Discriminatie wegens zwangerschap
Een sollicitante deelt haar potentiële werkgever in het tweede sollicitatiegesprek mee dat ze zwanger is. Een week na dit gesprek krijgt ze te horen dat ze niet is aangenomen vanwege de zwangerschap.
Ze zou vier maanden uit de running zijn, en dat was „niet handig.” Mag een zwangere sollicitante om deze reden worden afgewezen? Ingevolge onder meer de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is discriminatie vanwege zwangerschap, kinderwens of moederschap verboden. Werkgevers mogen een sollicitant dus niet om deze redenen afwijzen. Tijdens de sollicitatieprocedure mag een werkgever daarover aan de sollicitant ook geen vragen stellen. De sollicitant hoeft op haar beurt bij een sollicitatie niet te melden dat ze zwanger is.
Hoewel de hiervoor genoemde regels vrij duidelijk lijken, is de naleving ervan in de praktijk weerbarstiger. Uit onderzoek door het College voor de Rechten van de Mens in 2016 blijkt dat 43 procent van de vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt te maken heeft gehad met mogelijke discriminatie wegens zwangerschap of pril moederschap.
Dit betekent dat jaarlijks in Nederland meer dan 50.000 vrouwen bij het solliciteren of op hun werk ervaringen hebben die duiden op zwangerschapsdiscriminatie. Van dit grote aantal gevallen van discriminatie wordt bij slechts een fractie de discriminerende werkgever aansprakelijk gesteld in een civiele procedure. In het gros van de gevallen komt de werkgever er dus mee weg.
Aansprakelijk
De vrouw uit de hierboven beschreven casus heeft wel stappen ondernomen om de werkgever aansprakelijk te stellen en heeft de zaak middels een klachtenprocedure bij het College voor de Rechten van de Mens aanhangig gemaakt. Als bewijs brengt zij een opname in van het telefoongesprek waarin haar afwijzing door de werkgever wordt toegelicht.
Het College oordeelt dat de werkgever een verboden onderscheid naar geslacht heeft gemaakt. Hierna is de vrouw een procedure bij de kantonrechter gestart om een schadevergoeding te vorderen. De kantonrechter concludeert dat de werkgever direct onderscheid heeft gemaakt door betrokkene geen arbeidsovereenkomst aan te bieden vanwege haar zwangerschap en veroordeelt deze werkgever tot betaling van een vergoeding voor de materiële schade ter hoogte van een jaarsalaris, wat in het geval van deze vrouw uitkwam op ruim 37.000 euro.
Immateriële schade
De door de vrouw gevorderde vergoeding voor immateriële schade wordt door de rechter niet toegewezen omdat de door haar aangevoerde psychische klachten niet waren onderbouwd met bewijs.
Voor deze vrouw is er –in elk geval financieel gezien – een zekere genoegdoening gekomen. Niet onbelangrijk is dat er hier sprake was van een werkgever die niet om de reden van afwijzing heen draaide. Vaak zal een potentiële werkgever als reden van afwijzing een reden opgeven die niet is gerelateerd aan de zwangerschap of ouderschap en is discriminatie vervolgens heel lastig te bewijzen. Voor de gelijke behandeling van moeders en zwangere vrouwen lijkt er daarom nog een lange weg te gaan.
De auteur coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij vakorganisatie RMU. Reageren? sociaal@refdag.nl