Hoop rond koopzondag Veenendaal gevestigd op SP
In de discussie over de koopzondag in Veenendaal heeft zowel VVD als SGP zijn hoop gesteld op de SP. Meer dan een kwart van de werknemers ervaart druk om op zondag te werken, maar de SP –die met één zetel de doorslaggevende stem heeft– weet nog niet of dat reden is om tegen te stemmen.
Maximaal zes keer mogen de winkels in Veenendaal op zondag open: alleen wanneer er een evenement in de gemeente plaatsvindt. Woensdag verscheen een evaluatie over de ervaringen met de eerste drie koopzondagen.
De evaluatie moet de partijen helpen bij het stemmen voor óf tegen de koopzondag. De gemeente Veenendaal telt 33 zetels, waarvan er tot nu toe steeds 16 vóór en 16 tegen stemden. De SP die in Veenendaal één zetel bezet, kan de doorslag geven.
Uit de evaluatie blijkt onder andere dat meer dan een kwart van de werknemers zich door hun werkgever gedwongen voelt op zondag te werken. Fractievoorzitter Breur van de SP in Veenendaal had zo’n hoog cijfer niet verwacht. „Ik had wel voorzien dat het effect zou optreden. Dat is ook de reden dat wij terughoudend zijn in het vrijgeven van de koopzondag.” Of deze uitkomst ervoor zorgt dat de SP tegen de koopzondag stemt, kan Breur niet zeggen. „We hebben nog geen fractieoverleg gehad en ik heb het rapport nog niet gelezen, maar het is in ieder geval een factor die we zwaar zullen meewegen.”
Dat stemt de SGP hoopvol. Fractievoorzitter Both: „De SP stelt de werknemer centraal en is daar consistent in geweest. Het is duidelijk dat de werknemer niet staat te springen om een koopzondag; 47 procent is er voor, maar meer dan 25 procent voelt zich onder druk gezet door de werkgever. Wat dat betreft heb ik dus hoop op de SP.”
Fractievoorzitter Lochtenberg van de VVD hoopt juist dat SP de koopzondagen door laat gaan. „Je merkt dat Veenendaal verdeeld is over de koopzondag, maar waar ik blij mee ben is dat er onder de ondernemers draagvlak blijft bestaan. Keuzevrijheid is voor ons het belangrijkst.” Hoewel uit de enquête blijkt dat een deel van de werknemers zich tot zondagswerk gedwongen voelt, is dat voor Lochtenberg geen reden om de koopzondagen stop te zetten. „Ik had niet verwacht dat zoveel mensen dit gevoel zouden hebben, maar de wet is duidelijk: je bent niet verplicht tot zondagswerk. Bovendien kunnen werknemers zich wel gedwongen voelen, maar zíjn ze dat ook echt? Ik ben daar niet bij geweest en wil er terughoudend over zijn. Waar ik wel bij ben geweest is de koopzondag. Ik heb gezien hoeveel mensen er waren en hoe mooi het was. Ik hoop dat de SP dat ook ziet.”
Ook vanuit vakorganisatie RMU klinken kritische reacties op de evaluatie. „Als ik inzoom op de werknemers dan vind ik de uitkomst dramatisch”, stelt voorman Peter Schalk. Uit het rapport blijkt volgens hem dat juist degenen die de koopzondag in gang moeten houden, „de pineut” zijn. „De meerderheid van de werknemers wil geen koopzondag en van hen die wel voor zijn, wil slechts een deel op zondag werken. Zeker nu de toeslagen voor zondagswerk onder druk staan, betekent dit dat er veel dwang zal worden uitgeoefend op werknemers om te gaan werken.”
Een positieve noot die Schalk uit het rapport haalt, is dat „heel veel mensen” de zondag als rustdag noemen. Zo stelt de helft van Veenendalers het behoud van de rustdag belangrijk te vinden. Van de winkeliers en werknemers die niet op zondag willen werken, stelt respectievelijk 62,3 en 70,8 procent dat niet te willen vanwege het belang van de zondag als rustdag.
Ook CNV Vakmensen stelt dat het „natuurlijk nooit de bedoeling kan zijn dat medewerkers zich gedwongen voelen om te moeten werken op zondag.” Het kunnen behouden van de zondagsrust is volgens de vakorganisatie „nog altijd voor veel mensen een belangrijke waarde en die mag niet in het gedrang komen omdat men door koopzondagen min of meer verplicht is te gaan werken.” Wel meent CNV dat ontwikkelingen in de maatschappij, zoals de koopzondag, „niet te stoppen zijn”.