Ministerskandidaat Schouten: workaholic met een extra mobieltje
Betrouwbaar, intrinsiek gemotiveerd, hardwerkend en deskundig. Het zíjn nogal persoonskenmerken die worden toegedicht aan CU-Kamerlid Schouten. Alles wijst erop dat zij straks –mits de formatie slaagt– als eerste vrouwelijke CU-minister en mogelijk zelfs vicepremier dé spil wordt namens haar partij in Rutte III.
Drieëndertigduizendhonderdtweeëennegentig. Zo veel kiezers kleurden op 15 maart van dit jaar het rondje op hun stembiljet rood pal naast de naam van Carola Schouten (39). Twee keer zo veel als nodig om met voorkeurstemmen en dus op eigen kracht in de Tweede Kamer te worden verkozen.
Een van die 33.192 kiezers was níét Mette Lammers. Al had dat wel gekund. De 19-jarige studente verloskunde in Amsterdam kwam twee jaar lang, op haar zestiende en zeventiende, op zondagavond bij Schouten over de vloer, tijdens een door het CU-Kamerlid geleide kring voor jongeren uit haar kerk: de vrijgemaakt-gereformeerde kerk in Rotterdam-Delfshaven.
Dat Schouten een belangrijke functie had in de politiek, regelmatig op tv te zien was en ondertussen gewoon bij haar in de kerk zat, vond Lammers altijd al wel speciaal. Persoonlijk kende ze het Kamerlid toen echter nog niet. „Dat we plots als pubers uit de kerk bij haar thuis op de bank jeugdkring kregen, was natuurlijk bijzonder”, vertelt ze. Al sprak Schouten nooit veel over haar Kamerwerk. „Als dat gebeurde dan kwam dat meestal omdat wij er vragen over stelden. Zij deed er altijd heel nuchter over; wij vonden het natuurlijk superinteressant.”
Hoewel Lammers op 15 maart koos voor GroenLinks, bewaart ze aan die twee jaar jeugdkring (een combinatie van jeugdvereniging en catechisatie) alleen maar goede herinneringen. „Doorgaans wisselt zo’n groep na één jaar van leider, maar met ons klikte het zó goed dat we twee jaar zijn doorgegaan. Carola is een heel rustige persoonlijkheid. Ze is iemand die niet vooral zelf aan het woord is, maar juist goed luistert en ons uitnodigde om te vertellen en vragen te stellen.”
Een groot ministerie aansturen, met allemaal lastige ambtenaren, ziet ze Schouten dát straks ook doen? Lammers, lachend: „Ze heeft twee jaar lang een groep van vijftien pubers geleid, die heel lastige en soms ook wel bozige vragen stelden over het leven en het geloof. Als je dát aankunt, dan kun je volgens mij álles aan!”
Worst maken
Precies zo denken ze er bij de ChristenUnie ook over. Nog vóór de verkiezingen schoof fractieleider Segers daarom Schouten al naar voren als potentiële minister in een nieuw kabinet. „In haar heb ik enorm veel vertrouwen”, zei hij begin maart in deze krant. „Bijvoorbeeld als bewindspersoon op Economische of Sociale Zaken.” En ook voor Segers’ voorganger Slob staat vast dat de uit Rotterdam afkomstige alleenstaande moeder van een puberzoon alles in huis heeft om een kundig minister te worden. „Ik kan er best een beetje lyrisch van worden: zó goed en dan ook nog van de ChristenUnie”, zei hij onlangs over Schouten in het AD.
Het wekt daarom geen verbazing dat Segers zich door Schouten laat vergezellen tijdens de formatiegesprekken die zijn partij al maandenlang voert met vertegenwoordigers van VVD, CDA en D66. Waar andere partijen vóór de verkiezingen hoog opgaven over de vrouwelijke nummers 2 op hun kieslijsten, is de ChristenUnie de enige van de vier partijen waarin de electorale nummer 2 ook ná de verkiezingen met diezelfde egards wordt behandeld.
En dat is ook niet zo gek, want in Schouten heeft de politiek gezien nog onervaren Segers niet alleen een inhoudelijk sterk, maar ook een gewiekst onderhandelaar aan zijn zijde. Als geen ander weet de Rotterdamse hoe men in Den Haag worst maakt. In de ruim tien jaar dat ze rondloopt op het Binnenhof, raakt ze bedreven in het onderhandelingsspel. Steeds is ze dáár waar de politieke actie is.
Dat begint al direct nadat de boerendochter in 2006 in dienst treedt als beleidsmedewerker voor de CU-Tweede Kamerfractie. Ze raakt betrokken bij de formatie van het kabinet-Balkenende IV (CDA, PvdA, CU), dat het jaar erop aantreedt. Met haar financieel-economische expertise is Schouten op het juiste moment op de juiste plek.
Als begin 2009 de uit Amerika overgewaaide kredietcrisis ook Nederland raakt, sluit het kabinet met bonden en werkgevers een akkoord om de crisis te bestrijden. Als rekenmeester van haar fractie ondersteunt Schouten in die tijd het CU-smaldeel in het kabinet. „Ze is toen van onschatbare betekenis geweest”, zegt oud-partijleider André Rouvoet hier later over in de NRC.
Als na het vertrek van de PvdA uit het kabinet de demissionair geworden bewindslieden van CDA en CU nog even een miljardenbezuiniging in elkaar moeten draaien om de begroting van 2011 mooi te maken voor Brussel, speelt Schouten opnieuw een hoofdrol. Rouvoet vraagt haar de verkiezingsprogramma’s van CDA en CU naast elkaar te leggen om gemeenschappelijke bezuinigingsposten te zoeken. Zo timmert ze het pakket van 3,2 miljard euro aan bezuinigingen goeddeels alleen in elkaar.
In die jaren groeit bij Schouten het gevoel dat ze met haar talent ook zélf een meer vooraanstaande rol kan spelen in de politiek. In 2010 belandt ze op de zesde plek van de CU-kieslijst. Als Schouten desondanks nét niet wordt verkozen, zorgt het vertrek van Rouvoet –die het fractieleiderschap in die tijd overdraagt aan Slob– ervoor dat ze het jaar erop alsnog in de Kamer komt. Hoewel ze vooraf twijfels heeft of haar op dat moment 10-jarige zoon dit aankan, gaat Schouten vol voor het Kamerlidmaatschap. In maandblad Opzij zegt ze zelf over die periode: „Ik heb hem proberen uit te leggen wat het zou betekenen voor ons, maar ook waarom ik het graag wilde. Omdat het een plek is waar je echt iets kunt veranderen in de wereld.”
Als kersvers Kamerlid raakt Schouten opnieuw betrokken bij de akkoordenmakerij. Hoewel de CU in die periode in de oppositie zit, neemt de partij vanaf 2012 deel aan menig gedoogakkoord met het minderheidskabinet-Rutte II. Samen met de financieel specialisten van de overige partijen die in die tijd als ”constructieve oppositie” door het leven gaan, de Kamerleden Dijkgraaf (SGP) en Koolmees (D66), zet ze voor veel van die akkoorden de lijnen uit.
Dijkgraaf herinnert zich de onderhandelingen met het kabinet –waarbij soms zeventig tot tachtig uur per week wordt doorgewerkt– nog goed. Hem valt in die tijd de deskundigheid van Schouten op. „Carola weet waar ze het over heeft”, zegt hij. „En als ze dat een enkele keer niet weet, dan beseft ze dat ook en last ze een pauze in, waarna ze het weer wél weet.”
Doorvragen, dat doet ze ook. Dijkgraaf: „Ze neemt niet snel genoegen met een antwoord, maar wil álles weten. Hoe zit dit? Hoe zit dat? Wat zijn de alternatieven? Mij irriteerde dat weleens. Maar achteraf dacht ik vaak: Carola, je had wél een punt. Dan kwamen er toch dingen boven tafel.”
Een bekwaam onderhandelaar dus, die Schouten? „Ze kan onderhandelen, ja. Hard als het nodig is, maar nooit irritant hard.” Volgens de SGP’er beheerst ze het politieke spel door enerzijds goed te weten wat ze zelf wil, maar tegelijk slim genoeg te zijn om ook de tegenstander iets te gunnen. Dijkgraaf: „Je hebt weleens onderhandelaars die álles willen pakken, maar Carola beseft dat een deal alleen maar goed is als álle partijen tevreden zijn.”
Wat drijft Schouten om als alleenstaande moeder zich voluit te geven voor de politiek? „Ze is echt intrinsiek gemotiveerd” vindt Dijkgraaf. „Carola doet dit werk niet voor het geld en ook niet voor de eer. Ze wil echt verantwoordelijkheid nemen.”
Plichtsbesef
Dat plichtsbesef is ook wat CU-fractiewoordvoerder Jonathan van der Geer in zijn collega herkent. „Neem nu toen ze eind 2015 gekozen werd als voorzitter van de commissie die moest onderzoeken welke fractievoorzitter gelekt had uit de ”commissie stiekem”; de groep Kamerleden die onder strikte geheimhouding informatie krijgt van geheime diensten. Voor zoiets steekt ze echt haar vinger niet op. Tegelijk is ze ervan overtuigd dat zo’n onderzoek móét gebeuren. Dan loopt ze er ook niet voor weg, zelfs al is het afbreukrisico bij zoiets groot.”
Dat sterke verantwoordelijkheidsgevoel lijkt terug te voeren op haar jeugd. Schouten groeide op als middelste van drie dochters in een vrijgemaakt-gereformeerd boerengezin in het Brabantse Giessen. Op haar negende overleed haar vader na een val in een landbouwmachine. Zijn dood, op 47-jarige leeftijd, heeft haar gevormd, vertelt ze later in Opzij. „Ik was snel kind af en voelde een enorme verantwoordelijkheid”
Terwijl ze tot dan toe met de zonnige kant van het leven bezig was geweest –„met school, met paardrijden”– voelde ze voor het eerst de pijn van het leven. In de Volkskrant zegt ze daarover: „Na het ongeluk wist ik, ook al gaf ik daar toen dat woord nog niet aan, wat gebrokenheid betekent.”
Met haar moeder en zussen wordt de melkveehouderij van vader voortgezet. Als vrouwen in een mannenwereld verdelen ze de taken: haar oudste zus verzorgt de dieren, haar zusje doet het huishouden en Carola regelt de financiën. Amper 12 jaar oud denkt ze al mee over de timing voor de in- en verkoop van veevoer of over investeringen in de boerderij.
Hoewel het boerenleven haar nooit écht zal bekoren, groeit in die tijd haar liefde voor bedrijfseconomie. Als vijf jaar later de boerderij alsnog wordt verkocht, gaat ze daarom aan de Erasmus Universiteit Rotterdam bedrijfskunde studeren. Enkele bijvakken volgt ze in Tel Aviv. Enige tijd later keert ze zwanger uit Israël terug. Omdat er onvoldoende fundament is om een gezin op te bouwen, besluit ze haar zoon alleen op te voeden. „Ik kon altijd vooruitkijken”, zal ze later over die periode zeggen, „maar dát was het moment dat ik niet meer vooruit kón kijken. Mijn situatie leek kansloos, ik had geen huis, geen werk, was niet afgestudeerd – ik had niets.”
Er breekt voor Schouten een drukke periode aan, waarin ze de zorg voor haar jonge zoon combineert met een parttimebaan op het ministerie van Sociale Zaken én het afronden van haar studie in de avonduren. Met hulp van familie, vrienden en mensen uit de kerk slaat ze zich erdoorheen. Ook tijdens haar jaren in de politiek staat dit netwerk van naasten voor haar klaar om haar zoon op te vangen als het werk in Den Haag weer eens uitloopt. Naast haar smartphone heeft ze in die dagen nóg een mobieltje onder handbereik: een waarvan alleen haar zoon het nummer weet en dat altijd aan staat.
Met knetterhard werken weet Schouten niet alleen steeds de eindjes aan elkaar te knopen, maar ook indruk te maken, zegt Van der Geer. „Kennis is voor haar macht. Maar dat is meteen ook haar makke. Het grootste gevaar voor Carola is dat ze dag en nacht aan het werk is. Soms heb ik haar na een lange en intensieve werkdag de volgende ochtend om halfnegen aan de lijn en dan staat ze in de keuken een gezonde avondmaaltijd voor haar zoon te koken.” Er is, zegt hij, niemand die haar afremt. „Begrenzing zal ze dus zelf moeten inbouwen.”
Wat meer „lichtheid in het bestaan” is wat hij haar toe zou willen wensen. „Bij de ChristenUnie kunnen we sowieso wat zwaar op de hand zijn, maar Carola draagt soms echt de wereld op haar nek. Zes maanden na haar beëdiging als Kamerlid werd ze door de pers uitgeroepen tot politiek talent van het jaar. Ieder Kamerlid denkt op zo’n moment: „Nou, die is vast binnen!” Carola niet. Die denkt op zo’n moment vertwijfeld: hoe kan ik dít waarmaken?” Ik zou willen zeggen: Probeer wat meer te genieten van alles, dat mensen je waarderen en respecteren. Dat mensen blíj met je zijn!”
Preekstoel
Blij met Schouten is in ieder geval ds. P. J. Bakker van de Haagse Pax Christikerk, die het CU-Kamerlid kent van de zogenoemde Residentiepauzediensten in de Haagse binnenstad: maandelijkse gebedsbijeenkomsten op dinsdag rond lunchtijd, waarin een predikant uit de regio een meditatie verzorgt en een politicus van een van de drie christelijke partijen een toespraak houdt. Zowel dit jaar als vorig jaar beklommen Schouten en ds. Bakker tijdens dezelfde dienst de preekstoel van de Waalse Kerk aan het Noordeinde.
„Alleen is alleen”, herinnert ds. Bakker zich het thema van vorig jaar. Schouten leidt haar bijdrage in met de eenzaamheid van een Rotterdamse vrouw die, op enkele straten afstand van haar eigen woning, tien jaar dood in haar huis ligt alvorens haar lichaam wordt gevonden. Ds. Bakker haalt in zijn meditatie de lege plek aan die zijn overleden vrouw thuis achterliet. „Ik weet nog dat we na afloop tegen elkaar zeiden dat onze bijdragen elkaar mooi aanvulden.”
Wat ds. Bakker trof in de beide bijdragen van Schouten is „dat ze persoonlijk, inhoudelijk en integer waren en getuigden van scherp zicht.” Sowieso is de predikant „onder de indruk” van haar manier van doen. „Van haar nuchterheid en inzicht, haar zelfbewustheid en moed. Vanuit mijn predikantschap ken ik veel eenoudergezinnen. Ik wéét hoeveel het vraagt van een ouder om een kind alleen op te voeden. Daar is ze al die jaren mee bezig geweest. Ik neem daar mijn petje voor af. Dit is een vrouw van deze tijd die gewoon stáát in deze tijd en hierin haar verantwoordelijkheid neemt. Ik vind dat mooi om te zien en dan denk ik: dát is wat we nu nodig hebben!”