Christenen met een moslimachtergrond kunnen in Nederland lang niet altijd vrijuit hun geloof belijden. Geweld en bedreiging door hun vroegere geloofsgenoten liggen op de loer.
Dat leert een inventarisatie onder ruim tien sleutelfiguren, vooral voorgangers en mensen die in azc’s actief zijn.
De mate waarin tot het christendom bekeerde moslims met geweld en bedreigingen te maken hebben, varieert sterk per migrantengroep. Vrijwel elke Somaliër kan erover meepraten. In mindere mate geldt dat voor andere groepen. Iraniërs lijken op de minste problemen te stuiten.
Simon van Dijk (gefingeerde naam) is missionair werker onder Somaliërs. Hij belegt noodgedwongen geheime samenkomsten. „Wij zijn denk ik de enige schuilkerk in Nederland. Extra wrang als je bedenkt dat wij op de achtergrond soms de gebedsoproep vanaf de minaret horen.”
Van Dijk zegt dat vrijwel elke Somaliër die christen wordt zijn geloof voor zichzelf houdt. Om de schijn op te houden, sturen sommige ouders hun kinderen gewoon naar de Koranles. „De paar die ervoor uitkomen, zijn bedreigd. Iemand vertelde mij dat zij in een kamer is opgesloten. Daar werd zij met haar hoofd tegen de muur geslagen en moest zij Koranrecitaties beluisteren. Van een ander circuleert haar foto op internet met daarbij de oproep om haar te doden.”
Binnen de Turkse gemeenschap komen bedreigingen frequent voor, weet ds. Cees Rentier, directeur van de Stichting Evangelie & Moslims. Het doet zich volgens hem ook voor bij evangelisatiewerk. Hoe islamitische Turken reageren op iemands bekering, wisselt sterk, aldus ds. Rentier, die erbij zegt dat het aantal Turken dat tot geloof komt nog heel klein is. Uit welk soort familie iemand komt doet ertoe, evenals iemands geslacht en leeftijd.
Voorganger Gijs van den Brink van multiculturele huisgemeente Elim in Doorn kent Afghaanse vrouwen die christen werden, maar in het azc noodgedwongen een hoofddoek ophielden. „Het is voorgekomen dat broeders die het opnamen voor een zuster die haar hoofddoek afdeed eerst werden bedreigd door Marokkanen. Later liep dat uit op een handgemeen, waarbij er werd gestoken.”
Japke de Kraker-van Abbema, pastoraal werker in diverse azc’s, weet dat er jaren geleden in het azc in Bergum (Friesland) „bekeerlingen” werden lastiggevallen. Dat is volgens haar minder geworden. „Maar helaas zijn er nu in het azc van Sint Annaparochie bedreigingen. Ik ken een Afghaan die als enige van zijn familie Jezus wil volgen. Hij komt daarom nauwelijks meer uit voor zijn geloof.”
Diverse ex-moslims van Hoop voor Noord in Amsterdam kregen „gedoe met familie en vrienden”, zegt voorganger Jurjen ten Brinke. „Onze Iraanse leidinggevende vond op haar auto zelfs bloemen die overduidelijk van het kerkhof waren gehaald. „Je moet dood”, stond erbij.”
Joan Bonhof, voorganger van de ICF Utrecht, zegt dat er geen eenduidig beeld is. Er zijn ook veel ex-moslims die nauwelijks problemen ondervinden. Zijn ervaring is dat Iraniërs het minst bedreigd worden, simpelweg omdat er de achterliggende jaren relatief veel Iraniërs tot geloof zijn gekomen. Christelijke Somaliërs hebben het volgens hem het zwaarst, maar ook Irakezen die openlijk christen worden moeten daar vaak een hoge prijs voor betalen.
Ds. Rentier denkt dat het geweld tegen ex-moslims eerder af- dan toeneemt. Ten Brinke vindt dat moeilijk te zeggen, want velen doen geen aangifte. „Het onzichtbare leed is vele malen groter dan het zichtbare aspect.” Van Dijk: „Tien jaar geleden zei iedere Somalische moslim dat er geen Somalische christenen bestonden. Nu wordt dat wel erkend. Ik verwacht dat tot het christendom bekeerde Somaliërs zich uiteindelijk net zo frank en vrij durven laten dopen als Iraniërs. Maar er is nog een lange weg te gaan.”