Het ministerie van Justitie en Veiligheid is nog steeds van plan om de opvang van derdelanders per 4 september stop te zetten. Een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zitting had in Roermond, over drie derdelanders heeft volgens een woordvoerster „geen schorsende werking voor de gehele groep derdelanders”. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gaat tegen de uitspraak in beroep.
Het ministerie van Justitie en Veiligheid laat weten de Raad van State te vragen om het hoger beroep versneld te behandelen.
Volgens de rechtbank is het demissionaire kabinet niet bevoegd om de tijdelijke bescherming in te trekken van drie derdelanders die vanuit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht. De zaak was aangespannen door twee derdelanders met de Indiase en een met de Marokkaanse nationaliteit.
Deze drie zaken zijn onderdeel van een pilot. In de eerste ‘proefzaak’ van een derdelander uit Tanzania oordeelde de rechtbank in Rotterdam juist dat het kabinet wel bevoegd is om diens opvangregeling te beëindigen. „Daarnaast zijn we nog in afwachting van de andere behandelde zaken in dit proces”, aldus het ministerie.
Het gaat om derdelanders die zijn gevlucht uit Oekraïne na de Russische inval. Ze hadden een andere nationaliteit en studeerden of werkten in Oekraïne. De groep kreeg in Nederland eerst dezelfde bescherming als vluchtelingen met de Oekraïense nationaliteit, maar het kabinet wil die regeling vanaf 4 september beëindigen. Een aantal derdelanders is tegen dat besluit in beroep gegaan.