Oud-visser Jurie van den Berg: Techniek kan rampen niet voorkomen
Het vergaan van de garnalenkotter UK 165 ”Lummetje” rijt in Urk oude wonden open. Ondanks de technische vooruitgang blijft vissen een gevaarlijk beroep, zegt Jurie van den Berg, oud-visser en kenner van de scheepsrampen die Urk in de loop der tijd getroffen hebben.
Op het hoogste punt van het vroegere eiland, vlakbij het Kerkje aan de Zee, staat het vissersmonument: het beeld van een vrouw die uitkijkt in de richting van de Noordzee. Tevergeefs wacht ze op haar man en zonen. Aan de muur bij het monument hangt een lange rij zwarte marmeren platen. Hier staan de namen ingegrift van meer dan driehonderd mannen en jongens die bij hun werk op zee zijn omgekomen.
De laatste plaat is van 2015. De ramp met de Z 85 ”Morgenster” ligt nog vers in het geheugen. De onder Belgische vlag varende kotter verging begin dat jaar bij ruw weer in Het Kanaal. De vier bemanningsleden kwamen om, een van hen werd nooit gevonden. Een paar maanden later viel een visser van de PD 147, een Urker kotter onder Britse vlag, overboord en verdronk.
Er is alle reden om te vrezen dat binnenkort een nieuwe plaat op de muur moet worden geschroefd. De zoektocht naar schipper-eigenaar Jochem Foppen (41) –getrouwd en vader van drie kinderen– en bemanningslid Hendrik Jan de Vries (27) van de UK 165 bleef tot donderdagavond zonder resultaat. Vrijdag wordt verder gezocht.
Jurie van den Berg (54) zocht jarenlang naar de verhalen achter de namen op het vissersmonument. Hij schreef er een boek over onder de titel ”Een zee van tranen”. Het staat in elke Urker boekenkast, want vrijwel iedereen in het vissersdorp heeft wel een familielid op zee verloren.
Van den Berg weet hoe gevaarlijk de zee is. Zelf viste hij 23 jaar op een boomkorkotter. „Toen onze jongste geboren werd, in 2005, ben ik gestopt. Ik wilde meer thuis zijn en mijn zoon zien opgroeien”, vertelt hij.
Hoe hebt u donderdag beleefd?
„Ik was op mijn werk in Lemmer toen het nieuws naar buiten kwam. Een grote schok. De hele dag klampten collega’s mij aan en hadden we het erover. Iedereen hoopt dat de twee bemanningsleden snel gevonden worden.”
U kent de zee. Hoe kan zo’n ongeluk als met de Lummetje gebeuren?
„Wat er precies gebeurd is, moet nog worden onderzocht. Het was vlakbij de Razende Bol, een zandbank voor de kust van Texel. Droogtes en diep water wisselen elkaar daar af en er staat een sterke stroming. Ook liggen er veel wrakken. Misschien is het schip tijdens het vissen met een van de netten achter zo’n wrak blijven haken. Als dat gebeurt, kan een kotter zichzelf omtrekken. Dat gaat razendsnel.
Voor mij is duidelijk dat de UK 165 op het moment van het ongeluk nog aan het vissen was. Dat leid ik af uit de plek waar de kotter gezonken is. Misschien deed de bemanning een laatste trek, voordat ze weer naar de haven gingen.
Er niet ver vandaan, in het Molengat, is in 1967 de UK 223 ”Maartje” vergaan. Van de vijf bemanningsleden van die kotter zijn er in de weken daarna slechts drie gevonden.”
De UK 165 is een 20 meter lange garnalenkotter, een vrij klein schip. Hoe zeewaardig is dat?
„Ik twijfel niet aan de zeewaardigheid. Het schip is gebouwd in 1986 en wordt elk jaar gekeurd door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Vorig jaar heeft het nog een tijd in de Urker haven gelegen voor een grote onderhoudsbeurt. De weersomstandigheden van donderdag kon dit schip zeker doorstaan.”
Zijn scheepsrampen als deze voor de Urker vissersvloot zeldzamer dan vroeger?
„Dat kun je niet zeggen. In maart 1976 verging de UK 63 ”Zuiderzee” met man en muis. Op die kotter voer mijn oom Jurie van den Berg met zijn zoons Jan Jurie en Roelof, een aangetrouwde neef van mij en nog een vijfde bemanningslid. Het wrak werd pas in de zomer gevonden. Urker kotters zijn er toen omheen gaan vissen en hebben één lichaam in hun netten gekregen. Dat verhaal was voor mij later reden om mijn boek te schrijven. In mei van datzelfde jaar verging de UK 62 ”Wilco”. Die bemanning wist op een vlot te komen en werd na twee dagen levend teruggevonden.
Ik was elf jaar toen mijn oom en neven verdronken. Lange tijd waren er geen grote rampen met Urker schepen. Maar in 1994 verging de FD 141 ”Larissa”, een Urker kotter onder Britse vlag. Die werd ten noorden van Terschelling door een vrachtschip overvaren. De zes bemanningsleden verdronken. Het jaar daarop was er een gasontploffing aan boord van de UK 114 ”Lummetje” waarbij drie mannen omkwamen. Daarna duurde het tot 2015, toen de Z 85 ”Morgenster” in Het Kanaal verging en de vier bemanningsleden verdronken. Maar in de jaren tussen deze rampen zijn er nog veel individuele ongevallen geweest waarbij Urker vissers zijn omgekomen.”
Welke rol spelen technische ontwikkelingen?
„In de jaren negentig werd EPIRB verplicht. Dat is een noodradiobaken, dat een signaal afgeeft als een schip zinkt, zodat dat voor de reddingsdiensten terug te vinden is. Bij de UK 165 heeft EPIRB donderdag de Kustwacht gealarmeerd. Maar destijds bij de Z 85 werkte het niet.
Tegenwoordig is het ook verplicht om overlevingspakken aan boord te hebben. In zo’n pak kun je een tijd overleven als je in zee terechtkomt. Maar hoe gaat dat? In zo’n stijf pak kun je niet werken, dus je draagt het niet continu. Als een schip langzaam zinkt, heb je misschien tijd om het aan te trekken maar bij een plotselinge ramp niet.
Verder heeft elke kotter een of meer reddingsvlotten aan boord. Die blazen zichzelf op. Twee ooms van mij hebben zich in 1973 op zo’n vlot weten te redden, toen de UK 2 ”Adriaantje” bij Denemarken zonk.
Begin jaren 90 kwam fabrikant Marelec met een systeem op de markt dat ervoor zorgt dat de scheepsmotor stopt en de lier het net laat vieren, als dat tijdens een trek plotseling ergens achter blijft haken. De grote boomkorkotters hebben dit vrijwel allemaal geïnstalleerd. Maar het is een duur systeem. Ik weet niet of de UK 165 zo’n beveiliging aan boord had.”
Naast de reddingsdiensten zoeken sinds donderdag ook vissersschepen naar de vermiste mannen.
„Het hoort bij goed zeemanschap dat je te hulp schiet als iemand in nood is. Dat werd ons op de visserijschool al ingeprent. De hele vloot hoopt dat de vermiste collega’s snel gevonden worden. Ik verwacht dat de zoekactie nog wel een aantal dagen door zal gaan. In februari 1999 is het lichaam van een jonge visser met zo’n actie gevonden, op de dag voor de Urker biddag, vier dagen nadat hij overboord was geslagen.”