Mieke Koning heeft ook wel eens bedacht wat ze allemaal zou kunnen doen op de twee dagen dat haar kleinzoon bij haar is. „Taallessen geven aan vluchtelingen bijvoorbeeld. Dat zou ik leuk vinden. Maar ik zie de zorg voor mijn kleinzoon nu als mijn taak, het is op mijn weg gekomen en ik doe het met zo veel liefde en plezier, ik wil niet meer anders. Hij was een huilbaby en toen zijn vader weer moest werken - hij vaart en is steeds vijf weken van huis - ging onze schoondochter er bijna aan onderdoor. „Breng hem dan een nachtje bij ons”, zeiden we toen. Wij vonden het geweldig en mijn kleinzoon ook. Toen onze schoondochter weer ging werken, hebben we het zo gelaten. Nu hij naar school is, is het ook veel makkelijker dan toen hij kleiner was.”
Essentieel werk
Het werk dat opa’s en oma’s verzetten, zien beleidsmakers niet als werk, signaleert Lynn Berger, en dat vindt ze een kwalijke zaak. Want hun inzet is onmisbaar voor de infrastructuur van de samenleving. „Zorgen voor elkaar is een vorm van infrastructuur. Grootouders zijn daar onderdeel van. Beleidsmakers zien de zorg van grootouders echter als een individueel verschijnsel, niet als essentieel werk. Maar dat is het wel, het is een structureel onderdeel van de samenleving.
„Beleidsmakers zien de zorg van grootouders als een individueel verschijnsel, niet als essentieel werk” - Lynn Berger, onderzoeker bij De Correspondent
Bij discussies over kinderopvang voorspelden experts dat vrouwen niet nog meer zouden gaan werken als die gratis zou worden. Ze zouden een dag opvang door hun ouders inruilen voor een extra dag op het kinderdagverblijf. „Nou, dan hoeven we opvang dus niet gratis te maken”, was de reactie. Alsof opvang door grootouders niets betekent. Die tijd van opa’s en oma’s is toch ook onderdeel van de samenleving? Ze zouden ook actief kunnen zijn in mantelzorg of vrijwilligerswerk bijvoorbeeld. Bij arbeidsmarktbeleid moet je naar drie generaties kijken, niet alleen naar de arbeidsparticipatie van vrouwen, maar ook naar die van oma’s en de toekomstige generatie.”
Moeten grootouders dan betaald krijgen in de vorm van kinderopvangtoeslag bijvoorbeeld? Berger: „Wij hebben op alles een economische blik. Zodra er betaald wordt, erkennen we iets als werk. Maar dat is niet eerlijk. Voor sommige grootouders zou een vergoeding niet gek zijn, maar ik verwacht dat veel grootouders geen geld willen. Ze vinden het administratief gedoe en zijn bang dat ze aan allerlei plichten moeten voldoen als ze worden betaald. Bovendien vinden ze het vaak gewoon geweldig om op hun kleinkind te passen.”
Bij de kinderopvang is er minder aandacht voor de kinderen, ik houd daar niet zo van - Mieke Koning, oppassende oma
Als beleidsmakers grootouders erkennen als een belangrijke pijler van de samenleving, is dat al een hele stap, denkt Berger. „Laat de minister grootouders noemen in een debat over kinderopvang. Laat hem erkennen dat zo’n debat over meerdere generaties gaat.”
Intensieve band
„Ik zie om mij heen maar weinig opa’s en oma’s die zo structureel oppassen als wij”, zegt Mieke Koning. „Wel vaak in de vakanties, of als de nood aan de man is. Kinderopvang is ook mooi, maar niet voor iedereen betaalbaar. Mijn kinderen zouden het best kunnen betalen, maar ik ben daar misschien zelf een beetje conservatief in. Zo’n grote groep, zo’n grote setting, veel minder aandacht voor de kinderen, ik houd er niet zo van.”
Je krijgt ook een intensieve band met je kleinkind, merkt Koning. „Als zijn vader thuis is, komt hij wel eens een paar weken niet. Maar dan belt hij: „Oma, ik mis je zo.” „Ik mis jou ook”, zeg ik dan.”