Zijn vader wilde hem doden omdat hij christen was geworden. Daarom ontvluchtte Zaïd Haider (36) twee jaar geleden Irak. Maar in Nederland voelt hij zich ook niet veilig. „Moslims pesten mij regelmatig en bedreigen mij zelfs.”
Haider groeide op in Dora, een wijk in het zuiden van de Iraakse hoofdstad Bagdad. Toen Saddam Hussein in het land de scepter nog zwaaide, woonden er veel christenen in Haiders omgeving. De Irakees sprak hen dagelijks en wist goed wat ze geloofden. Na een jarenlang proces van onder meer het vergelijken van de Bijbel en de Koran werd hij christen. „De Koran zag ik niet langer meer als een heilig boek. Maar de Bijbel begon ik als Gods Woord te zien.”
Kerken weigerden hem echter bij de deur, omdat hij volgens zijn identiteitskaart moslim was. „Ze vreesden dat ik een zelfmoordterrorist was. Ik kon dus ook niet gedoopt worden, hoewel ik dat graag wilde.”
Op een dag vertelde Haider zijn ouders dat hij christen was geworden. Daarvoor moest hij wel moed verzamelen. Eerst geloofden ze hem niet, omdat hij thuis als grappenmaker bekendstaat. „Toen ze begrepen dat ik het meende, begon mijn moeder te schreeuwen en te vloeken en werd mijn vader agressief.”
Uitgeprocedeerd
Na een verhitte discussie pakte zijn vader een geweer en vuurde op zijn zoon. Als door een wonder raakte de kogel Haider niet. Een dag later ontvluchtte hij zijn geboorteland. Met een bootje maakte hij de oversteek van Turkije naar Griekenland en kwam uiteindelijk in maart 2016 in Nederland terecht.
Hoewel hij aanvankelijk uitgeprocedeerd leek, wordt zijn zaak op dit moment opnieuw behandeld. In het asielzoekerscentrum van Heerhugowaard, waar hij sinds vier maanden verblijft, wacht hij op uitsluitsel.
In de twee jaar dat Haider in Nederland is, voelt hij zich nog steeds niet veilig. Overal waar hij verbleef –het azc in Echt, de bed-bad-broodopvang in Amsterdam en het azc in Heerhugowaard– bedreigden en pestten moslims hem verschillende keren vanwege zijn bekering tot het christendom.
Vogelvrij
In de bed-bad-broodopvang in Amsterdam voelde Haider zich min of meer vogelvrij. „Ik sliep in een ruimte met zestien bedden. Twee keer hadden kamergenoten mijn bed ondergeplast, wat ik merkte toen ik onder de dekens wilde stappen. „Sorry”, zeiden mensen die het daar voor het zeggen hadden. „We kunnen niets voor je doen.” Ze adviseerden me naar de politie te gaan, maar dat heb ik niet gedaan. Ik kan niks bewijzen en vreesde dat de pesterijen alleen maar erger zouden worden. Bovendien was ik, net als alle anderen, uitgeprocedeerd. Welke straf kunnen ze iemand dan nog geven?”
In de azc’s weet Haider zich omringd met mensen die er dezelfde denkbeelden als zijn vader op na houden. Veel landgenoten, en mensen uit andere moslimlanden, groeten hem niet meer nadat ze ontdekten dat hij uit de Bijbel leest en naar de kerk gaat. Ook sissen ze hem bedreigingen toe als: „We maken je af”, en: „In Irak weten ze wel raad met mensen zoals jij.”
Haider: „Ik ben bespuugd. Ook maakte ik mee dat mijn fiets werd gesloopt en het slot van mijn deur kapotgemaakt. Soms wordt tijdens maaltijden het vlees van mijn bord gejat. Sommigen gedragen zich als tieners op de middelbare school. Hoewel het hier veiliger is dan Irak waan ik me soms in mijn thuisland. En dat terwijl ik toch echt in Nederland ben.”
Nachtmerries
Ook zijn vader laat hem niet met rust. „Hij is een gepensioneerde hoogleraar en heeft het geld en de middelen om mij ook in Nederland serieus te bedreigen. Zo stuurde hij mij een gesproken bericht waarin hij zei dat hij mijn neven op mij af zou sturen.”
Het voortdurend blootstaan aan angstige gevoelens eist zijn tol. Meermalen per week heeft Haider nachtmerries, waarbij beelden van zijn schietende vader en de bootreis naar Europa terugkomen. Maar sommige islamitische asielzoekers laten hem ook als hij in de put zit niet met rust. „Ze maken mijn geloof belachelijk. „Waarom vraag je niet of je God Jezus je wil helpen?” kreeg ik eens te horen.”
Toch peinst de Irakees er ook nu niet over om aan de bel te trekken of zelfs aangifte te doen. „Ik ben bang voor de consequenties.”
Haider wil niet in mineur eindigen. In het azc kan hij het met twee christelijke gezinnen uit Irak goed vinden. Met hen gaat hij ook zondags naar de pinkstergemeente Shalom in Heerhugowaard. En soms bezoekt hij met een vriend een Iraakse kerk in Goes. „Daar hoor ik het Evangelie in mijn eigen taal. In die kerk krijg ik geestelijk voedsel waar ik de rest van de week op kan teren.”
Moslimdaders
Toen Haider nog in Amsterdam woonde, bezocht hij de samenkomsten van baptistengemeente De Verbinding in Amsterdam-West. Nadat voorganger van die kerk Joël Boertjens op zondag 12 november 2017 van de bedreigingen van de Irakees hoorde, twitterde hij: „Vanmorgen wéér contact gehad met gemeentelid (ex-moslim) die in ons eigen Nederland wordt bedreigd door moslims. Wanneer komt hier eens aandacht voor??!! #boos.” Een stroom aan reacties volgde.
Boertjens is sinds ruim twee jaar voorganger van De Verbinding. Eerder werkte hij acht jaar in Brabant. In de wijk waar het kerkgebouw staat, wonen veel moslims. Zo kleurden de meeste inwoners tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar het vakje rood voor de partij DENK.
Toch is in Amsterdam-West lang niet iedereen moslim. Een aantal bewoners keerde de islam zelfs de rug toe om zich aan te sluiten bij De Verbinding. Dat kwam sommigen duur te staan, omdat moslims hen bedreigden.
Een maand na de tweet van de Amsterdamse voorganger publiceerde het Christelijke Informatie Platform (cip.nl) een interview met hem. Ook in diverse andere media kwam Boertjens aan het woord. In zijn woning in Amsterdam-Zuidoost legt hij uit wat hem beweegt.
Hoe vaak is het voorgekomen dat ex-moslims uit uw gemeente te maken kregen met bedreigingen of erger?
Boertjens: „Het gaat ongeveer om een geval of tien. Eén persoon is daadwerkelijk mishandeld. Leerlingen van een middelbare school sloegen een tienerjongen van Marokkaanse afkomst in elkaar. De reden was dat zijn moeder de Heer heeft leren kennen en hij met haar meeging naar onze samenkomsten. Anderen kregen te maken met verbaal geweld, intimidaties en pesterijen. Ik vind het belangrijk om te zeggen dat de daders moslim zijn. De afgelopen twee jaar heb ik 26 mensen gedoopt. Van één voormalige atheïst weet ik dat haar ouders woedend waren over haar keus, maar zij werd niet mishandeld of bedreigd.
Hoe anders is dat voor ex-moslims. Als zij worden gedoopt, moeten tijdens de dienst alle camera’s uit; foto’s van hun doop mogen niet online verschijnen. In Brabant maakte ik zelfs mee dat iemand het in het doopbad uitschreeuwde van angst. Hij besefte heel goed dat dit het einde van zijn leven kon betekenen, mocht zijn keuze uitlekken. Tijdens getuigenissen moeten deze mensen hun woorden wegen. Een Marokkaanse lichtte eens toe waarom ze gedoopt wilde worden, maar durfde slechts omfloerst over de islam te spreken.”
Deden alle slachtoffers aangifte bij de politie?
„Nee, en daarom kaart ik dit probleem aan. Sommigen zijn in hun eigen land gevlucht voor de regering en wantrouwen daarom de overheid. Anderen die hier zijn opgegroeid, vinden dat er in Amsterdam geen veilig klimaat is om aangifte te doen.
Ik begrijp dat wel. De man die in december bij een Israëlisch restaurant de ramen insloeg, liep twee dagen na zijn ogenschijnlijk politieke daad weer vrij rond. Voor slachtoffers is dat weinig bemoedigend.
Neem ook die discussie of hoofddoekjes bij de politie moeten worden toegestaan. De Amsterdamse korpschef zwengelde nota bene zelf de discussie aan. Maar mijn gemeenteleden doen nu al geen aangifte van bedreiging door moslims; laat staan dat ze dat zouden willen doen tegenover een agente met hoofddoek.”
In hoeverre speelt dit probleem breder dan in uw eigen kerk?
„Binnen Amsterdam hebben alle mij bekende kerken die ex-moslims in hun midden hebben ermee te maken. Van een gemeente buiten Amsterdam weet ik dat verschillende ex-moslims zijn bedreigd. Enkele jaren geleden zijn daar zelfs meerdere personen het ziekenhuis in geslagen. Toen is er overigens wél aangifte gedaan.
Ik durf niet te zeggen of dit probleem toeneemt. Ik vertel wat ik zie en meemaak en bij ons komt het helaas vaker voor.”
Waarom verweet u in eerdere interviews christelijke leiders lauwheid?
„Er is vanuit christelijke kring onvoldoende aandacht voor de problemen waarmee christenen met een moslimachtergrond in Nederland te maken krijgen. Mijn analyse van de islam is dat de heilige teksten van deze godsdienst veel problematische passages bevatten. Zeker omdat deze teksten in de islamitische theologie doorgaans worden geïnterpreteerd als oproepen die voor elke tijd en in elke context gelden. Ook ken ik geen islamitisch land waar christenen, Joden en homo’s alle ruimte krijgen.
Weinig voorgangers zeggen mij dit na, waarschijnlijk omdat ze bang zijn om in het rechtse kamp gezet te worden. Theologen als Alain Verheij en Frank Bosman vielen me bij EO-radioprogramma Dit is de Dag en op Jalta.nl hard af. Aanvankelijk zou ik ook aanschuiven bij het EO-tv-programma De Tafel van Tijs. Dat werd echter te elfder ure afgeblazen, met wat vage redenen omkleed. Die avond zag ik dat in de desbetreffende uitzending het boek ”Donuteconomie” wél uitgebreid aan de orde kwam. Dat zal ongetwijfeld boeiend zijn, maar ben je dáár een christelijk medium voor? Ik stoor me wel vaker aan dit programma. Zo werd de recente discussie over hoofddoekjes bij de politie alleen gevoerd door mensen die dit een prima idee vinden.
Bij christelijke politici mis ik vaak de moed en de dapperheid om dingen bij de naam te noemen. Als ik hen aan de telefoon heb, spreken sommigen een heel andere taal dan in het parlement. Dat stelt me diep teleur. Kritiek op moslimscholen en op islamitische preken slikken ze in het openbaar in, uit vrees dat er aan hun eigen voorrechten wordt getornd.
Ik vind het exemplarisch dat het Forum voor Democratie mij naar aanleiding van mijn tweet als eerste politieke partij uitnodigde. Aan de Amsterdamse Herengracht heb ik een heel constructief gesprek gehad met lijsttrekker Annabel Nanninga. Gelukkig belden uiteindelijk ook CDA, ChristenUnie en SGP. Hopelijk leidt het ertoe dat Nederlandse christenen meer aandacht voor en compassie met hun vervolgde broers en zussen in Nederland krijgen.”
De SGP publiceerde eind 2016 een stevig islammanifest. De van de hand van Segers afkomstige islamnota uit 2009 is toch evenmin soft?
„Van der Staaij durft wel scherp uit de hoek te komen. Bovendien verwoordt hij zijn islamkritiek op een prudente manier, zonder te bashen en kwetsend taalgebruik te gebruiken.
De ChristenUnie vraagt terecht veel aandacht voor vervolgde christenen in het buitenland, maar laat het in eigen land mijns inziens te vaak afweten. De partij heeft goede visiedocumenten over de verhouding tussen christendom en islam. Maar in debatten komt dit veel te weinig naar voren. Woordvoerders brengen allerlei onnodige nuances aan en blijven vaak weg van een inhoudelijke discussie over de gevolgen van meer islam in Nederland.
Dat is jammer, want de ChristenUnie bevindt zich bij uitstek in de positie om op dit punt dingen voor elkaar te krijgen. Al was het maar door helder te benoemen dat de oorzaak van het discrimineren van homo’s, Joden en christenen –een immens groot en groeiend probleem– in zeer veel gevallen is gerelateerd aan de islam en de bijbehorende cultuur. Als dát klip-en-klaar benoemd wordt, kan er vervolgens gewerkt worden aan de aanpak van het probleem.”
Welke oplossing suggereert u?
„Ik ben absoluut niet voor een heksenjacht op de islam. Maatregelen als het sluiten van moskeeën, het verbieden van de Koran en een hoofddoekjesverbod gaan mij veel te ver, zijn irreëel en onwenselijk.
Wél wil ik christelijke politici, opiniemakers, theologen en andere christelijke leiders oproepen om hun stem te laten horen om zodoende geestelijke broers en zussen die nota bene in ons eigen Nederland worden bedreigd, te steunen en te bemoedigen. Wees bereid moedig te zijn en voor hen op de bres te staan, ook als je hiervoor zelf wat van je comfortabele (christelijke) leven in zou moeten leveren. We zijn dat aan onze bedreigde broers en zussen verschuldigd. Zij zijn de geloofshelden van vandaag.”