De dood van politieman Frederik van Pijkeren uit Oldebroek kort na de bevrijding in 1945 werd verzwegen. Zijn neef Gerard van Pijkeren dook in de archieven en ontdekte een dorp in oorlogstijd dat met hulp van dominees en zijn oom verzetsdaden pleegde.
„De zwartwit-foto van mijn oom die altijd op het dressoir stond, is nu eindelijk ingekleurd”, zegt Gerard van Pijkeren, schrijver van ”Verzet & gezag. Een geschiedenis van Oldebroek in de Tweede Wereldoorlog”. Geboren in het Veluwse Oostendorp in 1945 herinnert hij zich weinig van de verhalen over zijn oom. Bij hem thuis werd, net als in veel gezinnen in Nederland, gezwegen over de oorlogsjaren. Zijn oom Frederik van Pijkeren werd op 11 mei 1945 bij de kruising Eperweg-Noordweg in ’t Harde door een kogel dodelijk getroffen.
De schutter was een lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Was het een afrekening of een ongeluk? De schrijver raakte onder meer door zijn functie in de Pensioen- en Uitkeringsraad voor Oorlogsgetroffenen geïnteresseerd in verhalen uit de oorlog en hij besloot die vraag in een boek te beantwoorden. Het was een ongeval, zegt de schrijver nu stellig. „Frederik wordt met militair eerbetoon begraven en er wordt een straat naar hem vernoemd. Als er twijfel was over zijn rol in de oorlog, was dat niet gebeurd.”
Frederik van Pijkeren is 24 als de oorlog uitbreekt. Na omzwervingen in het westen van het land treedt hij in augustus 1943 in dienst bij het Korps Parketwacht in Zwolle, als wachtmeester. Hij verhuist met zijn vrouw naar deze stad. Van Pijkeren vervoert in deze functie onder meer arrestanten. Zijn uniform komt van pas in een andere functie, namelijk die van verzetsman. Waarom koos hij, met een Duitse moeder, voor het verzet? „Dat blijft gissen. Mogelijk speelde zin in avontuur een rol. Zijn schoonvader vond hem een branieschopper.”
Frederik brengt geregeld onderduikers naar verschillende adressen. De Duitsers laten hem door zijn uniform met rust. Hij verspreidt verzetsbladen zoals Strijdend Nederland en Trouw en hoeft zich, weer door zijn uniform, niet aan spertijd te houden. Toch worden agenten in de oorlog en vlak erna met argwaan bekeken. Volgden ze immers niet bevelen van de bezetters op? Op papier wellicht, maar in de praktijk kwam daar weinig van terecht, leerde de schrijver uit zijn archievenonderzoek. „Zeker hier op het platteland liepen betrouwbare agenten rond die samenwerkten met het verzet. Zo waarschuwden ze wanneer er razzia’s gehouden werden.”
Van Pijkeren ontmoet in het verzet zijn oud-buurjongen Otto Veening. De hulppredikant uit Utrecht keert in de oorlog terug naar zijn ouderlijk huis en leidt daar een verzetsgroep. Ook de dominees G. J. Koolhaas en J. Oussoren spelen hun rol in het verzet. Er worden zelfs geregeld kerkdiensten voor onderduikers op zondag wisselend in een van twintig afgelegen boerderijen gehouden. „Met wachtposten hielden ze de Duitsers in de gaten”, zegt Van Pijkeren.
Als Oldebroek op 18 april jubelend de Canadezen binnen ziet marcheren, zijn zowel Veening als Van Pijkeren lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. In die functie gaat Frederik op 11 mei met twee collega’s op pad om SS’ers te zoeken. In de meidagen na de bevrijding hebben achtergebleven Duitsers zich in de Veluwse bossen verschanst. Als een van de twee collega’s van Frederik op zijn fiets wil stappen, gaat zijn stengun af. Hij schiet zichzelf door zijn hand en een schampschot raakte de schedel van zijn collega. Frederik van Pijkeren grijpt naar zijn bovenlichaam en valt iets verderop in de berm neer. Hij wordt dodelijk in de lever geraakt. Frederik laat een vrouw en een kind van een paar maanden oud na. Kort na de oorlog vinden veel ongevallen plaats met dit type wapen. Door de lage kwaliteit van productie en net zo goed door onkunde, weet de schrijver uit onderzoek. Om ermee te kunnen leven, heeft mijn tante er vrij snel een streep onder gezet, zegt Van Pijkeren. „Over mijn oom werd vrijwel nooit meer gesproken.”
”Verzet & gezag. Een geschiedenis van Oldebroek in de Tweede Wereldoorlog” is te koop in de boekhandel op de Noord-Veluwe.